in de zaak nr. 03/1369 DK
de dato 10 februari 2005
1.1. Op 13 maart 2003 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroep-schrift ingekomen van de besloten vennootschap met beperkte aansprake-lijk-heid A B.V. te X, belanghebbende.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak op het bezwaarschrift van de inspecteur van de Belasting-dienst/-Douane West (hierna: de inspecteur), gedagtekend 31 januari 2003, met het kenmerk ... In deze uitspraak wees de inspecteur het bezwaar van belanghebbende, gedagtekend 2 oktober 2002 tegen de afwijzing van het verzoek om teruggaaf van douanerechten, gedagtekend 6 september 2002, af. Het verzoek om teruggaaf, gedagtekend 26 juli 2002, heeft betrekking op een bedrag van € 676,90 aan douanerechten.
1.2. Van belanghebbende is door de secretaris een griffierecht van € 218 geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer op 7 december 2004. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de zaak nr. 03/1120 DK. Namens belanghebbende is verschenen mr. B, tot bijstand vergezeld van V, bedrijfsleider van belanghebbende en J, assistent juridische zaken bij belanghebbende. Namens de inspecteur is verschenen drs.C en mr. T. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd en voor-ge-lezen. De Douanekamer rekent deze pleit-nota tot de gedingstukken.
2.1. Belanghebbende heeft op 20 juli 2001 een aangifte voor de douaneregeling brengen in het vrije verkeer gedaan onder nummer .... Deze aangifte heeft betrekking op 109 vaten goederen, omschreven als “Hfst 20.09: ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) en ongegiste groentensappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: ander sinaasappelsap conc., bevroren, met een concentratie meer dan 20 brix” van oorsprong uit Brazilië. De goederen zijn aangegeven onder de post 2009 11 99 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT) en zijn door de douane ook in deze post ingedeeld. Aan belanghebbende is op 20 juli 2001 een uitnodiging tot betaling uitgereikt voor een bedrag van € 3.429,71, welk bedrag is berekend op basis van een tarief van 15,2%.
2.2. Op het invoercertificaat, nr D ..., worden de goederen omschreven als: “Sinaasappelsap, bevroren, met een dichtheid van niet meer dan 1,33 g/cm3 bij 20 graden C met een waarde van meer dan 30 ECU per 100 kg nettogewicht, met een gehalte aan toegevoegde suiker van niet meer dan 30 gewichtspercenten.”
2.3. De goederen zijn in diepgevroren toestand naar Nederland vervoerd. Vervolgens hebben de vaten met de goederen in het entrepot van D B.V. te H gelegen, waar ze, blijkens de thermograafkaart van 13 juli 2001, bij een constante temperatuur van -18º C zijn bewaard.
2.4. Op 5 augustus 2002 heeft belanghebbende op de voet van artikel 236 van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) een verzoek om terugbetaling, gedagtekend 26 juli 2002, gedaan van een bedrag van € 676,90 (3% x € 22.563,77) aan douanerechten. Belanghebbende voerde daarbij aan dat zij bij nader inzien op de onder 2.1. vermelde aangifte ten onrechte post 2009 11 99 van het GDT heeft aangegeven als de van toepassing zijnde tariefpost, voor welke post ten tijde van de invoer een tarief van 15,2% gold. De goederen hadden, aldus belanghebbende, ten tijde van de aanvaarding van de aangifte een temperatuur van -14º C en hadden derhalve, in afwijking van de aangifte, onder post 2009 19 99 van het GDT moeten worden ingedeeld, voor welke post ten tijde van de invoer een tarief gold van 12,2%.
2.5. Bij beschikking van 6 september 2002 heeft de inspecteur het verzoek afgewezen met als motivering dat niet is aangetoond dat de ingevoerde goederen een andere temperatuur hadden dan -18º C en de goederen daarom onder een andere post dan 2009 11 99 van het GDT moeten worden ingedeeld.
2.6. Met dagtekening 2 oktober 2002 heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend. Belanghebbende heeft daarbij aangevoerd dat nu de structuur van de goederen niet is gewijzigd niet kan worden gesproken van bevroren sinaasappelsap.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht het verzoek om terugbetaling heeft afgewezen.
De in geschil zijnde tariefposten in het GDT en de daarop betrekking hebbende passages van de aantekeningen en toelichtingen luiden in het onderhavige tijdvak, voor zover hier van belang, als volgt:
Post 2009 11 99
“2009 Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) en ongegiste
groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere
zoetstoffen:
- sinaasappelsap:
2009 11 -- bevroren
(…)
--- met een dichtheid van niet meer dan 1,33 g/cm3 bij 20ºC:
(…)
2009 11 99 ---- ander
2009 12 00 -- niet bevroren, met een Brix-waarde van niet meer dan 20
Aanvullende toelichting GS op onderverdeling 2009 11
“Onder bevroren sinaasappelsap bedoeld bij onderverdeling 2009 11 wordt eveneens verstaan, geconcentreerd sinaasappelsap dat, hoewel bevroren en bewaard bij een temperatuur van ongeveer -18?C, niet tot in de kern bevroren is.”
Nationale toelichting op de onderverdeling 2009 11
“Sap tot in de kern bevroren wordt ongeacht de temperatuur ingedeeld onder deze onderverdeling. In de aanvullende toelichting GS op onderverdeling 2009.11 wordt niet tot in de kern bevroren sap dat een temperatuur heeft van tenminste ongeveer –18?C voor de toepassing van deze onderverdeling, gelijkgesteld met “bevroren” sap. In dit verband moet de term “ongeveer -18?C” zodanig worden uitgelegd dat een temperatuur gelijk aan of lager dan -17,5?C daaronder moet worden begrepen.”
GS-Toelichting op hoofdstuk 8, tweede alinea, laatste volzin: “Onder “bevroren” wordt verstaan dat een product is afgekoeld tot onder het vriespunt totdat het door en door is bevroren”.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Belanghebbende is van mening dat het arrest van het Hof van Justitie van 28 april 1999, zaak C-405/97 (Mövenpick), erop lijkt te wijzen dat niet de temperatuur van een product maatgevend is voor de beantwoording van de vraag of een product al dan niet bevroren is maar de structuurwijziging. Het Hof van Justitie stelt samenvattend, aldus belanghebbende, dat een product pas als bevroren moet worden aangemerkt als door afkoelen de structuur zodanig is gewijzigd dat dit product, ook nadat het weer een temperatuur van meer dan 0º C heeft, te onderscheiden is van het identieke product dat nooit is afgekoeld tot een temperatuur beneden de 0º C.
4.2. Belanghebbende voert aan dat concentraat van sinaasappelsap met een temperatuur van 5º C dat nooit is afgekoeld tot beneden 0º C niet is te onderscheiden van concentraat van sinaasappelsap van 5º C dat, gedurende maanden, is afgekoeld geweest tot -18º C. Naar de mening van belanghebbende brengt dit mee dat er in geen enkele situatie gesproken kan worden van bevroren sinaasappelsap. Hieraan doet niet af de aanvullende aantekening (EG) op post 20.09. Deze aanvullende aantekening stelt immers dat mede als bevroren sinaasappelsap moet worden aangemerkt bevroren concentraat van sinaasappelsap dat, hoewel niet tot in de kern bevroren, gewoonlijk wordt opgeslagen bij een temperatuur van ongeveer -18º C. In deze aantekening wordt dus al over “bevroren” gesproken en dit betekent volgens het Hof van Justitie: van structuur gewijzigd. En daarvan is ook bij een temperatuur van -18º C, geen sprake. Belanghebbende concludeert dat concentraat van sinaasappelsap, ongeacht de temperatuur, immer dezelfde structuur heeft en derhalve nooit kan worden aangemerkt als bevroren.
4.3. Belanghebbende verwijst voorts naar het arrest van het Hof van Justitie van 15 juni 1976, zaak 120/75 (Riemer). Belanghebbende noemt met name de overweging van het Hof van Justitie waarin het Hof overweegt dat bessen die ingevroren worden door de behandeling bepaalde onomkeerbare veranderingen ondergaan, met name wat hun weefselstructuur betreft zodat zij ook na geheel te zijn ontdooid niet meer in natuurlijke staat verkeren. In casu is geen sprake van een handeling die een onomkeerbare verandering tot gevolg heeft gehad. Belanghebbende concludeert dat slechts goederen die door de afkoeling een onomkeerbare verandering hebben ondergaan bevroren zijn (geweest).
4.4. Ter zitting heeft belanghebbende, zakelijk weergeven, nog het volgende aan haar stellingen toegevoegd.
In deze zaak kan niet worden aangetoond dat de goederen bij invoer warmer waren dan -18º C. Deze stelling wordt ook niet meer ingenomen. Uitsluitend in geschil is de principiële vraag of gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 28 april 1999, de situatie wel aan de orde kan zijn dat sinaasappelsap bevroren is in de zin van post 2009 11. Desgevraagd geeft belanghebbende als haar mening dat de post 2009 11 van bevroren sinaasappelsap weliswaar bestaat, maar dat daar geen producten onder vallen, omdat de structuur van sinaasappelsap door bevriezen gevolgd door ontdooien niet wijzigt.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De inspecteur stelt voorop dat niet ter discussie staat dat er sprake is van geconcentreerd sinaasappelsap, bewaard bij en ingevoerd met een temperatuur van ongeveer -18º C. Uit de aanvullende toelichtingen blijkt volgens de inspecteur dat geconcentreerd sinaasappelsap met een temperatuur van ongeveer -18º C geacht wordt bevroren te zijn.
5.2. Met betrekking tot belanghebbendes standpunt is de inspecteur van mening dat niet relevant is of bij een latere ontdooiing sprake is van een onomkeerbare verandering in de weefselstructuur ten opzichte van een identiek concentraat dat nooit bevroren is geweest. De inspecteur voert aan dat het arrest van het Hof van Justitie van 28 april 1999, zaak C-405/97, in casu toepassing mist omdat dit arrest een product betreft dat geen water bevat.
5.3. Ter zitting heeft de inspecteur, zakelijk weergeven, nog het volgende aan zijn stellingen toegevoegd.
Gelet op de betekenis in het spraakgebruik en in de handel van het begrip “bevroren” is de inspecteur van mening dat relevant is of het product hard is. De grens van -18º C is in de handel en in de maatschappij gebruikelijk.
6.1. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de goederen ten tijde van de invoer een temperatuur hadden van -18º C. Voor de beantwoording van de vraag onder welke tariefpost de goederen moeten worden ingedeeld zal de Douanekamer daarom ervan uitgaan dat de onderhavige goederen vaten betreffen met sinaasappelsap-concentraat met een temperatuur van -18º C.
6.2. Tussen partijen is de reikwijdte van post 2009 19 99 van het GDT in geschil. Met betrekking tot de verwijzing van belanghebbende naar het arrest van het Hof van Justitie van 15 juni 1976, zaak 120.75 geldt dat dit arrest betrekking heeft op de uitleg van post 08.08 van het GDT inzake “verse bessen”. Het Hof van Justitie oordeelde dat de term “verse bessen” in post 08.08 van het GDT aldus moet worden uitgelegd dat hij geen bessen omvat die - al is het maar voor korte tijd en uitsluitend voor transportdoeleinden - zijn bevroren en die op het beslissende tijdstip weer geheel of gedeeltelijk zijn ontdooid. De Douanekamer is van oordeel dat evenbedoeld arrest voor de onderhavige zaak geen belang heeft gelet op de omstandigheid dat deze zaak de indeling van een “niet-bevroren” product betreft en de uitleg van het begrip “vers” en niet van het begrip “bevroren”.
6.3. Met betrekking tot de verwijzing van belanghebbende naar het arrest van het Hof van Justitie van 28 april 1999, zaak C-405/97 is de Douanekamer eveneens van oordeel dat deze verwijzing belanghebbende niet kan baten. Evenbedoeld arrest betreft gedroogde walnoten die na bij een temperatuur van -24º C te zijn opgeslagen na ontdooiing zijn ingevoerd. Het Hof van Justitie overweegt dat de gedroogde walnoten geen water bevatten dat kan uitvriezen en dat de noten door het opvoeren van de temperatuur geen veranderingen vertonen die kenmerkend zijn voor invriezing. De noten moeten derhalve worden ingedeeld onder post 0802 inzake andere noten, vers of gedroogd. De Douanekamer is van oordeel dat dit arrest voor de onderhavige zaak niet relevant is omdat ook dit arrest de indeling van een “niet-bevroren” product betreft en de uitleg van het begrip “vers of gedroogd” en niet van het begrip “bevroren”.
6.4. Meer in het algemeen deelt de Douanekamer belanghebbendes standpunt niet dat post 2009 19 99 van het GDT zinledig is. Voor wat betreft de reikwijdte van de onderhavige post geldt dat voor de indeling wettelijk bepalend zijn de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU moet in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van het gemeenschappelijke douanetarief en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven.
Aangezien de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken geen nader uitsluitsel geven over het begrip “bevroren”
als bedoeld onder postonderverdeling 2009 11 heeft de Douanekamer gekeken naar de natuurkundige betekenis ervan om de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan vast te stellen.
6.5. In natuurkundige zin betekent bevriezen het overgaan van de vloeibare fase van water in de vaste fase van water. Bij zuiver water treedt deze overgang onder atmosferische druk op bij 0º C . De aanwezigheid van kiemen (kristalfragmentjes) en verontreinigingen in het zuivere water zal de temperatuur waarbij bevriezing optreedt beïnvloeden. De Douanekamer concludeert hieruit dat van een objectief kenmerk en eigenschap van “bevroren” kan worden gesproken, wanneer water is overgegaan van de vloeibare vorm in de vaste vorm.
6.6. Sinaasappelsap bestaat uit zuiver water waarin verschillende stoffen van de sinaasappel aanwezig zijn. De temperatuur waarbij bevriezing plaatsvindt hangt af van de concentratie van laatstbedoelde stoffen. De Douanekamer concludeert hieruit dat de temperatuur in beginsel niet als het beslissende criterium voor de tariefindeling van bevroren sinaasappelsap of bevroren sinaasappelsapconcentraat kan worden gebruikt; het overgaan in de vaste vorm kan wel als objectief kenmerk of eigenschap van “bevroren” sinaasappelsap of bevroren sinaasappelconcentraat worden gehanteerd.
6.7. De Douanekamer ontleent steun voor haar uitleg aan de volgende toelichtingen:
- De GS-Toelichting op hoofdstuk 8 waarin onder de tweede alinea, laatste volzin met betrekking tot het begrip bevroren vermeld wordt: “ Onder “bevroren” wordt verstaan dat een product is afgekoeld tot onder het vriespunt totdat het door en door is bevroren”.
- Aanvullende toelichting GS op onderverdeling 2009 11:
Onder bevroren sinaasappelsap wordt eveneens verstaan, geconcentreerd sinaasappelsap dat, hoewel bevroren en bewaard bij een temperatuur van ongeveer -18?C, niet tot in de kern bevroren is.
- Nationale toelichting op de onderverdeling 2009 11
Sap tot in de kern bevroren wordt ongeacht de temperatuur ingedeeld onder deze onderverdeling
Uit deze toelichtingen blijkt dat het er in de eerste plaats om gaat dat het sap “door en door” bevroren is, c.q. “tot in de kern” bevroren is. Alleen wanneer zelfs bij 18?C het sap nog niet is overgegaan in de vaste vorm wordt het bij wijze van fictie als bevroren aangemerkt.
6.8. De in geschil zijnde goederen betreffen sinaasappelsapconcentraat met een temperatuur van -18º C. Gelet op het vorenoverwogene brengt dit mee dat de goederen moeten worden ingedeeld in post 2009 11 99 van het GDT. Het gelijk is derhalve aan de inspecteur. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 10 februari 2005 door mr. A. Bijlsma, voorzitter,
mr. E.M. Vrouwenvelder en mr. A.J. Roke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R.J.M. Bosch, griffier.
De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.