2. De feiten
2.1. Belanghebbende, douane-expediteur, heeft in de periode 1 mei 1997 tot eind december 1997 in totaal 86 aangiften voor het vrije verkeer gedaan van partijen vis, afkomstig uit Sri Lanka en Indonesië. Opdrachtgever was F B.V. te IJ, die de vis had gekocht van T Ltd. te Sri Lanka respectievelijk Food te Indonesië. De vis werd per vliegtuig op de luchthaven Schiphol aangevoerd. Bij de invoeraangiften legde belanghebbende ter onderbouwing van de douane-waarde aan de douane een door F B.V. aan haar verstrekte factuur over die was opgemaakt door de hiervoor vermelde leveranciers. De op de factuur vermelde prijs werd verhoogd met luchtvrachtkosten vanaf de luchthaven van vertrek.
2.2. In de jaren 1993 tot 1 mei 1997 liet F B.V. de vis aangeven voor het vrije verkeer door de douane-expediteurs K B.V. en R B.V.
2.3. Op 15 oktober 1998 hebben ambtenaren van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen te H en van het Douanedistrict H bij F B.V. een administratieve controle uitgevoerd naar de aanvaard-baar-heid van de aangiften vennootschapsbelasting 1995 en 1996 en omzetbelasting over het tijdvak 1995 tot en met 1997. Tijdens deze controle werd geconstateerd dat F B.V. ter zake van elke ingevoerde partij vis twee verschillende fac-turen van dezelfde leverancier ontving en betaalde. Behalve de aan de douane overge-legde factuur, in het onderzoek aangeduid als “F”-factuur, werd een tweede fac-tuur aangetroffen, aangeduid als “QC”-factuur. Deze laatstgenoemde factuur had betrekking op door de leverancier verrichte behandelingen van de vis alsmede een door hem verrichte kwaliteitscontrole. Deze factuur was niet bij de invoeraangifte overgelegd. Naar aanleiding van deze bevinding is een strafrechtelijk onderzoek gestart door de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (hierna: FIOD) te Alkmaar.
In het proces-verbaal van het verrichtte onderzoek, dossiernummer ..., is onder meer het volgende vermeld:
“II. Aanleiding onderzoek
1. Vooronderzoek
Medio september 1997 ontving de Belastingdienst/FIOD, vestiging H per fax twee facturen opgemaakt door F Ltd. en gericht aan F B.V. te Hk, genummerd RB270 respectievelijk QC270, beide gedateerd 01-03-1997. Op de gefaxte QC-factuur stond handmatig bijgeschreven “Te uwer informatie” en “Waarom wordt hierover géén invoerrechten betaald?”. De afzender van deze twee faxen was onbekend.
(…)
In het belastingdossier, aanwezig op de eenheid Belastingdienst/Particulieren/ondernemingen te H trof ik, 1e verbalisant, aan een “klikbrief”, gedateerd 20-12-1994, met bescheiden, welke gefaxt was aan onder meer de Douane te Schiphol.
(…)
Tevens trof ik, 1e verbalisant, aan in het belastingdossier, diverse correspondentie en bescheiden verkregen van M, voormalig werkneemster van F B.V. Hierin werd eveneens gewag gemaakt van fraude bij invoer middels het gebruik van twee facturen. Ten slotte trof ik aan een kopie van een brief van P, werkzaam op het douanedistrict Hoofd-dorp/-post Schiphol Uiverweg. Hierin is te lezen dat meerdere keren verschillen waren geconstateerd ten aanzien van de namens F B.V. aangegeven luchtvrachtkosten, en dat getwijfeld werd aan de gehanteerde waarden.
(…)”.
2.4. Naar aanleiding van de bevindingen van de FIOD heeft de inspecteur op
3 februari 2000 de sub 1.1. vermelde uitnodigingen tot betaling uitgereikt aan belanghebbende. Ook F B.V. heeft voor dezelfde bedragen uitnodigingen tot betaling ontvangen.
2.5. Tot de gedingstukken behoort een brief, gedateerd 20 december 1994, afkom-stig van A. te Colombo (Sri Lanka). De brief is gericht aan de douane te Schiphol. In de brief is onder meer vermeld:
“We wish to inform you that Mr. J of F.B.V. , (…), is defrauding customs duty payable on goods supplied by a Sri Lankan company called F Ltd, (…).
Example
On the 19th, November 1994, F Ltd, sent a consignment of fish and Lobsters to F consisting 904 kgs of weight.
In the invoice declared for customs, a rate of US $ 2.00 (two dollars) for fish and a rate of US $ 5.00 per kg (F.O.B.) for Lobsters.
However, the actual rates paid (by bank transfers) by Mr. J is in excess of USD 7.00 per kg for fish and US $ 10.00 for Lobsters.
F has been declaring false invoices for a period of more than two years in order to pay less duty on his shipments.
We request you to investigate his bank accounts and bank transfers in order to clarify major discrepencies in invoice values declared. He does not have any operations or investments in Sri Lanka. He is simply purchasing seafood from F ltd.
We wish to remain confidential and we have sent copies of this letter and a copy of invoice sent by F Ltd, to the Dutch authorities (Dutch Embassy in Sri Lanka) as well as authorities in Sri Lanka for further investigation.
N.B. F is importing every week to Amsterdam by KLM, (flight number KL502) arriving on each Sunday to Amsterdam from Colombo.”.
Naar aanleiding van deze brief heeft de douane op Schiphol vooronderzoek gedaan en na een ruwe berekening van de verschuldigde rechten voor de jaren 1993-1994, geschat op f 60.262,-, verzocht aan de FIOD om de zaak in behandeling te nemen voor verder onderzoek. Dit onderzoek heeft niet plaatsgevonden.
2.6. Tot de gedingstukken behoort een faxbericht van M, voorheen werkzaam bij F B.V., aan mr. V van de vakbond FNV van 7 oktober 1997, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Bijgaand zend ik u de correspondentie met de Dienstenbond, omtrent mijn vorige werkgever J.
Daar ik de criminele praktijken van mr. list en bedrog J goed zat ben, zend ik u bijgaand de bewijsstukken van de fraudes van de heer J.
De commercial en QC- facturen van F Ltd. (…).
Bij de zending werd enkel de commercial invoice meegezonden, welke 30% van de werkelijke factuurwaarde vertegenwoordigt.
De heer J. hiermede een fors bedrag aan invoerrechten (18%).
(…)
Voorts kloppen de luchtvrachtkosten op beide rekeningen niet.
Voor de luchtvracht vanuit Sri Lanka wordt max. US$ 1,80 p/kg berekend.
Het bedrag van beide facturen = US$ 3,62.
Dit houdt in dat hij ook weer bij de commercial invoice US$ 1,10 minder opgeeft,
(…).”.
2.7. Tot de stukken behoort een brief van P, werkzaam bij de douane te Schiphol, aan de inspecteur van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te H van 30 september 1997, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Voor staving van de luchtvrachtkosten is een copy-factuur overgelegd, welke factuur doorbelast wordt aan F B.V. De totale zending heeft een brutogewicht van 1495 kg en een netto gewicht van 1255 kg. De kosten voor de luchtvracht bedragen een bedrag van f 3,30 per kg. brutogewicht.
Voor een vergelijkbare factuur wordt verwezen naar bijvoorbeeld factuur RB311, d.d. 9/08/97.
De bij die zending bijgevoegde luchtvrachtbrief, vermeldt een bedrag aan luchtvrachtkosten van Sri Lanka Rupee 100,480.00, omgerekend f 3.450,00. De luchtvrachtkosten vermeld op die factuur bedragen echter f 1.442,07, een redelijk verschil. Wederom wordt de factuur luchtvrachtkosten opgevraagd.
Nu wordt een schrijven overgelegd vanuit Sri Lanka, gedateerd 1/01/97. Hierin wordt de berekening vracht-kosten weergegeven, zijnde $ 1,70 per kg nettogewicht maal de geldende koers voor de Nederlandse gulden.
Als de gegevens vermeld op die factuur RB 311 berekend worden volgens die methode, dus gewicht 686,7 kg x US$ 1,70 dagkoers (f 2,0595) is een bedrag van f 2.404,00 en geen f 1.442,07!
Hierop is contact opgenomen met de firma M en afgesproken dat de berekening douanewaarde anders dient te geschieden, namelijk “Total Qty” bedrag verhoogd met luchtvrachtkosten volgens de hiervoor vermelde methode. Zij stemmen hierin toe.
(…)
Mijn twijfel en ook de twijfel van enkele collega’s alhier zijn dat ons inziens de gehanteerde waarden voor de vis misschien niet juist zijn.
Bestaat de mogelijkheid dat U die twijfel kunt bevestigen en ons en in dit geval mij antwoord kunt geven over de gehanteerde waarden, betalingen luchtvrachtkosten e.d.?”.
2.8. Tot de stukken behoort een proces-verbaal van verhoor van de FIOD te A, dossiernummer 976472, van 14 december 1998, waarin door eerdergenoemde P het volgende wordt verklaard, voorzover hier van belang:
“In 1997, om en nabij de maand mei, werd door mij geconstateerd dat door de toenmalige aangever, de firma M, aangifte ten invoer werd gedaan met als leveringsvoorwaarde op de factuur C.I.F., met vermelding van luchtvrachtkosten. De luchtvrachtkosten op de bij de aangifte overgelegde Air Waybill waren “collect”. Dit houdt in dat deze kosten alhier betaald moesten worden door de importeur. Dit houdt dus tevens automatisch in dat de leveringsvoorwaarde op de factuur nimmer C.I.F. kunnen zijn. Hierop heb ik contact opgenomen met de aangever, welke mij desgevraagd meedeelde dat zij de importeur belasten met luchtvrachtkosten, welke bij hen in rekening worden gebracht door de vrachtafhandelaar van de luchtvaartmaatschappij waarmee de ingevoerde goederen binnengekomen waren. Hierop is met M de afspraak gemaakt dat op de aangiften ten invoer als factuurwaarde de prijs van de ingevoerde goederen vermeld zou worden, vermeerderd met luchtvrachtkosten, waarna de douanewaarde berekend kan worden. M heeft zich meestal aan deze afspraak gehou-den.”.
2.9. Tot de stukken behoort een proces-verbaal van verhoor van de FIOD te A, dossiernummer ..., van 22 september 1998, waarin door J, directeur van F B.V., onder meer het volgende wordt verklaard:
“Tevens vertel ik dat er nog een surplus zit in de verwerkingskosten. Hij, R, rekent meer als de werkelijke kosten. Dit hadden we afgesproken. Dit controleer ik later weer bij R. Ik ging dan naar Sri Lanka en keek in de boeken van F LTd. wat de werkelijke kosten waren.
Het surplus liet ik in Sri Lanka als een soort investering in de toekomst. Ik kreeg immers goede producten. De verwerkingskosten betroffen een vast bedrag. Hierin werd het surplus verwerkt. Hoeveel weet ik niet. Op jaarbasis was dit op een zeker moment zo’n 10.000 US dollar. Dit bedrag bleef in de boeken van F Ltd. Ik vond het niet nodig om dit surplus in mijn boekhouding te vermelden. ”.
2.10. Tot de stukken behoort een proces-verbaal van de FIOD te Alkmaar, dossiernummer ..., waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Ten slotte verklaarde 2e verdachte J op 10 december 1998:
(Verb: Delen gehoorde mede dat het vermoeden bestaat dat middels willekeurig verhogen van facturen van F Ltd., (…), geld werd over gesluisd naar R van F Ltd. te Sri Lanka, en vragen hem hierop te reageren.)
“Dit is pertinent nooit gebeurd.”
(...) ”.