Parketnummer: 21-001971-04
Uitspraak dd.: 30 november 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 23 maart 2004 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd in P.I. Amsterdam, HvB De Schans te Amsterdam.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 november 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw recht doen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de nadere omschrijving van de tenlastelegging bijlage IIb)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3a, 3b, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 12 juni 2003 tot en met 3 juli 2003 te Chaam en Woerden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld Campina Nederland B.V. heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van
€ 50.000, toebehorende aan Campina Nederland B.V., welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte:
- zich (wederom) via een brief heeft gewend tot het bedrijf Campina, daarin aangevend dat zuivelproducten door hem -verdachte- zijn gecontamineerd met Folimat, en
- twee zuivelproducten -te weten verwenyoghurt aardbei en verwenyoghurt perzik- heeft geïnjecteerd en gecontamineerd met Folimat, en
- (vervolgens) die -gecontamineerde- zuivelproducten heeft geplaatst in een winkel ter fine van aankoop door (een) consument(en);
2.
hij op tijdstippen in de periode van 3 juli 2002 tot en met 5 juni 2003 te Baarle Nassau en/of Chaam en/of Woerden en/of (elders) in Nederland, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld Campina Nederland B.V. te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 100.000,=, later € 150.000,= en uiteindelijk € 200.000,=, toebehorende aan Campina Nederland B.V., als volgt heeft gehandeld:
- verdachte heeft zich telkens bij brief tot het bedrijf Campina gewend, daarin telkens aangevend dat zuivelproducten van Campina zullen worden gecontamineerd en/of zijn gecontamineerd met ijzerwaren en/of mierenpoeder en/of (gemalen) rattengif en/of (gemalen) muizengif en/of Parathion en/of Folimat, daarbij aangevend dat met deze handelwijze zal worden doorgegaan indien Campina niet overgaat tot betaling van het geëiste bedrag, en
- verdachte heeft telkens zuivelproducten, te weten vanillevla en/of zomervla mango-perzik en bitterkoekjes wintervla en volle yoghurt en fruit en chocoladevla en stracciatella yoghurt en andere zuivelproducten gecontamineerd met ijzerwaren en mierenpoeder en rattengif en muizengif en Folimat, en
- verdachte heeft telkens die aldus gecontamineerde zuivelproducten geplaatst in een winkel ter fine van aankoop door (een) consument(en),
zijnde de uitvoering van dat telkens voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3a.
hij in de periode van 28 mei 2003 tot en met 30 mei 2003 te Chaam en/of Waalre en/of Zaltbommel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld: verdachte heeft alstoen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid Folimat, een (vloeistof) bevattende omethoaat, toegevoegd aan een pak stracciatella yoghurt en vervolgens dat aldus gecontamineerde zuivelproduct -ter fine van aankoop door (een) consument(en)- geplaatst in de schappen van een supermarkt van AH te Waalre, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3b.
hij in de periode van 28 mei 2003 tot en met 31 mei 2003 te Chaam en/of Valkenswaard en/of Balen (België), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld: verdachte heeft alstoen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid Folimat, een vloeistof bevattende omethoaat, toegevoegd aan een pak chocoladevla en (vervolgens) dat aldus gecontamineerde zuivelproduct -ter fine van aankoop door (een) consument(en)- geplaatst in de schappen van een supermarkt van AH te Valkenswaard, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4.
hij in de periode van 12 juni 2003 tot en met 13 juni 2003 te Chaam en/of Deurne en/of Neerkant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld: verdachte heeft alstoen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg Folimat, een vloeistof bevattende omethoaat, toegevoegd aan een verpakking verwenyoghurt aardbei en vervolgens dat aldus gecontamineerde zuivelproduct -ter fine van aankoop door (een) consument(en)- teruggeplaatst in de schappen van een supermarkt van AH te Deurne, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5.
hij op tijdstippen in de periode van 3 juli 2002 tot en met 12 juni 2003 te Tilburg en/of Deurne en/of Valkenswaard en/of Waalre en/of (elders) in Nederland, te weten
- op of omstreeks 28 mei 2003 te Valkenswaard (AH - chocoladevla) en
- op of omstreeks 28 mei 2003 te Waalre (AH - stracciatella yoghurt) en
- op of omstreeks 12 juni 2003 te Deurne (AH - verwenyoghurt aardbei en/of perzik)
telkens opzettelijk (een) waar/waren -te weten (een) zuivelproduct(en)- heeft afgeleverd, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn/is en dat schadelijk karakter verzwijgend, immers heeft verdachte toen aldaar telkens opzettelijk aan (een) zuivelproduct(en) toegevoegd:
- een hoeveelheid Folimat, een vloeistof bevattende omethoaat,
en vervolgens die/dat (aldus) gecontamineerde zuivelproduct(en) heeft afgeleverd in supermarkt AH te Valkenswaard en/of te Waalre en/of te Deurne, terwijl verdachte telkens wist dat deze/dat zuivelproduct(en), aldus gecontamineerd, schadelijk waren/was voor het leven en/of de gezondheid, en verdachte telkens dat schadelijk karakter niet bekend heeft gemaakt;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging inzake de bewezenverklaring en de gevoerde verweren
1. Ter zitting is door de verdediging om aanhouding verzocht, om twee redenen. In beide redenen zag het hof geen aanleiding om tot aanhouding te besluiten en de zaak is inhoudelijk behandeld. Het hof ziet ook thans geen aanleiding om alsnog op dat verzoek in te gaan.
2. Verdachte heeft gebruik gemaakt van het internet om bepaalde gegevens van Campina te verkrijgen bij de afpersingen. Daarbij verschool verdachte zich achter een zogenaamde anonymizer, een Internetprovider in Florida (Surfola.com), die hem bij zijn internetcontacten anonimiteit had moeten garanderen. Door inschakeling van de FBI (op basis van een rechtshulpverzoek) wist de politie die anonimiteit te doorbreken. De verdediging wil opheldering over de omstandigheden waaronder de FBI verdachtes internetadres aan de weet is gekomen.
3. Als -in het ongunstigste geval, hetgeen op grond van het vertrouwensbeginsel niet aanwezig mag worden verondersteld- de FBI inderdaad met voorbij gaan aan wettelijke regels over het internetadres van verdachte de beschikking heeft verkregen, dan betekent dat naar het oordeel van het hof en tegen de achtergrond van de belangen die op het spel stonden, zo’n geringe inbreuk op de privacy van verdachte dat daaraan geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het OM, de toelaatbaarheid van enig bewijs (verdachte heeft vrijwel onmiddellijk bekend dat hij zich van het met behulp van de FBI achterhaalde internetadres bediende) of in de sfeer van de straftoemeting verbonden zouden moeten worden. Overigens stelt het hof vast dat er geen, andere dan hypothetische, redenen zijn aangedragen op grond waarvan wellicht zou kunnen worden aangenomen dat naar Nederlands recht incorrect is gehandeld of dat de Amerikaanse autoriteiten dat in strijd met de daar geldende regels zouden hebben gedaan. Nadere instructie op dit punt is in de ogen van het hof dan ook nuttig noch zinvol.
4. De verdediging wenste contra-expertise omdat het NFI in zijn rapportages daar waar het gaat om de omvang van de hoeveelheid omethoaat die voor een mens fataal is, het bij een schatting laat en zulks in het licht van het verweer van verdachte, dat hij bij de aanwending van dat vergif ‘bewust beneden de fatale dosis is gebleven’. Ook op dat punt heeft nadere instructie geen zin en er is dus geen reden om het verzoek op die grond alsnog in te willigen. Op grond van hetgeen hierna volgt is niet aannemelijk dat verdachte, die de voor mensen levensgevaarlijke toxiciteit van omethoaat dus moet hebben gekend (dat ligt immers in dat verweer besloten) inderdaad zo bewust en zo ‘zorgvuldig’ en weloverwogen gebruik gemaakt heeft van dat gif dat zelfs niet in zicht zou komen de mogelijkheid dat iemand die van het toetje zou eten als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Het hof verwijst naar de overwegingen hierna onder punt 7 en verder opgenomen.
5. Het staat vast dat verdachte bij zijn pogingen om Campina tot betaling te bewegen, in overeenstemming met hetgeen hij in zijn dreigbrieven heeft aangegeven – kort gezegd dat hij over zou gaan tot contaminatie met effectiever en gevaarlijker vergif - uiteindelijk is overgegaan tot het contamineren van toetjes met Folimat. Folimat bevat het werkzame bestanddeel omethoaat. Omethoaat is een vergif dat bij inwendig gebruik door mensen tot ernstige gezondheidsklachten en zelfs tot de dood kan leiden (NFI-rapportage).
6. Bij de feiten 3a en 3b en bij feit 4 gaat het om de toetjes waarvan werd gegeten door [slachtoffers 1 en 2], stracciatella-yoghurt, gekocht in de AH vestiging in Waalre en door de heer [slachtoffer 3], chocoladevla gekocht in de AH vestiging in Veldhoven en door [slachtoffer 4] (verwenyoghurt aarbei, gekocht bij de Albert Heijn in Deurne).
7. Verdachtes verweer is –kort samengevat –
a) dat hij bij het gebruik van Folimat er steeds opgelet heeft dat hij dat in een dosering deed die niet dodelijk zou zijn;
b) hij niet verantwoordelijk is voor de acute en zeer ernstige gezondheidsklachten van [slachtoffers 1 en 2] omdat hij met het pak yoghurt waarvan zij aten niet van doen heeft;
c) van het pak chocoladevla waarvan de heer [slachtoffer 3] at, zou niet vaststaan dat dat met een potentieel dodelijke hoeveelheid Folimat was gecontamineerd terwijl hij, verdachte, bewust niet meer dan 1 ml Folimat in dat pak heeft geïnjecteerd;
d) dat verdachte heeft kunnen en mogen menen dat wel niemand van de gecontamineerde toetjes zou eten omdat de kleur (fel blauw) en de geur (onaangenaam) dat zouden verhinderen;
e) voor poging moord vereist is dat het slachtoffer een te individualiseren persoon betreft waarop de voorbedachte raad is gericht.
8. Het hof stelt voorop dat het heeft kennisgenomen van het deskundigenrapport van dr. I. Bosman, apotheker – toxicoloog verbonden aan het NFI, d.d. 5 juni 2003 en haar aanvullende rapportage van 4 maart 2004. Daarin stelt Dr. Bosman, dat weinig informatie over omethoaat (het werkzame bestanddeel van Folimat) bekend is. Zij vermeldt, dat bekend is welke dosis voor 50% van ratten bij proeven fataal is, en dat, nu geen informatie bekend is over de voor mensen dodelijke dosering, slechts een zeer grove schatting te maken is. Zij komt dan tot een geschatte fatale dosis van (het hof begrijpt : “LD 50”-dosering) van 50 mg tot 1600 mg per kg lichaamsgewicht bij volwassenen en voor kinderen, naar rato van geringere lichaamsgewicht (of -oppervlak) minder, wat van belang is omdat verdachte zich op toetjes richtte. Het hof gaat er vanuit, dat dr. Bosman tot deze rapportage is gekomen na raadplegen van de bronnen die in haar professie voor dit soort vaststelling vereist en voldoende zijn.
9. Ter zitting van de rechtbank heeft verdachte slechts gesteld, dat hij op het internet had gelezen, dat een omethoaatvergiftiging behandelbaar was, hetgeen, als het al juist zou zijn, naar het hof aanneemt dan toch ook zal afhangen van de vraag of de aard van de vergiftiging tijdig onderkend wordt, hetgeen bij de veiligheid die in het algemeen zeker van deugdelijk verpakte en van een bonafide firma afkomstige voedingsmiddelen niet meteen voor de hand ligt. Ter zitting van het hof heeft verdachte geen enkele concrete mededeling gedaan over de gevaarlijkheid van bepaalde doseringen die meer validiteit zouden hebben dan de door het NFI afgegeven, volgens de verdediging te vage, schattingen. Het hof gaat er dan ook vanuit dat Folimat een voor mensen gevaarlijk vergif is en dat verdachte er bij zijn handelen objectief reeds ernstig rekening mee moest en kon houden dat er door het gebruik daarvan slachtoffers –en misschien ook wel dodelijke – zouden vallen. Het is onaannemelijk dat verdachte over voldoende kennis beschikte omtrent de effecten van het gif om in redelijkheid te kunnen verwachten dat hij bij de aanwending van het gif te allen tijde aan de veilige kant zou kunnen blijven en reeds daarom kan worden gezegd dat verdachte de kans op de koop toe heeft genomen dat er bij de aanwending van slachtoffers zouden vallen.
10. De feiten wijzen overigens uit dat verdachte méér Folimat heeft gebruikt dan hij ter zitting van het hof aangaf te hebben gebruikt. Uit het dossier blijkt immers het volgende. Op 18 en 19 juni 2003 wordt naar aanleiding van intern onderzoek bij het Albert Heijn filiaal te Deurne een verpakking Mona verwenyoghurt aardbei en een verpakking Mona verwenyoghurt perzik veilig gesteld. Het pak Mona verwenyoghurt aardbei wordt daarbij veilig gesteld door de getuige W., direct nadat [slachtoffer 4] ziekteverschijnselen vertoonde na het nuttigen van dit toetje. Beide verpakkingen worden op respectievelijk 18 en 19 juni 2003 voor onderzoek aangeboden bij het TNO en aldaar onderzocht. In het rapport van het TNO d.d. 8 juli 2003 wordt gerelateerd dat de onderzochte verpakkingen Mona verwenyoghurt aardbei en Mona verwenyoghurt perzik een hoeveelheid van respectievelijk 1600 mg/kg en 3300 mg/kg aan omethoaat bevatten. Die hoeveelheden vallen ruimschoots binnen de door het NFI geschatte fatale dosis. Op basis hiervan kan naar het oordeel van het hof dan ook niet gezegd worden dat verdachte een niet-letale hoeveelheid Folimat heeft gebruikt.
11. Het is naar het oordeel van het hof ook niet aannemelijk dat verdachte bij de aanwending van Folimat voor de contaminatie van de toetjes en mede beoordeeld in het licht van hetgeen hiervoor werd vastgesteld, inderdaad zo behoedzaam te werk is gegaan dat onderdeel (a) van het verweer opgaat. Dat verdachte heel goed wist met een gevaarlijk gif in de weer te zijn, staat vast, ligt alleen al in dit onderdeel van zijn verweer besloten.
12. Ter zitting is door het hof met verdachte uitvoerig besproken wat zijn werkwijze is geweest bij de contaminatie van de toetjes. Deze komt er, kort samengevat, op neer dat hij met een hoeveelheid Folimat in een klein Spa-flesje en een injectiespuit van huis ging, een toetje aankocht, zittend achter stuur van zijn auto de injectiespuit met een hoeveelheid Folimat vulde en het toetje vervolgens daarmee injecteerde. Het aldus gecontamineerde product werd vervolgens neer- of teruggezet in de desbetreffende winkel, in afwachting van een koper.
Bij zijn verhoren door de politie is aandacht besteed aan de grootte van de injectiespuit die verdachte daarbij gebruikte. Het hof houdt verdachte aan zijn ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring, dat hij een spuit van 10 ml heeft gebruikt, en dat hij die soms voor ¾, soms voor ¼ vulde.
13. De schadelijkheid van het gif Folimat voor mensen is, blijkens de gegevens afkomstig van het NFI, zo groot dat bij plannen als die van verdachte, wil er geen levensgevaar voor een willekeurige consument ontstaan, een nauwkeuriger dosering en werkwijze nodig dan verdachte blijkens zijn verklaringen ter zitting of bij de politie heeft gevolgd. Dat blijkt ook zonneklaar uit hetgeen [slachtoffers 1 en 2] hebben moeten ervaren. Reeds vastgesteld werd dat het onaannemelijk is dat verdachte wel over voldoende concrete, positieve, degelijke kennis beschikte over hoever hij met dat gif kon gaan, terwijl hij anderzijds opwerpt dat het NFI het bij een -te vage- schatting laat.
14. Wat de door [slachtoffers 1 en 2] gekochte stracciatella-yoghurt betreft overweegt het hof net navolgende. In dreigbrief 9 schrijft verdachte het navolgende:
“De AH te Valkenswaard. Daar hebben we 10 ml Folimat toegevoegd aan een pak chocoladevla. Helaas, een kleine vergissing, we hebben dit toegevoegd aan een pak chocoladevla van het huismerk van AH. Nu we toch in de buurt waren hebben we ook maar de AH in Waalre bezocht. Daar hebben we 10 ml Folimat in een pak stracciatella gespoten. Met de gebruikte dosis kan het twee kanten op: (1) het is dermate opvallend dat het product niet gebruikt wordt als zijnde bedorven. (2) we hebben ons werk net iets te goed gedaan en de klant eet van het product. In dat geval wensen wij de klant van harte beterschap!”
15. Dat hij bij AH chocoladevla heeft gekocht, die vervolgens met Folimat heeft gecontamineerd en in de AH vestiging Veldhoven heeft teruggezet, is door verdachte erkend en strookt met de hiervoor aangehaalde dreigbrief. Verdachte heeft ook erkend dat hij stracciatella-yoghurt heeft gekocht èn gecontamineerd maar die yoghurt zou hij niet terug gezet hebben.
16. Het hof verwerpt die lezing. De acute vergiftigingsverschijnselen van [slachtoffers 1 en 2] traden op onmiddellijk na de consumptie van stracciatella-yoghurt, gekocht in AH-vestiging Waalre, precies in de periode waarin verdachte, zoals hij erkend heeft, zijn in dreigbrief 9 bekend gemaakte plannen in elk geval met de chocoladevla waarvan [slachtoffer 3] at heeft volvoerd. De klachten die optraden bij [slachtoffers 1 en 2] stemmen overeen met die welke optreden of zullen optreden bij inname van omethoaat. Dat blijkt uit de door het NFI over dat gif verstrekte gegevens, de bevindingen van de huisarts van de familie en de aangifte van [slachtoffers 1 en 2]. Het kan naar het oordeel van het hof niet anders geweest zijn dan dat verdachte, zoals in dreigbrief 9 beschreven, óók het gecontamineerde pak stracciatella-yoghurt heeft teruggezet.
17. De lezing van verdachte dat hij dat pak niet durfde terug te zetten, is ook al niet aannemelijk waar hij dat met de chocoladevla wel durfde en gelet op zijn uitleg in het verhoor d.d. 9 juli 2003 dat hij dat terugzetten van een gecontamineerd product in het begin wel een spannende aangelegenheid vond maar gaandeweg niet meer.
18. Het verweer sub d, dat de kleur en de geur van het gebruikte vergif zodanig zijn dat verdachte kon menen dat niemand van de toetjes zou eten, moet eveneens worden verworpen. De feiten laten zien dat het anders is geweest. Bovendien valt niet te begrijpen waarom verdachte overgeschakeld is op het gebruik van Folimat als het hem er alleen maar om te doen was dat de koper het gecontamineerde toetje terug zou brengen. Uit dreigbrief 9 blijkt overigens dat verdachte wel degelijk rekening hield met de mogelijkheid dat een koper van een gecontamineerd toetje zou eten.
19. De conclusie uit het voorgaande is:
- dat verdachte planmatig een voor mensen letaal vergif is gaan aanwenden;
- dat verdachte met die aard van dat vergif voldoende bekend was;
- dat verdachte niet voldoende kennis had om nauwkeurig zodanig te doseren, dat er geen levensbedreigende vergiftiging kon ontstaan;
- dat de aanwending van dat vergif door verdachte plaatsvond op een wijze die, bij de mildst mogelijke kijk daarop die de feiten toelaten, minst genomen het risico schiep dat iemand na van een besmet toetje te hebben gegeten zou overlijden; dat het hof evenwel tot de verderstrekkende conclusie komt, dat verdachte telkens door gif in de toetjes te injecteren zich willens en wetens heeft blootgesteld aan het aanmerkelijke risico, dat een persoon (wellicht een kind of een fysiek verzwakte persoon) een dodelijke dosis zou innemen;
Dat leidt tot een verwerping van de onderdelen (a), (b), (c) en (d) van het verweer.
20. Het hof verwerpt ook het verweer dat verdachtes handelingen bij de feiten die hier aan de orde zijn (de feiten 3 a en 3b), min of meer ongericht waren en dat er daarom geen sprake kan zijn van poging moord. Verdachte richtte zich met de gecontamineerde toetjes, planmatig, op de -voor hem ongetwijfeld naamloze - consument, maar dusdoende naar het oordeel van het hof voor een poging moord desalniettemin voldoende individualiseerbare mensen, te weten hen die van dat toetje zouden eten. Onderdeel (e) van het verweer wordt dus eveneens verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Afpersing.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Poging tot afpersing,
meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3a bewezenverklaarde:
Poging tot moord,
meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3b en 4 bewezenverklaarde:
telkens:
Poging tot moord.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Waren afleveren, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Het hof heeft gelet op de rapportage van 13 februari 2004 van het Pieter Baan Centrum, opgemaakt door J.P.M. Hent, psycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater, waarin omtrent verdachte -zakelijk weergegeven- het volgende wordt gerapporteerd:
“Bij betrokkene is sprake van een matig ernstige persoonlijkheidsstoornis met narcistische, passief-agressieve en theatrale kenmerken. De lange periode waarover het tenlastegelegde zich uitstrekt en de berekening waarmee het heeft plaatsgevonden sluit aan bij de diepe machteloosheid -samenhangend met betrokkene’s pathologie- die hij heeft ervaren. De calculatie waarmee hij te werk is gegaan, risico’s heeft ingeschat en de mogelijkheid om andere keuzes te kunnen maken, hebben ertoe geleid dat betrokkene in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht voor de tenlastegelegde feiten.”
Het hof neemt de bevindingen van de rapporteurs over en maakt deze tot de zijne. Het hof stelt op basis hiervan vast dat de tenlastegelegde feiten verdachte in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- de lange periode waarin de tenlastegelegde feiten zijn begaan, de koele berekening waarmee verdachte zijn voornemens tot voltooiing heeft gebracht, telkens in ernstiger mate en de omstandigheid dat diverse willekeurige consumenten ten gevolge van verdachtes handelen levensgevaar liepen.
Gedurende een ruime periode heeft verdachte Campina Nederland B.V. afgeperst, waarbij verdachte middels diverse brieven dreigde met contaminatie van zuivelproducten, om aldus Campina B.V. tot de afgifte van geld te bewegen. Wanneer een in de ogen van verdachte voldoende adequate reactie van de zijde van Campina uitbleef, heeft verdachte zijn dreigementen ook daadwerkelijk ten uitvoer gelegd en heeft hij gecontamineerde zuivelproducten in de voedselketen gebracht. Naarmate het tijdsverloop vorderde heeft verdachte zijn dreigementen ernstiger gemaakt en de contaminatie van zuivelproducten gevaarlijker. Verdachte is begonnen met het toevoegen aan zuivelproducten van ijzerwaren als bouten en schroeven, en is vervolgens verder gegaan met toevoeging van mierenpoeder, muizenkorrels, om uiteindelijk met het dodelijke Folimat te eindigen. Door die handelwijze is niet alleen aanzienlijke onrust over de voedselveiligheid ontstaan in de maatschappij, maar is eveneens een levensbedreigende situatie geschapen voor de voor verdachte anonieme consumenten die onbevangen en vertrouwd met de goede reputatie van de samensteller van deze producten en de verkoper daarvan, een gecontamineerd toetje zouden kopen. Indien deze anonieme consumenten niet gezonde volwassen mensen als de [slachtoffers 1, 2, 3 en 4] zou hebben betroffen, maar jonge kinderen, ouderen van dagen of mensen met een zwakke gezondheid, dan zou de mogelijkheid van dodelijke slachtoffers allerminst ondenkbeeldig zijn geweest.
Dat zoiets niet is voorgevallen, is enkel het gevolg van toeval waarmee verdachte geen rekening heeft gehouden. In zijn handelen heeft verdachte zich enkel laten leiden door hebzucht naar geld en door de door hem ervaren uitdaging van het spelen van een levensgevaarlijk spel. Verdachte heeft dat spel uiteindelijk verloren door ingrijpen van de politie, die verdachte op basis van een zeer gedegen en zeer professioneel opsporingsonderzoek wist aan te houden en aldus nog erger heeft weten te voorkomen.
De berekening waarmee verdachte zijn dreigementen kracht heeft willen bijzetten, door zuivelproducten welbewust te contamineren, voorts op zodanige wijze dat de willekeurige consument geen reden had een andere samenstelling van dat toetje te veronderstellen dan welke op grond van de verpakking van dat toetje mocht worden aangenomen, getuigt naar het oordeel van het hof van een volledig gebrek aan empathie en respect voor andermans leven en gezondheid. Die handelwijze is naar het oordeel van het hof dan ook niet anders te omschrijven als laakbaar.
Door de contaminatie van zuivelproducten met Folimat heeft verdachte een levensbedreigende situatie doen ontstaan voor de slachtoffers, waarbij het dossier op indringende wijze verslag doet van de aanslag die op de gezondheid van vooral de [slachtoffers 1 en 2] is gedaan. Beiden zijn door het oog van de naald gekropen en hebben de vergiftiging overleefd, voornamelijk dankzij scherpzinnig handelen van [slachtoffer 1] en tijdig medisch ingrijpen. Het ondergaan van een dergelijke ervaring moet voor de slachtoffers een traumatische ervaring zijn geweest.
In het voordeel van verdachte laat het hof in de strafoplegging meewegen de bevindingen van de rapporteurs Hent en Offermans, respectievelijk psycholoog en psychiater verbonden aan het Pieter Baan Centrum, die concluderen dat de tenlastegelegde feiten verdachte in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder betrokken de door verdachte ter terechtzitting van het hof bekende ad-informandum gevoegde zaken.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat met niets minder kan worden volstaan dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof acht daarbij een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan een of meer van de tenlastegelegde en bewezenverklaarde is/zijn begaan of voorbereid. Het hof heeft hierbij (voor zover dat relevant is) rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met behulp waarvan een of meer van de tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten is/zijn begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 5.125,= ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 3.500,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3a bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 11.640,23 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 3.519,20. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3a bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De kosten voor rechtsbijstand hebben betrekking op de instructie van de zaak en dienen derhalve te worden verdisconteerd in de beslissing betreffende de proceskosten. Het hof stelt de instructiewerkzaamheden op 1 punt en hanteert tarief 1 van het Liquidatietarief rechtbanken en hoven. Aldus kan in dat licht toegewezen worden een bedrag van EUR 331,=
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 800,= ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij Ahold B.V.
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 63.582,19 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 27.519,69. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3a, 3b, 4 en 5 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Toegewezen kan worden de post “nota crisisondersteuning” en de post “huur speler”, met dien verstande dat het hof daarbij uitgaat van de werkelijke kosten, zijnde het gevorderde bedrag exclusief BTW, nu de BTW door de benadeelde partij verrekend kan worden.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57, 174, 289 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3a, 3b, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 mapje met 11 pasjes;
- 1 tapehouder plakband;
- 6 diverse pasjes;
- 1 Albert Heijn plastic tas met lijm en stokjes;
- 1 Bruna tas; - 1 paslezer/scanner;
- 1 Chintz draagtas met inhoud;
- 100 blanco passen;
- 2 diskettes met wit etiket;
- 1 diskette grijs, P&C 3840;
- 1 diskette Utility & program. disk;
- 1 voedingsapparaat MSR 206;
- 1 blanco bankpas.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 fles Folimat.
de aan [slachtoffer 1] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van EUR 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro).
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 1], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van EUR 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan [slachtoffer 2] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van EUR 3.519,20 (drieduizend vijfhonderdnegentien euro en twintig cent).
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 2], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op EUR 331,=, vermeerderd met de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van EUR 3.519,20 (drieduizend vijfhonderdnegentien euro en twintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan [slachtoffer 4] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4], te betalen een bedrag van EUR 800,00 (achthonderd euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van EUR 800,00 (achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
de aan Ahold B.V. toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, Ahold B.V., te betalen een bedrag van EUR 27.382,89 (zevenentwintigduizend driehonderdtweeentachtig euro en negenentachtig cent).
Verklaart de benadeelde partij, Ahold B.V., in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd Ahold B.V., een bedrag te betalen van EUR 27.382,89 (zevenentwintigduizend driehonderdtweeentachtig euro en negenentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Van der Pol, voorzitter,
mrs Denie en Den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Kuipers, griffier,
en op 30 november 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr Den Hartog is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.