ECLI:NL:GHAMS:2004:AR3904

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/00697
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
  • M. Bijl
  • A. Beukers-van Dooren
  • J. de Korte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Correctie privé-gebruik auto en bijtelling inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 20 september 2004, staat de correctie van het privé-gebruik van een auto centraal. De belanghebbende, werkzaam bij B B.V., had in 1999 een Toyota Avencis Sedan ter beschikking gesteld gekregen. De inspecteur had bij de aanslagregeling een bijtelling van ƒ 6.975 opgelegd, omdat de belanghebbende geen bijtelling voor privé-gebruik had aangegeven. De belanghebbende stelde dat hij minder dan 1.000 kilometer privé had gereden en voerde een kilometeradministratie aan ter onderbouwing van zijn standpunt.

Tijdens de zitting op 6 september 2004 werd het beroep van de belanghebbende behandeld. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende er niet in was geslaagd overtuigend aan te tonen dat de auto in het onderhavige jaar voor minder dan 1.000 kilometer voor privé-doeleinden was gebruikt. Het Hof baseerde dit oordeel op verschillende inconsistenties in de kilometeradministratie en het werkrooster van de belanghebbende. De administratie bleek niet sluitend en de opgevoerde privé-kilometers verschilden tussen de bezwaarfase en de beroepsfase, zonder dat de belanghebbende hiervoor een verklaring had gegeven.

Het Hof concludeerde dat de inspecteur terecht de bijtelling had gehandhaafd en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de rechters M. Bijl, A. Beukers-van Dooren en J. de Korte, in aanwezigheid van de gerechtsauditeur en de griffier. De belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal een schriftelijke uitspraak aan te vragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tweede Meervoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
de uitspraak van het hoofd van de eenheid P, de inspecteur, gedagtekend 9 april 2001, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 september 2004.
Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. Belanghebbende was in 1999 in dienstbetrekking bij B B.V. te R. Door deze werkgever is aan belanghebbende een personenauto, Toyota Avencis Sedan 1.6, met een cataloguswaarde van ƒ 41.490 ter beschikking gesteld. De enkele reisafstand voor woon- werkverkeer bedroeg minder dan 30 kilometer.
2. Belanghebbende heeft over het jaar 1999 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 78.355. Hierbij heeft belanghebbende geen bijtelling ter zake van het privé-gebruik auto aangegeven. De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling rekening gehouden met een bijtelling wegens privé-gebruik auto ad ƒ 6.975 (20% x ƒ 34.875). Het belastbaar inkomen werd op ƒ 85.330 vastgesteld. Na bezwaar heeft de inspecteur de bijtelling wegens privé-gebruik auto gehandhaafd.
3. In geschil is de correctie in verband met het privé-gebruik auto.
4. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat, nu het aantal gereden privé kilometers in het onderhavige jaar minder dan 1.000 is, er geen bijtelling ter zake van het privé-gebruik auto aangegeven dient te worden. Belanghebbende heeft daartoe de volgende stukken verstrekt:
- een (in de bezwaarfase overlegde) kilometeradministratie waarin de dagtellerstanden en de bezochte bedrijven zijn genoteerd. Volgens deze kilometeradministratie is in 1999 1.090 kilometer in privé gereden;
- een (in de beroepsfase overlegde) gecorrigeerde kilometeradministratie. Volgens deze gecorrigeerde kilometeradministratie is in 1999 965 kilometer in privé gereden. Belanghebbende heeft ter verklaring van het verschil met de eerder overgelegde administratie gesteld dat bij de eerste kilometeradministratie geen rekening gehouden met een in Suriname doorgebrachte vakantie.
5. De inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden. Hij heeft in zijn verweerschrift het werkrooster van belanghebbende over het jaar 1999 overgelegd. In het werkrooster is per week aangegeven op welke locatie belanghebbende te werk was gesteld.
6. Ingevolge artikel 42, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, -tekst 1999- (hierna: de Wet), wordt indien aan een belastingplichtige in verband met het verrichten van arbeid een personenauto ter beschikking is gesteld, tot de inkomsten uit arbeid gerekend ten minste het bedrag waarmee twintig percent van de catalogusprijs - met inbegrip van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto's en motorrijwielen - van de auto de vergoeding welke de belastingplichtige ter zake van het gebruik, anders dan ten behoeve van het verrichten van arbeid, verschuldigd is, te boven gaat. In het vierde lid wordt onder meer bepaald dat indien de arbeid wordt verricht over een enkele-reisafstand van meer dan 30 kilometer het percentage van twintig wordt verhoogd tot vierentwintig.
Krachtens het vijfde lid van dit artikel blijven voornoemde bepalingen buiten toepassing indien blijkt dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1.000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt.
7. Gelet op de onder 6 genoemde bepalingen - in het bijzonder de in artikel 42, vijfde lid, van de Wet gebezigde bewoordingen: “indien blijkt”- dient belanghebbende overtuigend de juistheid aan te tonen van de stelling dat de desbetreffende auto in het onderhavige jaar voor minder dan 1.000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt.
8. Gelet op de onder 4 genoemde bewijsmiddelen en gelet op hetgeen overigens door belanghebbende is aangevoerd is het Hof van oordeel dat belanghebbende er niet in is geslaagd om overtuigend aan te tonen dat de desbetreffende auto in het onderhavige jaar voor minder dan 1.000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Daarbij neemt het Hof in bijzonder in aanmerking dat het werkrooster, waarin de locaties staan vermeld waar belanghebbende heeft gewerkt, op veel weken niet overeenstemt met de kilometeradministratie. Volgens de gecorrigeerde kilometeradministratie ging belanghebbende in de periode vanaf 22 februari 1999 (week 8) tot en met 30 juli 1999 (week 30) naar C in S (totale reisafstand per dag 294 kilometer). In het werkrooster is evenwel vermeld dat belanghebbende van week 16 tot en met week 25 bij C te S te werk was gesteld. Daarnaast neemt het Hof in aanmerking dat de genoteerde privé-kilometers in de in de beroepsfase overlegde kilometeradministratie diverse malen afwijken van de genoteerde privé-kilometers in de in de bezwaarfase overgelegde kilometeradministratie. Zo bedragen de privé-kilometers in de in de bezwaarfase overlegde kilometeradministratie op 2 en 3 januari 1999, 12 respectievelijk 25 kilometer, voor diezelfde dagen zijn in de in de beroepsfase overgelegde kilometeradministratie 16 respectievelijk 0 kilometer genoteerd. Belanghebbende heeft voor deze verschillen geen verklaring gegeven. Dit geldt evenzeer voor het feit dat belanghebbende aanvankelijk voor de periode begin september tot begin oktober noteerde dat hij bij D T had gewerkt en vervolgens die gehele periode heeft toegerekend aan vakantie in Thailand. Ook heeft belanghebbende geen verklaring gegeven voor het feit dat hij blijkens het stempel in zijn paspoort Thailand op 19 september heeft verlaten en volgens de nadere kilometeradministratie eerst begin oktober. De kilometeradministratie is dan ook niet zodanig bijgehouden dat daarmee een eenduidige verantwoording wordt gegeven van de met de auto gereden kilometers. Met de inspecteur is het Hof van oordeel dat er niet sprake is van een sluitende kilometeradministratie en dat ook anderszins niet is gebleken dat de auto in het onderhavige jaar voor minder dan 1.000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt.
9. Gezien het vorenoverwogene is het gelijk aan de inspecteur en het beroep van belanghebbende ongegrond
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 20 september 2004 door mr. Bijl, Beukers-van Dooren en De Korte, in tegenwoordigheid van mr. Leijdekker als gerechtsauditeur en mr. De Rijk als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Dit proces verbaal is opgemaakt door de voorzitter van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.