ECLI:NL:GHAMS:2004:AT7235

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-003430-03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Heutink
  • M. van Asperen
  • J. van Woensel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot zes jaar gevangenisstraf wegens zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mensenhandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 september 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2003. De verdachte, geboren op 2 mei 1968 en thans gedetineerd in P.I. Amsterdam, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor onder andere zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mensenhandel. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan slachtoffer 1, haar opgesloten gehouden en heeft samen met anderen jonge vrouwen, die zich in een kwetsbare positie bevonden, onder valse voorwendselen naar Nederland gehaald om hen in de prostitutie te werk te stellen. Het hof heeft de bewijsverweren van de raadsman verworpen en geoordeeld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en de op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, die alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-003430-03
datum uitspraak 23 september 2004
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 4 september 2003 in de strafzaak onder parketnummer 13/129071-02 van het openbaar ministerie tegen
[verdachte]
geboren te[geboorteplaats] op 2 mei 1968,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Amsterdam, HvB Het Schouw,
H.J.E. Wenckebachweg 48, 1096 AN Amsterdam.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is, blijkens mededeling van de raadsman van de verdachte op de terechtzitting, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslis¬singen ten aanzien van het onder 1, 2A, 2B primair, 2B (1.) subsidiair, 3C, 3D, 4A, 4C en 4D tenlastegelegde.
Het hoger beroep van het openbaar ministerie is, blijkens mededeling van de advocaat-generaal op de terechtzitting, evenmin tegen die beslissingen gericht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 21 augustus 2003 en in hoger beroep van 9 september 2004.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 13 maart 2003 op vordering van de officier van justi¬tie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vordering wijzi¬ging tenlasteleg¬ging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging voorzover in hoger beroep nog aan de orde wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daar¬door niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2B primair en 2B (1.) subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezengeachte
De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2B primair, 2B (1.) subsidiair, 2B (1.) meer subsidiair, 2B (2.) subsidiair, 3A, 3B en 4B tenlastegelegde feiten, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De door de raadsman aangevoerde bewijsverweren vinden hun weerlegging in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en worden derhalve verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2B (1.) meer subsidiair, 2B (2.) subsidiair, 3A, 3B, 4B, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
- ten aanzien van het onder 2B (1.) meer subsidiair tenlastegelegde -
hij op 12 juni 2000 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] in haar buik heeft geschopt en in haar gezicht heeft geslagen en met een stok tegen haar lichaam heeft geslagen en de mond van die [slachtoffer 1] met tape heeft dichtgeplakt en met haar hoofd tegen de muur heeft geslagen en die [slachtoffer 1] zonder kleding onder een koude douche heeft gezet;
en
- ten aanzien van het onder 2B (2.) subsidiair tenlastegelegde -
hij in de periode van 9 juni 2000 tot en met 13 juni 2000 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] in een woning (perceel [adres] te Amsterdam) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] opgesloten in bovenstaande woning en de ramen en deuren van bovenstaande woning afgesloten;
- ten aanzien van het onder 3A tenlastegelegde -
hij in de periode van 4 april 2001 tot en met 18 september 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een persoon genaamd [slachtoffer 2] door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld heeft gedwongen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, immers hebben verdachte en zijn mededaders daartoe die [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen (te weten bezoek aan familieleden) vanuit Roemenië en Tsjechië en Italië naar Nederland gehaald en die [slachtoffer 2] voorzien van twee valse paspoorten en voor woonruimte voor die [slachtoffer 2] gezorgd en die [slachtoffer 2] met een stok en elektriciteitsdraad op haar rug geslagen en gedreigd die [slachtoffer 2] te vermoorden en tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte, reeds eerder een meisje had afgeranseld en dat hij er niet mee zat om haar ook af te ranselen;
- ten aanzien van het onder 3B tenlastegelegde -
hij in de periode van 4 april 2001 tot en met 18 september 2001 te Amsterdam en Roemenië en Tsjechië en Italië tezamen en in vereniging met anderen, een persoon genaamd [slachtoffer 2] vanuit Roemenië heeft aangeworven met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land (Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders daartoe die [slachtoffer 2] vanuit Roemenië en Tsjechië en Italië onder valse voorwendselen (te weten een bezoek aan familieleden) naar Nederland gehaald en die [slachtoffer 2] voorzien van twee valse paspoorten en gezorgd voor vervoer (per vervoer en/of per vliegtuig) vanuit Roemenië en Tsjechië en Italië naar Nederland en gezorgd voor woonruimte voor die [slachtoffer 2];
- ten aanzien van het onder 4B tenlastegelegde -
hij in de periode van 18 mei 2001 tot en met 20 april 2002 te Amsterdam, en Roemenië en Tsjechië en Italië tezamen en in vereniging met anderen, een persoon genaamd [slachtoffer 3] vanuit Roemenië heeft aangeworven met het oogmerk die [slachtoffer 3] in een ander land (Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders daartoe die [slachtoffer 3] onder valse voorwendselen (te weten een excursie naar Nederland en/of een relatie met een man en/of het beloven van werk) vanuit Roemenië en Tsjechië en Italië naar Nederland gehaald en die [slachtoffer 3] voorzien van twee valse paspoorten en het Roemeense paspoort van die [slachtoffer 3] achtergehouden en vervoer van die [slachtoffer 3] vanuit Roemenië en Tsjechië en Italië geregeld en woonruimte voor die [slachtoffer 3] geregeld;
- ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde -
hij op 20 april 2002 te Amsterdam in het bezit was van een Albanees paspoort ten name van [naam], waarvan verdachte wist dat het vals was, bestaande die valsheid hierin dat bovenstaand paspoort nimmer door de autoriteiten van Albanië aan verdachte is afgegeven;
- ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde -
hij in de periode van 14 januari 2002 tot en met 20 april 2002 te Amsterdam en Albanië en Griekenland tezamen en in vereniging met anderen, een persoon genaamd [slachtoffer 4] heeft aangeworven met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders daartoe in Albanie voor onderdak voor die [slachtoffer 4] gezorgd en die [slachtoffer 4] voorzien van een vals paspoort en aan die [slachtoffer 4] een geldbedrag gegeven ter bekostiging van haar reis naar Athene en gezorgd voor vervoer (per vliegtuig) vanuit Griekenland naar Nederland en in Nederland voor woonruimte voor die [slachtoffer 4] gezorgd en aan die [slachtoffer 4] verteld dat ze naar Nederland zouden gaan en een goed leven zouden gaan leiden en tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat ze de talen Engels en Italiaans moest leren.
Hetgeen onder 2B (1.) meer subsidiair, 2B (2.) subsidiair, 3A, 3B, 4B, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de straf¬baarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit straf¬baar is.
Het bewezengeachte levert op:
- ten aanzien van feit 2B (1.) meer subsidiair -
Poging tot zware mishandeling;
- ten aanzien van feit 2B (2.) subsidiair -
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden;
- ten aanzien van feit 3A -
Door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misleiding een ander bewegen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- ten aanzien van feiten 3B, 4B en 6 -
Telkens:
Het aanwerven van een persoon met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- ten aanzien van feit 5 -
In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaar¬heid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het onder 2B (1.) meer subsidiair, 2B (2.) subsidiair, 3A, 3B, 4B, 5 en 6 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 2B (1.) meer subsidiair, 2B (2.) subsidiair, 3A, 3B, 4B, 5 en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die door veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1]. Tevens heeft hij haar opgesloten en opgesloten gehouden in een woning. Door aldus te handelen heeft verdachte haar lichamelijke en geestelijke integriteit op grove wijze geschonden.
Verdachte heeft zich voorts samen met anderen schuldig gemaakt aan -kort gezegd- vrouwenhandel. Verdachte en zijn mededaders hebben veelal zeer jonge vrouwen die zich in sociaal en economisch opzicht in een uiterst zwakke positie bevonden onder valse voorwendselen naar Nederland gehaald, om hen vervolgens in Nederland in de prostitutie te werk te stellen. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van deze vrouwen en de slechte psycho-sociale omstandigheden waarin deze vrouwen zich bevonden.
Verdachte en zijn mededaders hebben deze vrouwen, die zich in Nederland in een afhankelijke en kwetsbare positie bevonden, vervolgens misbruikt en uitgebuit. Zij hebben de vrouwen, door hen te voorzien van valse paspoorten, ernstig belemmerd in hun bewegingsvrijheid. Daarnaast werden de vrouwen verplicht hun verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, aan verdachte en/of zijn mededaders af te staan, waardoor het voor de vrouwen onmogelijk werd gemaakt ten aanzien van het uitoefenen van de prostitutie vrije keuzen te maken en zelfstandige beslissingen te nemen. Dit alles geschiedde in een sfeer van bedreiging en geweld. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden.
Tevens was verdachte in het bezit van een vals paspoort. In het maatschappelijk verkeer dient men op de juistheid van bepaalde geschriften te kunnen vertrouwen. Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat de maatschappij stelt in identiteitsbewijzen geschaad.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Docu¬mentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 12 juli 2004, is verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 231, 250a, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2B primair en 2B (1.) subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2B (1.) meer subsidiair, 2B (2.) subsidiair, 3A, 3B, 4B, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2B (1.) meer subsidiair, 2B (2.) subsidiair, 3A, 3B, 4B, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) JAREN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuit¬voerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de zesde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Heutink, Van Asperen en Van Woensel, in tegenwoordigheid van mr. Duijts, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 september 2004.