ECLI:NL:GHAMS:2005:AT3219

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-006733-04
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Boekhorst Carrillo
  • A. Luikinga
  • J. Gillissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gewapende overvallen en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht van 8 november 2004. De verdachte is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij twee gewapende overvallen, één op een videotheek en één op een supermarkt, en voor het gebruik van een valse naam bij de aanvraag van een reisdocument. De overvallen werden gepleegd door een groep gemaskerde en gewapende mannen die de aanwezige personeelsleden onder bedreiging met vuurwapens vastbonden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen en valsheid in geschrift. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de professionaliteit van de overvallen en de eerdere strafbare feiten van de verdachte. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en heeft een lange geschiedenis van contact met politie en justitie. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op vijf jaar, waarbij het ook de schadevergoeding aan de benadeelde partij, de Videotheek, heeft toegewezen. De vordering tot schadevergoeding van EUR 735,96 is toegewezen, met de verplichting voor de verdachte om dit bedrag te betalen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de beslissing.

Uitspraak

Parketnummer: 21-006733-04
Uitspraak dd.: 16 maart 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 8 november 2004 in de strafzaak tegen
[verdachte]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 maart 2005 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting opgegeven dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij hij ter zake van het onder 5 tenlastegelegde werd vrijgesproken, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van verdachte uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 1, 4 en 6 primair tenlastegelegde werd veroordeeld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd – voor zover thans van belang - dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de tenlastelegging bijlage IIb)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 4 en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof is van oordeel dat de door verdachte bepleite vrijspraak voor het hem onder 4 tenlastegelegde wordt weersproken door de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op het verkorte arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte, afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Met betrekking tot het onder 4 bewezenverklaarde overweegt het hof in het bijzonder het volgende.
- Uit het opsporingsonderzoek van de politie Regio Utrecht naar diverse gewapende overvallen op supermarkten en banken kwam naar voren dat de overvallers gebruik maakten van weliswaar een wisselende samenstelling maar steeds dezelfde modus operandus: de overvallers reden met een gestolen auto of een auto met gestolen kentekenplaten naar de plaats van de overval, alwaar ze met bivakmutsen op, gewapend met op vuurwapens gelijkende voorwerpen, met gebruikmaking van portofoons en tie-rips de overval pleegden.
- Op 8 oktober 2003 is door een getuige gezien dat vlak na de overval op de supermarkt Edah te Utrecht een personenauto, Renault Laguna, kleur zilver of grijs, vanaf de achterzijde van de EDAH met hoge snelheid wegreed. Dit betreft een zelfde type auto als de auto die een broer van verdachte, zijnde [....], in eigendom heeft en waarin zijn andere broer [.....] meerdere malen heeft gereden.
- De overval is gepleegd door drie of vier gemaskerde en gewapende mannen. Onder
bedreiging van de vuurwapens zijn de aanwezige personeelsleden met de polsen op de
rug vastgebonden met behulp van tie-rips. Ook hebben de overvallers met elkaar contact
gehouden via portofoons.
- Na de overval is gebleken uit de inventarisatie bij de supermarkt dat er – onder meer – een tweetal mapjes, in de kleuren bordeaux rood en/of donker paars, zijn ontvreemd met daarin de omzet van de dag ervoor.
- Uit een opgenomen telefoongesprek tussen [een medeverdachte] en verdachte is gesproken over “bruine mapjes”. De inhoud van dit afgetapte telefoongesprek duidt naar het oordeel van het hof, ondanks het beperkte verschil in kleuraanduiding, op kennelijke daderwetenschap bij verdachte over de buit van de onderhavige overval op de EDAH.
- Bij een geuridentificatieproef op 11 maart 2004 is door de hond tot twee maal toe de geurdrager van verdachte gekozen. Bij deze geurproef is gebruik gemaakt van sleutels en een telefoon die door de overvallers in het kantoor van de supermarkt EDAH waren meegenomen en na het afsluiten van het kantoor in de supermarkt waren achtergelaten en aldaar na de overval zijn aangetroffen.
- Uit de opgevraagde historische printlijstgegevens van de verdachte [.....] blijkt dat deze op 8 oktober 2003 vanaf 05.38 uur tot 06.13 uur veelvuldig telefonisch contact heeft gezocht en/of heeft gehad met zijn medeverdachten [.....] en [.....]. Tevens blijkt uit deze printlijst dat verdachte en zijn twee medeverdachten hun mobiele telefoon niet gebruikten op 8 oktober 2003 tussen 06.13 uur en 08.16 uur, de periode waar binnen de overval plaatsvond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 4 en 6 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 6 primair bewezenverklaarde:
Valsheid in geschrift.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte ter zake van een gewapende overval op een videotheek, een gewapende overval op een supermarkt en valsheid in geschrifte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een zelfde gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten, twee gewapende overvallen alsmede het gebruik maken van een valse naam bij de aanvraag van een reisdocument, en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in ogenschouw genomen.
Verdachte heeft zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een videotheek te Utrecht, waarbij de mededader de videotheek is binnen gegaan en een vuurwapen heeft getoond aan de slachtoffers die op dat moment in de videotheek aanwezig waren. De mededader heeft daarbij dreigende taal geuit, met als doel om van de medewerker van de videotheek een groot geldbedrag te krijgen. De mededader heeft zich voor de overval onherkenbaar gemaakt door het gebruik van een bivakmuts. Nadat door één van de slachtoffers onder dwang het geld in de tas van de mededader is gedaan, is de mededader gevlucht door buiten op de gereedstaande scooter te springen, die door verdachte werd bestuurd. De buit hebben zij vervolgens verdeeld. Het hof is van oordeel dat er zowel in voorbereiding als in uitvoering sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader, waarbij de uiteindelijke rolverdeling bij deze overval min of meer toevallig is.
Voorts heeft verdachte met zijn mededaders een overval gepleegd op een supermarkt van de EDAH, gelegen aan de [.....] te Utrecht. De overvallers hebben zich voor de overval onherkenbaar gemaakt door het gebruik van bivakmutsen. Voorts is aan de slachtoffers van de overval een vuurwapen getoond, waarbij door de overvallers dreigende taal is geuit. Bovendien zijn de polsen van de slachtoffers met tie-rips aan elkaar vastgebonden. Bij deze overval heeft een medewerker van de supermarkt een vuurwapen tegen zijn hoofd gedrukt gekregen. Dit alles met als doel een groot geldbedrag weg te nemen. Het hof rekent verdachte het toegepaste geweld zwaar aan.
Dergelijke feiten zijn zeer ernstig van aard en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als zeer traumatisch ervaren en nog geruime tijd zowel lichamelijk als psychisch nadelige gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Verdachte heeft zich in het geheel geen rekenschap gegeven van het leed dat door dergelijk handelen aan de slachtoffers wordt toegebracht. Daarnaast lijdt de getroffen ondernemer door een dergelijk feit aanzienlijke financiële schade.
Daarnaast heeft verdachte zich bij het aanvragen van een reisdocument bediend van de personalia van zijn broer.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt het hof rekening met het feit dat er sprake is van een grote mate van professionaliteit bij het voorbereiden en uitvoeren van de overvallen. Het hof overweegt hiertoe dat de overvallers de overval op de supermarkt zorgvuldig hebben voorbereid door van tevoren de plaats delict te verkennen en te observeren, door zich te voorzien van bivakmutsen en wapens, door kort voor het plegen van de overval veelvuldig met elkaar te bellen en zich vervolgens te verzamelen op de plaats van het delict, door hun mobiele telefoons op het moment van de overval uit te zetten dan wel thuis te laten en door gebruik te maken van een reeds klaar staande vluchtauto. Voorts heeft het hof bij het bepalen van de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst van 15 februari 2005 vanaf 1999 in aanraking is gekomen met politie en justitie en reeds vele malen eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld tot – onder meer – onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit alles brengt het hof ondanks de jeugdigde leeftijd van verdachte tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De vordering van de benadeelde partij Videotheek [.....]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 735,96 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 225, 310, 312 (oud) en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verstaat, dat het door verdachte ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte terzake van het onder 5 tenlastegelegde werd vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 4 en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 4 en 6 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de aan Videotheek [.....] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, Videotheek [.....], te betalen een bedrag van EUR 735,96 (zevenhonderdvijfendertig euro en zesennegentig cent) met dien verstande dat en indien en voor zover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd Videotheek [.....], een bedrag te betalen van EUR 735,96 (zevenhonderdvijfendertig euro en zesennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Boekhorst Carrillo, voorzitter,
mrs Luikinga en Gillissen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Fuchs-van Dis, griffier,
en op 16 maart 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.