ECLI:NL:GHAMS:2004:AQ4750

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/90189 DK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van douanerechten voor glazen potjes en terugbetaling van geheven rechten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2004, staat de indeling van douanerechten voor glazen potjes centraal. De belanghebbende, H. B.V., had goederen aangifte gedaan als 'potten van glas voor verpakkingsdoeleinden' onder post 7010 van het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT). De douane heeft deze goederen echter ingedeeld onder post 7013, wat resulteerde in hogere douanerechten. De belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om terugbetaling van de te veel betaalde douanerechten.

Het Gerechtshof heeft vastgesteld dat het product niet voldoet aan de kenmerken van de goederen die onder post 7010 vallen, omdat het potje geen afsluitvoorziening heeft, wat essentieel is voor deze indeling. De rechtbank concludeert dat het product niet kan worden aangemerkt als een gebruikelijk verpakkingsmiddel. Evenmin kan het product worden ingedeeld onder post 7013, aangezien het potje geen versieringen heeft en niet bedoeld is voor decoratieve doeleinden. Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat het product moet worden ingedeeld onder post 7020, wat resulteert in een heffingspercentage van 0%. Hierdoor is de belanghebbende geen douanerechten verschuldigd en moeten de eerder betaalde rechten worden teruggegeven.

De uitspraak van de inspecteur is vernietigd, en het hof heeft de inspecteur gelast de geheven douanerechten terug te betalen. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat er geen beroepsmatige rechtsbijstand is aangetoond. De belanghebbende kan binnen zes weken na de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 01/90189 DK (voorheen nr. 0189/2001 TC)
de dato 17 juni 2004
1. De procedure
1.1. Op 15 augustus 2001 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid H. B.V. te R, belanghebbende. Het beroepschrift is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict Rotterdam (hierna: de inspecteur) van 13 juli 2001, kenmerk, ..., waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen een afwijzende beschikking op een verzoek om terugbetaling van douanerechten werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de secretaris van de Tariefcommissie een
griffierecht van f 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof (hierna: de Douanekamer) te Amsterdam in de plaats getreden van de Tariefcommissie.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer op 5 juni 2003. Namens de inspecteur is verschenen mr. J. Aan belanghebbende is bij aangetekende brief van 2 mei 2003, met vermelding van plaats en tijdstip, kennis gegeven van deze behandeling; belanghebbende is niet verschenen. Een bevestiging van ontvangst van de oproeping is door een medewerker van het kantoor van belanghebbende op 5 mei 2003 ondertekend.
De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgelezen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt.
Na de zitting heeft de inspecteur op verzoek van de griffier schriftelijk bericht dat voor goederen van de posten 7010 93 90, 7013 99 00 en 7020 00 80 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT) op de dag van invoer een tarief van respectievelijk 1,7%, 7,7% en 0% van de douanewaarde gold.
2. De feiten
2.1. Op 9 oktober 2000 heeft belanghebbende, douane-expediteur, bij de douane te Rotterdam, aangifte voor het vrije verkeer gedaan onder nummer ... voor goederen die in de aangifte waren omschreven als “potten van glas voor verpakkingsdoeleinden”, afkomstig uit Indonesië, onder vermelding van post 7010 93 90 van het GDT.
2.2. De douane heeft de aangifte geverifieerd en in dat kader de goederen
daad-werkelijk opgenomen. Op grond van de bevindingen heeft de douane de goederen aangemerkt als “ander glaswerk voor tafel- en keukengebruik” en de goederen ingedeeld in post 7013 99 00 van het GDT.
2.3. Op 28 november 2000 heeft belanghebbende bij de inspecteur een verzoek ingediend om terugbetaling van de als gevolg van de tariefswijziging meer verschuldigde douanerechten. Bij beschikking van 5 april 2001 heeft de inspecteur het verzoek afgewezen, en medegedeeld dat het product is ingedeeld in post 7013 99 00 (“Glaswerk voor (…) binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik”).
2.4. Op 15 mei 2001 heeft belanghebbende tegen de sub 2.3. vermelde beschikking bezwaar gemaakt. Op 13 juni 2001 is belanghebbende op haar bezwaar gehoord. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt, waarvan een afschrift tot de gedingstukken hoort. Daarop zijn de op- en aanmerkingen vermeld die belanghebbende naar aanleiding van het door de inspecteur opgemaakte conceptverslag heeft gemaakt. Vervolgens heeft de inspecteur bij de sub 1.1. vermelde uitspraak het bezwaar afgewezen.
2.5. De inspecteur heeft bij het sub 1.2. vermelde verweerschrift een monster gevoegd.
Het betreft een potje van geperst glas van ongeveer 9,3 centimeter hoog; het is tonvormig van model; de bodem heeft een diameter van ongeveer 5,5 centimeter en is ongeveer 1 centimeter dik; de diameter in het midden is ongeveer 7,5 centimeter en die aan de bovenkant ongeveer 6,5 centimeter; de wand is overal ongeveer 1,5 millimeter dik; aan de buitenkant is het glas gematteerd.
3. Het geschil
3.1. In geding is het antwoord op de vraag of goederen moeten worden ingedeeld in post 7010 93 90 van het GDT, zoals belanghebbende bepleit, dan wel in post 7013 99 00, hetgeen de inspecteur voorstaat.
Subsidiair heeft belanghebbende post 7020 00 80 voorgesteld.
Voormelde posten en de relevante passages van de GS-Toelichting luiden als volgt:
Post 7010 93 90
“7010 “Flessen, flacons, bokalen, potten, buisjes, ampullen en andere bergingsmiddelen, van glas, voor vervoer of voor verpakking; weckglazen; stoppen, deksels en andere sluitingen, van glas:
(…)
- andere, met een capaciteit:
(…)
7010 93 -- van meer dan 0,15 doch niet meer dan 0,33l:
(…)
7010 93 90 ---- voor andere producten”.
Post 7013 99 00
“7013 Glaswerk voor tafel-, keuken-, toilet- of kantoorgebruik, voor binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik, ander dan bedoeld bij post 7010 of 7018:
(…)
- ander glaswerk:
(…)
7013 99 00 --ander”.
Post 7020 00 80
“7020 00 Ander glaswerk:
(…)
- andere:
(…)
7020 00 80 -- ander”.
GS-Toelichting op post 7010
“Deze post omvat alle bergingsmiddelen van glas die gewoonlijk in het handelsverkeer worden gebruikt, voor het vervoer en voor de verpakking van vloeistoffen of vaste stoffen (poeder, korrels, enzovoort). Van bedoelde bergingsmiddelen kunnen worden genoemd:
(…)
bokalen, potten en andere dergelijke bergingsmiddelen, voor het verpakken van voedingsmiddelen (…), kosmetische artikelen (…), onderhoudsmiddelen (…).
Deze artikelen worden vrijwel steeds van gewoon wit of gekleurd glas vervaardigd en zulks door persen in een vorm, gewoonlijk gecombineerd met blazen met behulp van perslucht. Zij kenmerken zich vooral door hun wijde omtrek aan de mond, door hun korte hals (die soms ontbreekt) en door de aanwezigheid van een kraag voor het bevestigen van de sluiting. Sommige van deze bergingsmiddelen kunnen echter met een kurk of met een schroefstop worden afgesloten.
Evenals de eigenlijke flessen mogen evenbedoelde artikelen zijn gematteerd, geslepen, geëtst, versierd en bekleed of omvlochten met andere stoffen;
(…).”.
GS-Toelichting op post 7013
"Onder deze post vallen de volgende artikelen, voor het merendeel vervaardigd door in vorm persen of blazen:
(…)
4. glaswerk voor de versiering van woonruimten (ook voor kerken, kloosters, enzovoort), zoals vazen, sierschalen, beeldjes, verschillende voorwerpen (dieren, bloemen, loofwerk, kunstvruchten, enzovoort.), tafelmiddenstukken (…), aquaria, parfumkomfoortjes, souvenirartikelen.
Deze artikelen mogen zijn vervaardigd van gewoon glas, (…). Zij mogen zijn gekleurd, geslepen, gematteerd, (…).
Van deze post zijn eveneens uitgezonderd:
(…)
flessen, flacons, bokalen en potten van de soort gewoonlijk gebruikt voor het vervoer of het verpakken van goederen, alsmede weckglazen (post 7010);”.
GS-Toelichting op post 7020
“De post omvat al de werken van glas die niet zijn begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk en ook niet onder andere hoofdstukken van de nomenclatuur.
Deze artikelen blijven onder deze post ingedeeld, ook indien zij verbonden zijn met andere stoffen, mits zij evenwel het karakter van werken van glas hebben behouden.
(…).”.
3.2. De geldende tarieven voor de bovenstaande posten zijn sub 1.4. vermeld.
4. Het standpunt van belanghebbende
De ingevoerde goederen zijn potjes van geperst glas die de importeur, een kaarsenfabrikant, afvult met kaarsvet en een lont. Een potje van glas, plastic of aardewerk is nodig, omdat anders het kaarsvet zou weglopen. De onderwerpelijke potjes moeten worden aangemerkt als potten van glas bestemd voor verpakkingsdoeleinden. Zij zijn geen siervoorwerpen, omdat zij uitsluitend geschikt zijn voor eenmalig gebruik. Het glas is niet gedecoreerd, maar mat uitgevoerd. Dit is gebeurd, omdat bij helder glas de oneffenheden van het afgevulde kaarsvet te veel zichtbaar zouden worden. Na het opbranden van de kaars wordt het glas weggegooid. Indien indeling onder post 7010 niet kan plaatsvinden, dienen de goederen als overig glaswerk onder post 7020 te worden gerangschikt. Niet duidelijk is of bij de beoordeling van het bezwaar rekening is gehouden met de in het hoorgesprek naar voren gebrachte argumenten.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Volgens de GS-Toelichting op post 7010 moet het daarbij gaan om artikelen die vrijwel steeds van gewoon wit of gekleurd glas zijn vervaardigd, en zulks door persen in een vorm met behulp van perslucht. Zij kenmerken zich vooral door hun wijde omtrek aan de mond, hun korte hals en door de aanwezigheid van een kraag voor het bevestigen van de sluiting. Het onderhavige product mist al deze eigenschappen. Eigenlijk dient het potje om de kaars vorm te geven en wordt het gebruikt als mal. Het kan dan ook niet worden aangemerkt als gebruikelijke verpakking voor het verpakken van kaarsen.
Bij post 7010 gaat het in het bijzonder om producten die kunnen worden afgesloten. Het onderhavige product heeft geen voorziening die dit mogelijk maakt. Ook om deze reden kan het niet worden aangemerkt als gebruikelijk verpakkingsmiddel.
Post 7013 ziet onder meer op glaswerk voor de versiering van woonruimten.
Hieronder valt een breed scala van glazen producten, zoals vazen, sierschalen, beeldjes en souvenirartikelen. Gelet op de uiterlijke vorm kan het product worden beschouwd als dienend voor versiering van woonruimten. Dit betekent dat de indeling in post 7013 juist is; aan indeling als ander glaswerk onder post 7020 wordt dan niet meer toegekomen.
5.2. Ter zitting heeft de inspecteur het volgende aan zijn stellingen toegevoegd.
Importeur van de goederen en afvuller van de potjes is B te X.
Het potje kan als de kaars is opgebrand ook nog voor andere doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld ter versiering van de woonruimte. Op het glas is geen gravering of versiering aangebracht.
Belanghebbende heeft het hoorverslag ontvangen; zij heeft daarop met pen aantekeningen gemaakt en het vervolgens weer teruggestuurd. Anders dan belanghebbende stelt is met deze aantekeningen bij de uitspraak op bezwaar wel rekening gehouden.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Waarneming van het monster leert dat het onderhavige product niet kan worden aangemerkt als een potje van de soort gewoonlijk gebruikt voor het vervoer of voor de verpakking van goederen, als bedoeld bij post 7010. Het product mist de voor bergingsmiddelen van glas kenmerkende eigenschappen, genoemd in de GS-Toelichting op die post, met name een voorziening om het te kunnen afsluiten. Deze laatste eigenschap is essentieel voor de goederen, bedoeld bij post 7010. Het onderhavige product kan derhalve niet onder deze post worden ingedeeld. Het feit dat de goederen na de invoer worden afgevuld met kaarsvet, voorzien van een lont, maakt nog niet dat ze daardoor ook als goederen, zoals specifiek in die post beschreven, moeten worden beschouwd.
6.2. Ook de door de inspecteur voorgestane post 7013 kan niet voor indeling in aanmerking komen. Het product betreft een eenvoudig glazen potje, zonder uiterlijke versierselen. De minder fraaie afwerking en het gemis aan “uitstraling” tonen aan dat het product niet bestemd is om als versiering te dienen. Het product kan derhalve niet worden aangemerkt als siervoorwerp, bedoeld bij post 7013.
6.3. Nu het product tot geen enkele andere tariefpost in hoofdstuk 70 behoort, kan het slechts worden gebracht onder de noemer “ander glaswerk” van post 7020, waarvan in casu onderverdeling 00 80 van toepassing is; het heffingspercentage van die post bedroeg op de dag van invoer van de onderhavige goederen 0%, zodat belanghebbende geen douanerechten verschuldigd is, en de betaalde rechten derhalve teruggegeven moeten worden.
6.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep gegrond is, en dat de bestreden uitspraak en de beschikking op het verzoek om terugbetaling moeten worden vernietigd.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu niet is gebleken van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en evenmin is gebleken van andere, voor nadere opgaaf vatbare kosten in de zin van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
8. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak, waarvan beroep;
- vernietigt de sub 1.1. vermelde beschikking;
- gelast de inspecteur de geheven douanerechten terug te betalen;
- gelast de Staat der Nederlanden het gestorte griffierecht ad € 204,20 aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus gewezen op 17 juni 2004 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. J.W.M. Tijnagel en mr. E.M. Vrouwenvelder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.