GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 7 oktober 2004 in de zaak onder rekestnummer 52/2004 NOT van:
[naam],
wonende te [plaats],
APPELLANTE,
gemachtigde: J.R. Galama
MR. [naam],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 8 januari 2004 ingekomen een geschrift – met bijlagen – van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, verder te noemen de kamer, van 9 december 2003, waarbij haar klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, niet ontvankelijk is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 1 maart 2004 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 september 2004. Verschenen zijn de gemachtigde van klaagster en de notaris. Zij hebben het woord gevoerd. Klaagster is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie als mede van de hiervoor genoemde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer daaromtrent heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen deze vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij ten tijde van de wijziging van het toepasselijk huwelijksgoederenregime van klaagster en haar echtgenoot, verder te noemen [naam], onvoldoende heeft onderzocht wat deze wijziging financieel voor klaagster zou betekenen.
4.2. Voorts is klaagster van mening dat de notaris in het voordeel van [naam] heeft gehandeld, aangezien er tussen [naam] en de notaris destijds vriendschappelijke betrekkingen bestonden.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klaagster. Hij is van mening dat hij volkomen te goeder trouw heeft gehandeld in het belang van zowel klaagster als van [naam]. Het is nooit zijn bedoeling geweest om een van partijen te benadelen. Bovendien was het onder meer fiscaal interessanter om over te stappen op het wettelijk Nederlands huwelijksgoederenregime, zijnde de algehele gemeenschap van goederen.
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.3. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille en Van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 7 oktober 2004.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:
mr. [naam],
notaris te [plaats],
hierna te noemen: de notaris.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij brief van 16 mei 2003 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 13 juni 2003. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 11 november 2003 ter openbare vergadering van de voltallige Kamer. Klaagster is verschenen, vergezeld van J.R. Galama, accountant. De notaris is eveneens verschenen.
Klaagster is op 31 mei 1970 in het huwelijk getreden met [naam] in Iran volgens het Iraans huwelijksgoederenrecht. In juni 1971 is klaagster naar Nederland verhuisd. [naam] is haar in juli 1971 gevolgd. In juni 1996 hebben klaagster en [naam] ten overstaan van de notaris een akte wijziging huwelijksvoorwaarden ondertekend, in die zin dat er vanaf dat moment sprake is van gemeenschap van goederen volgens het Nederlands huwelijksgoederen-recht. In januari/februari 2002 is het huwelijk tussen klaagster en [naam] ontbonden.
Klaagster verwijt de notaris dat hij haar financiële positie ten tijde van de wijziging van de huwelijksvoorwaarden niet voldoende heeft onderzocht. Bij een ontbinding van het huwelijk zou de positie van klaagster volgens het Iraans huwelijksgoederenrecht gunstiger zijn uitgevallen. Volgens klaagster heeft de notaris bewust in het voordeel van [naam] gehandeld, mede in verband met de vriendschap tussen de notaris en [naam].
4. HET STANDPUNT VAN DE NOTARIS
De notaris is van mening dat hij volkomen te goeder trouw heeft gehandeld in het belang van zowel klaagster als [naam]. Volgens de notaris was het beter om over te stappen op het Nederlands huwelijksgoederenrecht en de algehele gemeenschap van goederen, uitgaande van het gegeven dat het een stabiele relatie betrof.
5. DE BEOORDELING DOOR DE KAMER
5.1 Ingevolge art. 99 lid 12 Wet op het notarisambt (Wna) kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.
5.2 In het onderhavige geval heeft klaagster in juni 1996 de akte ondertekend teneinde een wijziging in de huwelijksvoorwaarden te bewerkstelligen, in die zin dat er vanaf dat moment sprake is van gemeenschap van goederen volgens het Nederlands huwelijksgoederenrecht. Hoewel klaagster de gevolgen van deze wijziging eerst heeft ervaren in de periode na de scheiding, oordeelt de Kamer dat klaagster ten tijde van het ondertekenen van de wijzigingsakte in juni 1996 zich bewust is geweest van de strekking daarvan en de eventuele nadelige gevolgen ervan had kunnen overzien. Op grond hiervan kan niet anders geconcludeerd worden dan dat met betrekking tot de klacht de driejarentermijn van art. 99 lid 12 Wna waarin de klacht op straffe van niet ontvankelijkheid had moeten zijn ingediend, is overschreden.
5.3 De Kamer komt dan ook tot de conclusie dat klaagster in haar klacht niet ontvangen kan worden.
5.4 Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing.
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klacht.
Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzitter, mrs. J.C.G. Leijten, G. Gast, G. van Wijk en H.Ph. Breuker, leden, bijgestaan door mr. M.R. Molenaar, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2003.
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.