in de zaak nr. 03/1024 DK
de dato 1 februari 2005
1.1. Op 18 februari 2003 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen van X van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C. te W, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid S Nederland B.V. te O, belanghebbende, en aangevuld bij brief van 6 mei 2003. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de Belastingdienst/Douane Zuid kantoor Roermond (hierna: de inspecteur) van 8 januari 2003, kenmerk ..., waarbij het bezwaar tegen de uitnodiging tot betaling van € 12.089,39 (f 26.641,50) aan douanerechten ongegrond werd verklaard.
1.2. Van belanghebbende is een griffierecht geheven van € 218. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 9 november 2004. Namens belanghebbende zijn verschenen X en Y en namens de inspecteur mr. M, tot bijstand vergezeld van R.
1.4. Op verzoek van de Douanekamer is na de zitting een machtiging van belanghebbende toegezonden waaruit blijkt dat de sub 1.1. en 1.3. genoemde personen bevoegd waren om namens belanghebbende te procederen.
2.1. Belanghebbende, een douane-expediteur, heeft gedurende het jaar 2000 een aantal aangiften voor het vrije verkeer gedaan, van diverse goederen, onder vermelding van tariefpost 4911 99 00 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (hierna: GDT). Evenvermelde aangiften heeft belanghebbende gedaan ten behoeve van de besloten vennootschap K B.V. te Q, handelend onder de naam A. Leverancier van de goederen is het bedrijf D te Ontario, Canada.
2.2. De door belanghebbende aangegeven goederen waar het geschil uiteindelijk nog betrekking op heeft betreffen de producten met artikelnummers PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16 alsmede een zogeheten “Counter Display”. De producten met artikelnummers PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16 zijn, aldus is ter zitting gebleken, afbeeldingen van een fantasiewezen (Pokémonfiguur) op een coating of folie, met een prismatisch effect, aangebracht op een drager van papier, welke drager is voorzien van een kleeflaag (stickers). De stickers zelf zijn aangebracht op een schutvel. Het product “Counter Display” betreft een kartonnen opstelling bestemd voor het tonen van de stickers. Op de kartonnen opstelling staat linksonderaan in kleine letters de naam D vermeld.
2.3. In oktober 2001 heeft de douane een controle uitgevoerd bij K B.V. naar de aanvaardbaarheid van, voor zover hier van belang, de tariefindeling die belanghebbende heeft vermeld op de onder 2.1. genoemde aangiften. Het onderzoek was gericht op aangiften gedaan vanaf 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000. De inspecteur heeft naar aanleiding van dit onderzoek besloten dat, in afwijking van de door belanghebbende ingediende aangiften, de onder 2.2. vermelde producten met artikelnummer PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16 dienen te worden ingedeeld onder tariefpost 3919 van het GDT en dat de onder 2.2. vermelde “Counter Display” onder tariefpost 4819 van het GDT dient te worden ingedeeld. Tevens heeft de inspecteur besloten dat het product met artikelnummer POKWC1 onder tariefpost 3919 van het GDT dient te worden ingedeeld en het product met artikelnummer POKCA1 onder tariefpost 4820 van het GDT. Op 18 juli 2002 heeft de inspecteur ter zake van voormelde aangebrachte wijzigingen in de posten een bedrag van in totaal € 12.089,39 (f 26.641,50) nagevorderd aan douanerechten. De specificatie van dit bedrag is opgenomen in een bijlage bij het controlerapport.
2.4. Belanghebbende heeft inzake de onder 2.2. vermelde producten PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16 analysecertificaten van het laboratorium V te U overgelegd. Op de desbetreffende analysecertificaten staat het volgende vermeld:
“Het basismateriaal (de drager waarop coating of folie is aangebracht) bestaat overwegend uit papiervezels.
Het basismateriaal is papier.”
2.5. De inspecteur heeft ingebracht een rapport van het douanelaboratorium inzake het product met artikelnummer PPOK15 waarin voor zover hier van belang het volgende staat vermeld:
“Bij onderzoek bevonden:
Ronde Pokémon-stickers bestaande uit een zelfklevende gemetalliseerde folie van kunststof van polyester, op een drager van papier.
(…)
Advies goederencode: 3919.9010”
2.6. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt en onder meer aangevoerd dat het basismateriaal (de drager waarop coating of folie is aangebracht) overwegend bestaat uit papiervezels. In de uitspraak op bezwaar, gedateerd 8 januari 2003, heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
2.7. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de inspecteur als voorbeeld van de ingevoerde goederen een sticker met artikelnummer PPOK15 aan de Douanekamer overgelegd. De gemachtigde heeft voornoemd goed kunnen waarnemen en zich erover kunnen uitlaten.
De inspecteur heeft voorts kleurenafbeeldingen van de onder 2.2. vermelde stickers overgelegd, alsmede een afbeelding van de “Counter Display”.
3.1. In geschil is of de litigieuze uitnodiging tot betaling terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de volgende vragen:
i. Moeten de goederen met artikelnummers PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16 worden ingedeeld in post 3919 90 90 van het GDT, hetgeen de inspecteur voorstaat, dan wel in post 4911 99 00 van het GDT zoals belanghebbende bepleit?
ii. Moet het goed “Counter Display” worden ingedeeld in post 4819 60 00 van het GDT, hetgeen de inspecteur voorstaat dan wel in post 4911 99 00 van het GDT zoals belanghebbende bepleit?
iii. Staat het vertrouwensbeginsel aan de vaststelling van de onderhavige douaneschuld in weg, hetgeen belanghebbende stelt doch de inspecteur betwist?
De inspecteur betwist niet meer dat het goed met artikelnummer POKWC1 door belanghebbende terecht is aangegeven onder post 4911 99 00 van het GDT. Dit brengt mee dat de uitnodiging tot betaling, in ieder dient te worden verminderd tot een bedrag van € 6.416,59 (€ 12.089,39 -/- € 5.672,80).
Belanghebbende betwist niet meer dat ter zake van het goed met artikelnummer POKCA1, in afwijking van hetgeen belanghebbende heeft aangegeven, post 4820 50 00 van het GDT toepassing is. Dit brengt mee dat de uitnodiging tot betaling in ieder geval voor een bedrag van € 2.272,08 terecht is uitgereikt.
3.2. Voornoemde posten, alsmede de relevante teksten van Aantekeningen en Toelichtingen, luiden als volgt:
Post 3919 90 90
“3919 Platen, vellen, foliën, stroken, strippen en andere platte producten, van kunststof, zelfklevend, ook indien op rollen:
(…)
3919 90 - andere:
(...)
- -andere
(...)
3919 90 90 - - - andere”
Post 4819 60 00
“4819 Dozen, zakken, hoezen en andere verpakkingsmiddelen van papier, van karton, van cellulosewatten of van vliezen van cellulosevezels; kartonnagewerk voor kantoorgebruik, voor winkelgebruik en voor dergelijk gebruik:
(…)
4819 60 00 - kartonnagewerk voor kantoorgebruik, voor winkelgebruik en voor
dergelijk gebruik”
Post 4911 99 00
“4911 Ander drukwerk, prenten, gravures en foto's daaronder begrepen:
(…)
- ander:
(…)
4911 99 00 - - ander”
Aantekening 2 op afdeling VII luidt als volgt:
“Met uitzondering van de bij de posten 3918 en 3919 bedoelde artikelen worden onder hoofdstuk 49 ingedeeld kunststof en rubber, alsmede werken daarvan, waarop gedrukte teksten of illustraties voorkomen, die een meer dan bijkomstig karakter hebben bij het primaire gebruik van de goederen.”
De GS-toelichting op post 3919 luidt als volgt:
“Deze post omvat alle platte zelfklevende producten van kunststof, ook indien op rollen, andere dan vloer-, wand- en plafondbekleding van post 39.18. De draagwijdte van deze post beperkt zich tot de platte zelfklevende producten die door druk kunnen worden aangebracht. Dit wil zeggen dat zij bij kamertemperatuur zonder bevochtiging of enige andere toevoeging permanent aan één of beide zijden kleverig blijven en zich stevig vasthechten op een groot aantal sterk verschillende oppervlakken, door eenvoudig aanraken of drukken met de vinger of de hand.
Opgemerkt wordt dat deze post eveneens artikelen omvat waarop gedrukte teksten of illustraties voorkomen, die een meer dan bijkomstig karakter hebben gelet op het primaire gebruik van de goederen (zie aantekening 2 op Afdeling VII). ”
Aantekening 11 op hoofdstuk 48 luidt als volgt:
“Met uitzondering van de bij de posten 4814 en 4821 bedoelde artikelen worden onder hoofdstuk 49 ingedeeld papier, karton en cellulosewatten, alsmede werken daarvan, waarop gedrukte teksten of illustraties voorkomen, die een meer dan bijkomstig karakter hebben bij het primaire gebruik van de goederen.”
De GS-toelichting op post 4819 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“B. Kartonnagewerk voor kantoorgebruik, voor winkelgebruik en voor dergelijk gebruik
De hier bedoelde artikelen onderscheiden zich van die bedoeld onder A door hun stijfheid en hun meer verzorgde afwerking, zodat ze in de regel voor langer gebruik geschikt zijn. Van deze artikelen kunnen worden genoemd: correspondentiedozen, fichesdozen, opbergdozen en ander dergelijk kartonnagewerk voor kantoorgebruik of voor winkelgebruik. Zij worden gebruikt voor het opbergen, rubriceren of bewaren van documenten of van goederen in kantoren, winkels, opslagplaatsen, enzovoort.”
De GS-toelichting op hoofdstuk 49 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Algemene opmerkingen
(…)
De artikelen bedoeld bij de posten 39.18, 39.19, 48.14 en 48.21 zijn eveneens van dit hoofdstuk uitgezonderd, ook indien zij zijn voorzien van gedrukte teksten of illustraties, die een meer dan bijkomstig karakter hebben bij het primaire gebruik.”
De GS-toelichting op post 4911 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Naast de artikelen waarvan de indeling onder deze post voor de hand ligt, omvat deze post onder meer:
(…)
10. zelfklevende bedrukte stickers ontworpen om te worden gebruikt voor bijvoorbeeld publiciteits- of adverteerdoeleinden of slechts als decoratie, bijvoorbeeld “komische stickers” en “raamstickers”;
(…)
Van deze post zijn eveneens uitgezonderd:
(…)
b. artikelen bedoeld bij de posten 39.18, 39.19, 48.14 en 48.21 en producten van bedrukt papier, bedoeld bij hoofdstuk 48 waarop de afdruk van karakters of beelden slechts bijkomstig is met betrekking tot het primaire gebruik;”
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de producten met artikelnummers PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16 stickers zijn die van papier zijn gemaakt. Belanghebbende verwijst in dit verband naar het overgelegde laboratoriumverslag. Dit brengt mee dat tariefpost 4911 99 00 van het GDT van toepassing is.
4.2. Met betrekking tot de kartonnen “Counter Display” geldt dat deze wordt gebruikt voor het tonen van de producten. De door de douane toegepaste tariefpost 4819 60 00 mist in casu toepassing omdat deze tariefpost ziet op specifieke verpakkingsproducten. Belanghebbende concludeert dat tariefpost 4911 99 00 van het GDT in casu van toepassing is.
4.3. Het product met artikelnummer POKCA1 dient bij nader inzien te worden ingedeeld onder tariefpost 4820 50 00 van het GDT. In zoverre is het gelijk aan de inspecteur.
4.4. Belanghebbende voert tot slot aan dat de aangiften door een deskundige declarant zijn gedaan en dat daar door de douane nooit enige opmerking over is gemaakt.
4.5. Ter zitting is namens belanghebbende, zakelijk weergeven, nog het volgende verklaard:
De door de Douanekamer gevraagde machtiging zal binnen één week alsnog worden toegezonden. In geschil is of de vier stickers met artikelnummers PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16 onder tariefpost 3919 90 90 van het GDT moeten worden ingedeeld dan wel onder tariefpost 4911 99 00, en of de “Counter Display” onder tariefpost 4819 60 00 van het GDT valt dan wel onder tariefpost 4911 99 00. De indeling van de vinyl sticker met artikelnummer POKWC1 en van het boekje, artikelnummer POKCA1, zijn niet meer in geschil. Desgevraagd geeft belanghebbende aan te begrijpen dat er een verdere onderverdeling in het Taric (Tarif Integré Communautair) bestaat en bevestigt zij dat het geschil de indeling in het GDT betreft. Belanghebbende verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar de deskundigheid van degene die de aangiften heeft ingediend en naar de overgelegde laboratoriumrapporten. Uit deze rapporten blijkt dat de stickers voor het grootste deel uit papier bestaan; het is dan redelijk om aan te sluiten bij de tariefpost voor papieren stickers.
Het door de inspecteur overgelegde exemplaar van PPOK15 is een representatief exemplaar. Ook de andere stickers hebben een prismatisch karakter en lijken ook overigens, qua materiaal, op de overgelegde sticker. Desgewenst kan belanghebbende ook van de andere stickers alsnog exemplaren overleggen.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Met betrekking tot de producten met nummer PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16 voert de inspecteur aan dat de goederen stickers zijn bestaande uit een zelfklevende folie op een drager van papier. De stickers zijn van kunststof gemaakt en zijn met de zelfklevende zijde geplakt op een drager van papier. De inspecteur verwijst in dit verband naar de uitslag van het monsteronderzoek door het Douanelaboratorium. Post 3919 omvat alle platte zelfklevende producten van kunststof. Uit aantekening 2 op Afdeling VII volgt dat ingeval een goed onder post 3919 kan worden ingedeeld aan indeling onder hoofdstuk 49 niet meer wordt toegekomen. De inspecteur concludeert dat de producten met nummer PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16, gelet op indelingsregel 1 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, moeten worden ingedeeld onder tariefpost 3919 90 90 van het GDT.
5.2. Het product “Counter Display” kan volgens de inspecteur, gelet op de bewoordingen, slechts onder post 4819 vallen. De “Counter Display” moet worden begrepen onder de in de post genoemde categorie van kartonnagewerk voor winkelgebruik en voor dergelijk gebruik. De inspecteur concludeert dat het product “Counter Display” gelet op indelingsregel 1 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, moet worden ingedeeld onder tariefpost 4819 60 00 van het GDT.
5.3. Met betrekking tot het product met artikelnummer POKWC1 is de inspecteur alsnog van mening dat de door belanghebbende aangegeven tariefpost 4911 99 00 van het GDT juist is. In zoverre is het gelijk aan belanghebbende en dient de uitnodiging tot betaling te worden verminderd.
5.4. Indien belanghebbende bedoelt te stellen dat het (communautaire) vertrouwensbeginsel is geschonden betoogt de inspecteur dat geen sprake is van een vergissing van de douane in die zin dat sprake is van een actieve gedraging van de douane. De douane heeft de aangiften van belanghebbende gevolgd en geen controle ingesteld naar de door belanghebbende gehanteerde goederencode. De omstandigheid dat geen sprake is van een actieve gedraging van de douaneautoriteiten staat in de weg aan belanghebbendes beroep op het communautaire vertrouwensbeginsel. De inspecteur wijst tot slot nog op de beroepservaring van belanghebbende en de door belanghebbende te betrachten mate van zorgvuldigheid. De inspecteur concludeert dat belanghebbende geen bescherming verdient tegen deze navordering.
5.5. Ter zitting heeft de inspecteur, zakelijk weergeven, nog het volgende verklaard:
In geschil is uiteindelijk nog of de producten met artikelnummers PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16 onder tariefpost 3919 90 90 van het GDT moeten worden ingedeeld dan wel onder tariefpost 4911 99 00 en of de “Counter Display” onder tariefpost 4819 60 00 valt dan wel onder 4911 99 00. Van belang is of de stickers van kunststof of papier zijn en zelfs met het blote oog valt te zien dat de stickers van kunststof zijn. Alsdan leidt aantekening 2 op Afdeling VII tot de conclusie dat de indeling in tariefpost 3919 90 90 juist is. De vier in geschil zijnde stickers zijn allemaal prismatische, kunststof stickers zoals de overgelegde sticker met nummer PPOK15. De sticker met artikelnummer POKWC1 heeft geen zelfklevende laag. Deze sticker blijft door elektrostatische aantrekkingskracht wél kleven aan ruiten en dergelijke, maar omdat de zelfklevende laag ontbreekt heeft de inspecteur uiteindelijk geconcludeerd dat de door belanghebbende aangegeven tariefpost juist is.
Ten aanzien van de tariefindeling van de producten met artikelnummers PPOK11, PPOK14, PPOK15 en PPOK16
6.1. Tussen partijen is niet in geschil dat voor de beantwoording van de vraag onder welke postonderverdeling de goederen dienen te worden ingedeeld, ervan moet worden uitgegaan dat de goederen afbeeldingen zijn van een fantasiewezen (Pokémonfiguur) op een coating of folie, met een prismatisch effect, aangebracht op een drager van papier, welke drager is voorzien van een kleeflaag (stickers). De stickers zijn aangebracht op een schutvel. De inspecteur heeft gemotiveerd gesteld, en de Douanekamer acht aannemelijk, dat de coating of folie van de stickers van kunststof (polyester) is gemaakt. In dit verband zij nog opgemerkt dat de door belanghebbende overgelegde laboratoriumrapporten hiermee niet in tegenspraak zijn; in deze rapporten wordt slechts aangegeven dat het basismateriaal (de drager waarop de coating of folie is aangebracht) overwegend uit papiervezels bestaat.
6.2. Belanghebbende voert aan dat nu de goederen overwegend uit papier bestaan, zij voor de toepassing van de postonderverdeling redelijkerwijs dienen te worden aangemerkt als goederen van papier. Dienaangaande geldt dat, gelet op algemene indelingsregel 3b, vastgesteld moet worden of de goederen hun wezenlijk karakter ontlenen aan de kunststof dan wel aan het papier. De Douanekamer is van oordeel dat de goederen aan het kunststof hun wezenlijk karakter ontlenen en niet aan het papier dat slechts als drager fungeert. De goederen moeten derhalve voor de indeling in het GDT worden beschouwd als producten van kunststof. In zoverre is het gelijk aan de inspecteur.
6.3. Op grond van de bewoordingen van post 3919 90 90, van de GS-toelichting op post 3919, van aantekening 2 (GN) op Afdeling VII, van de algemene opmerkingen van de GS-toelichting op hoofdstuk 49 alsmede de GS-toelichting op post 4911, moet worden geoordeeld dat onder evenbedoelde post platte zelfklevende stickers van kunststof als de onderhavige vallen. De goederen moeten derhalve worden ingedeeld onder tariefpost 3919 90 90 van het GDT.
6.4. Gelet op het vorenstaande is in zoverre het gelijk aan de inspecteur.
Ten aanzien van de tariefindeling van het product “Counter Display”
6.5. Vaststaat dat het goed een kartonnen opstelling betreft bestemd voor het tonen van stickers. Op de kartonnen opstelling staat linksonderaan in kleine letters de naam van de leverancier - D - vermeld.
6.6. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de “Counter Display” wordt gebruikt voor het tonen van producten. De tariefpost 4819 60 00 van het GDT mist volgens belanghebbende in casu toepassing omdat deze post slechts ziet op specifiek verpakkingsmateriaal.
6.7. Het in post 4819 van het GDT genoemde kartonnagewerk voor winkelgebruik is nader omschreven in de GS-toelichting op post 4819, als aangehaald onder 3.2. hiervóór. Uit zowel de bewoordingen van tariefpost 4819 van het GDT als van de GS-toelichting blijkt dat deze post niet slechts ziet op verpakkingsproducten, zoals belanghebbende stelt, doch ook op kartonnagewerk voor onder meer het opbergen, rubriceren of bewaren van goederen in winkels. Naar het oordeel van de Douanekamer moet worden geoordeeld dat onder deze post ook een kartonnen opstelling als de onderhavige valt. Hieraan doet niet af dat op het kartonnagewerk linksonderaan in kleine letters de naam D staat vermeld, reeds omdat deze vermelding naar het oordeel van de Douanekamer een niet meer dan bijkomstig karakter heeft (vgl. aantekening 11 op hoofdstuk 48 en de GS-toelichting op post 4911).
6.8. Gelet op het vorenstaande is ook in zoverre het gelijk aan de inspecteur.
Ten aanzien van het vertrouwensbeginsel
6.9. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de inspecteur in het verleden nooit enige opmerking heeft gemaakt met betrekking tot de op de aangiften vermelde tariefpost. Indien en voor zover belanghebbende daarmee bedoelt te stellen dat de inspecteur met het uitreiken van de litigieuze uitnodiging heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name in strijd met het vertrouwensbeginsel, geldt het volgende. De voorwaarden waaronder ten aanzien van douanerechten, die een exclusief Europeesrechtelijke grondslag hebben, van navordering moet worden afgezien, zijn neergelegd in artikel 220, tweede lid, letter b, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW). De Douanekamer zal belanghebbendes beroep daarom verstaan als een beroep op genoemd artikel 220, tweede lid, letter b, van het CDW. Ingevolge deze bepaling wordt niet tot boeking achteraf overgegaan ingeval het wettelijk verschuldigde bedrag aan rechten niet was geboekt ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken, wanneer deze het gevolg is van een actieve gedraging van de douaneautoriteiten zelf, en waarbij de belastingschuldige te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan.
6.10. Naar het oordeel van de Douanekamer faalt belanghebbendes beroep op evenvermeld artikel 220, tweede lid, letter b, van het CDW, reeds omdat belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van een vergissing van de douane in de sub 6.9. bedoelde zin.
6.11. Uit het vorenstaande volgt dat het gelijk aan de inspecteur is. Tussen partijen is niet in geschil dat de uitnodiging tot betaling alsdan dient te worden verminderd tot een bedrag van € 6.416,59. Het vorenstaande voert de Douanekamer tot de slotsom dat het beroep gegrond is, dat de uitspraak waarvan beroep moet worden vernietigd en dat de uitnodiging tot betaling moet worden verminderd tot op € 6.416,59.
In de omstandigheid dat het beroep gegrond is, vindt het Hof aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten van het geding. Het Hof stelt de kosten met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht op 2 (punten per proceshandeling) x € 322 (waarde per punt) x 1,5 (gewicht van de zaak) is € 966.
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de uitnodiging tot betaling tot een bedrag van € 6.416,59;
- gelast de Staat der Nederlanden het gestorte griffierecht ad € 218 aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 966 en wijst de Staat der Nederlanden aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.
Aldus vastgesteld op 1 februari 2005 door mr. A. Bijlsma, voorzitter, mr. E.M. Vrouwenvelder en mr. J.T.M. Nijenhof, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch als griffier.
De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.