ECLI:NL:GHAMS:2005:AT6212
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Wigleven
- M.E. van Zandwijk-Hillebrands
- E. Gras
- Rechtspraak.nl
Erkenning van vaderschap en verkrijging van de Nederlandse nationaliteit voor minderjarige
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2005, is de moeder in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Haarlem. De moeder verzocht om gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de vader voor hun minderjarige kind, geboren op 12 april 2003. De vader had het kind op 14 april 2003 erkend, maar de rechtbank had het verzoek van de moeder afgewezen op basis van artikel 1:207 lid 2 sub a van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat vaderschap niet kan worden vastgesteld als het kind al twee ouders heeft.
De moeder voerde aan dat de erkenning door de vader niet voldeed aan de wensen van de ouders, omdat het kind anders pas na drie jaar de Nederlandse nationaliteit zou kunnen verkrijgen, wat zou leiden tot een periode van staatloosheid. De vader en de bijzonder curator steunden de moeder in haar verzoek. Het hof oordeelde echter dat de erkenning van het vaderschap door de vader op 14 april 2003 al voldoende was om het vaderschap rechtens vast te stellen. Het hof bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het verzoek van de moeder niet kon worden toegewezen, omdat de erkenning al had plaatsgevonden en er geen juridische basis was voor een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
De beslissing van het hof was dat de bestreden beschikking werd bekrachtigd, waarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank werd gehandhaafd. Het hof benadrukte dat eventuele bezwaren tegen de nationaliteitswetgeving in een andere procedure aan de orde kunnen worden gesteld, maar dat dit niet van invloed was op de huidige zaak.