ECLI:NL:GHAMS:2005:AT5859
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D.B. Bijl
- J.M.E. Jonk
- Rechtspraak.nl
Keuze voor fiscaal partnerschap niet meer mogelijk na onherroepelijke aanslag
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2005, gaat het om een beroep van belanghebbende X tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. Belanghebbende, geboren in 1958 en ongehuwd, voerde tot het overlijden van haar moeder op 17 juni 2002 een huishouden met haar moeder B. In haar aangifte inkomstenbelasting voor 2002 heeft zij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.052 opgegeven en een bedrag van € 5.460 als buitengewone uitgaven in verband met ziekte, waaronder kosten van het overlijden van haar moeder. Belanghebbende heeft echter in deze aangifte niet gekozen voor fiscaal partnerschap.
De inspecteur heeft de kosten in verband met het overlijden van de moeder niet in aftrek aanvaard en het belastbare inkomen vastgesteld op € 17.357. De kern van het geschil is of de inspecteur terecht de kosten van het overlijden niet in aftrek heeft aanvaard. Het Hof overweegt dat volgens artikel 6.16 van de Wet inkomstenbelasting 2001 buitengewone uitgaven alleen in aanmerking komen indien de moeder van belanghebbende ook fiscaal partner is. Aangezien belanghebbende niet voor fiscaal partnerschap heeft gekozen, kan zij de kosten niet in aftrek brengen.
Het Hof concludeert dat de keuze voor fiscaal partnerschap niet meer kan worden gemaakt, omdat de aanslag van de beoogde partner onherroepelijk vaststaat. Dit betekent dat belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. D.B. Bijl, lid van de belastingkamer, en mr. J.M.E. Jonk als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.