ECLI:NL:GHAMS:2005:AT4478
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.P.F. Slijpen
- B.A.E.G. Geel-Cieraad
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van kosten voor thuiszorg als buitengewone uitgaven in het kader van de Wet inkomstenbelasting 2001
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2005, staat de aftrekbaarheid van kosten voor thuiszorg centraal. De belanghebbende, geboren in 1916, woonde tot 6 juli 2001 zelfstandig en had geen naaste verwanten. Voor haar verzorging maakte zij gebruik van particuliere hulpen van de thuiszorg. In 2001 bedroegen de kosten van de thuiszorg tot 6 juli 2001 € 32.928 en na deze datum € 4.354. Deze kosten werden in mindering gebracht op het inkomen en door de inspecteur in aftrek toegelaten.
De inspecteur betwistte echter de aftrekbaarheid van deze kosten, met als argument dat de medische noodzaak niet was vastgesteld door een arts en dat de zorg van het verpleeghuis voldoende was. Het Hof oordeelde dat, gezien de ziekte van Alzheimer van de belanghebbende en het overgelegde logboek van de thuiszorg, de uitgaven als buitengewone uitgaven konden worden aangemerkt. Het Hof stelde vast dat de werkzaamheden van de hulpen als gezinshulp konden worden gekwalificeerd, ondanks het feit dat de belanghebbende in een verpleeghuis verbleef.
Het Hof verwierp de stelling van de inspecteur dat de uitgaven niet aftrekbaar waren omdat de belanghebbende geen beroep kon doen op zorg van familie of kennissen. Het Hof concludeerde dat de vermogenspositie van de belanghebbende niet relevant was voor de aftrekbaarheid van de kosten. De inspecteur had bovendien geen relevante wetsgeschiedenis aangevoerd ter ondersteuning van zijn standpunt. Uiteindelijk oordeelde het Hof dat het beroep van de belanghebbende gegrond was, de aanslag werd verminderd en de inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 644.