ECLI:NL:GHAMS:2005:AT4672
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de objectafbakening bij aanslagen onroerendezaakbelastingen in Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 april 2005 uitspraak gedaan in een geschil over de objectafbakening bij aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) voor de objecten a-kade 15, a-kade 15-1e en a-kade 17 te Amsterdam. De belanghebbende, eigenaar van deze objecten, maakte bezwaar tegen de objectafbakening die leidde tot de oplegging van afzonderlijke aanslagen voor de OZB. Hij stelde dat de objecten ten onrechte als afzonderlijke onroerende zaken waren aangemerkt, omdat ze identiek zijn en slechts over één rioolaansluiting en één toilet beschikken. De belanghebbende verzocht om één aanslag voor de gecombineerde objecten in plaats van twee afzonderlijke aanslagen.
De verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, betoogde echter dat de objectafbakening in deze procedure niet meer aan de orde kon komen, omdat de WOZ-beschikkingen, die de basis vormden voor de objectafbakening, onherroepelijk waren vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de objectafbakening niet opnieuw kon worden aangevochten in het kader van de OZB-aanslagen, aangezien de WOZ-beschikking als een vaststaand gegeven moest worden beschouwd. Dit betekent dat bezwaren tegen de objectafbakening in het kader van de WOZ-beschikking naar voren hadden moeten worden gebracht.
Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de geldigheid van de opgelegde aanslagen. Tevens werd opgemerkt dat de verweerder had toegezegd de aanslagen in de rioolrechten voor de objecten a-kade 15 en 15-1e te reduceren tot één aanslag per jaar. De uitspraak benadrukt de lijdelijke positie van de belastingwet ten opzichte van de WOZ-beschikking en de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig bezwaar te maken tegen WOZ-beschikkingen als zij de objectafbakening willen aanvechten.