ECLI:NL:GHAMS:2004:AQ3299

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/90196 DK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van douaneregelgeving met betrekking tot geluidskaarten en prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie

In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, staat de geldigheid van bepaalde douaneregelgeving met betrekking tot geluidskaarten centraal. De zaak is ontstaan uit een beroepschrift van E B.V. tegen een uitspraak van de inspecteur van de Douane, die de indeling van geluidskaarten onder post 8543 89 79 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT) betwistte. E B.V. had in de jaren 1998 en 1999 aangiften gedaan voor geluidskaarten, waarbij zij deze indiende onder post 8473 30 10, maar de inspecteur besloot deze te herclassificeren onder post 8543 89 79, wat leidde tot een hogere aanslag aan douanerechten.

De Douanekamer heeft de zaak op 18 februari 2003 mondeling behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de inspecteur hun standpunten hebben toegelicht. De belanghebbende stelde dat geluidskaarten onder post 8471 80 90 moeten worden ingedeeld, terwijl de inspecteur de geldigheid van de verordeningen die geluidskaarten onder post 8543 89 79 plaatsen, verdedigde. De Douanekamer heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, met name het arrest in de zaak C-479/99, waarin werd geoordeeld dat geluidskaarten onder post 8471 moeten worden ingedeeld.

De Douanekamer heeft uiteindelijk besloten om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie over de geldigheid van de verordeningen 2086/97 en 2261/98, die de indeling van geluidskaarten onder post 8543 89 79 regelen. De beslissing van de Douanekamer is op 13 juli 2004 openbaar uitgesproken, waarbij de verdere procedure is geschorst totdat het Hof van Justitie uitspraak zal doen over de gestelde vraag.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 01/90196 DK (voorheen nr. 0196/2001 TC)
de dato 13 juli 2004
1. De procedure
1.1. Op 30 augustus 2001 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van E B.V. te S, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van de Douane/district A (hierna: de inspecteur) van 26 juli 2001 met kenmerk ..., waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodigingen tot betaling, verenigd op het aanslagbiljet, gedateerd 21 maart 2001 met kenmerk ..., voor in totaal f 49.162,90 aan douanerechten, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, waarna de inspecteur een conclusie van dupliek heeft ingezonden.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001, Stb. 419, is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) in de plaats getreden van de Tariefcommissie.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 18 februari 2003. Daar zijn verschenen namens belanghebbende W en P. Namens de inspecteur is mr. C
verschenen.
1.5. Ter zitting zijn gelijktijdig behandeld de zaak nr. 01/90197 DK en – op verzoek van beide belanghebbenden – de zaak nr. 01/90187 DK. Namens belanghebbende is een pleitnota overgelegd en voorgelezen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. De inspecteur heeft eveneens een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
1.6. Het dossier bevat de navolgende gedingstukken, welke als bijlagen bij deze uitspraak worden gevoegd:
A1). het beroepschrift van 30 augustus 2001 met de daarbij behorende bijlagen:
A2) intrekking uitstel van betaling voor uitnodiging tot betaling van 12 december 2000,
A3) de uitnodiging tot betaling van 21 maart 2001,
A4) het bezwaarschrift,
A5) de uitspraak op bezwaar van 26 juli 2001, kenmerk 00/352/14756/143.
B. het verweerschrift van 4 januari 2002.
C1) de conclusie van repliek van 5 juli 2002 met de daarbij behorende bijlagen:
C2) brief van Rijssenbeek advocaten van 25 juni 2002,
C3) arrest Hof van Justitie van 7 juni 2001, zaak C-479/99 (CBA Computer Handels- end Beteiligungs GmbH), Jurispr., blz. 4391.
D. de conclusie van dupliek van 2 september 2002.
E. de pleitnota van beide partijen.
2. De feiten
2.1. Belanghebbende, douane-expediteur, heeft in de jaren 1998 en 1999 in opdracht van C te A, bij de douane te A aangiften voor het vrije verkeer gedaan voor onder meer geluidskaarten van het type “Yamaha, ATC 6631”. Als tariefpost vermeldde belanghebbende post 8473 30 10 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT), voor welke post in 1998 een tarief van 1,6 % en in 1999 een tarief van 0,8 % aan douanerechten gold.
Overeenkomstig de op de aangiften vermelde gegevens zijn de douanerechten geboekt, waarna de goederen aan de aangever ter beschikking zijn gesteld.
2.2. Op basis van de bevindingen bij een administratieve controle bij C heeft de inspecteur besloten de onder 2.1. vermelde geluidskaarten alsnog in te delen onder post 8543 89 79, voor welke post in 1998 een tarief van 2,5 % en in 1999 een tarief van 1,3 % aan douanerechten gold. Daarop heeft de inspecteur aan belanghebbende voor de gedane invoeraangiften de onder 1.1. vermelde uitnodigingen tot betaling aan belanghebbende uitgereikt voor de méér verschuldigde douanerechten.
2.3. Ter zitting is namens belanghebbende een voorbeeld overgelegd van de ingevoerde goederen.
3. Het geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of in de ten tijde van het hoofdgeding geldende versie van het GDT, de onderhavige goederen moeten worden ingedeeld onder post 8471 80 90, zoals belanghebbende voorstaat, dan wel onder post 8543 89 79, zoals de inspecteur verdedigt.
Genoemde posten luidden in 1998 en 1999 als volgt:
Post 8471 80 90
“8471 Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:
(…)
8471 80 - andere eenheden voor automatische gegevensverwerkende machines:
(…)
8471 80 90 - - andere”.
Post 8543 89 79
“8543 Elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofd-stuk:
(…)
- andere machines, apparaten en toestellen:
8543 89 - - andere:
(…)
- - - andere:
(…)
8543 89 79 - - - - apparaten waarmee de automatische gegevensverwerkende machine en eenheden daarvoor geluidssignalen kunnen bewerken (geluidskaarten); uitbreidingssets (zogenaamde upgrade kits) voor automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor, gereedgemaakt voor de verkoop in het klein, ten minste bestaande uit een elektronische assemblage waarmee de automatische gegevensverwekende machine en de eenheden daarvoor geluidssignalen kunnen bewerken (geluidskaarten), luidsprekers en/of een microfoon.”.
Postonderverdeling 8543 89 79 is bij Verordening (EG) nr. 1153/97 van de Commissie van 24 juni 1997 (Pb L 168) tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistiek-nomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in werking getreden op 1 juli 1997, als volgt geredigeerd:
8543 89 79 - - - - uitbreidingssets (zogenaamde upgrade kits) voor automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor, gereedgemaakt voor de verkoop in het klein, ten minste bestaande uit een elektronische assemblage waarmee de automatische gegevens-ver-werkende machine en de eenheden daarvoor geluidssignalen kunnen bewerken (geluidskaarten), luidsprekers en/of een microfoon.”.
Genoemde postonderverdeling is voortgekomen uit het Besluit 97/359/EG van de Raad van 24 maart 1997 betreffende afschaffing van de rechten op informatie-technologieproducten (Pb L 155), waarbij de Commissie is gemachtigd om een lijst van wijzigingen opgenomen in de zogeheten EC-ITA Schedule CXL, bij de Wereld-handelsorganisatie in te dienen. In deze lijst is postonderverdeling 8543 89 79 omschreven als:
“Multimedia upgrade kits, for automatic data processing machines and units thereof, put up for retail sale, consisting of, at least, speakers and/or microphones, and a printed circuit assembly that enables the automatic data processing and units thereof to process audio signals (sound cards)”.
Het bijbehorende tarief van douanerechten is door de Raad blijkens deze lijst met ingang van 1 juli 1997 gesteld op 3,8 %. De geleidelijke afschaffing van de douanerechten werd gerealiseerd door voor het jaar 1998 het tarief te stellen op 2,5 %, voor 1999 op 1,3 %, waarna de invoer met ingang van 1 januari 2000 vrij van rechten was.
Onderverdeling 8543 89 79 is bij Verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 (Pb L 312) tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad is met ingang van 1 januari 1998 aangevuld. De postonderverdeling luidt sindsdien als volgt:
8543 89 79 - - - - apparaten waarmee de automatische gegevensverwerkende machine en eenheden daarvoor geluidssignalen kunnen bewerken (geluidskaarten); uitbreidingssets (zogenaamde upgrade kits) voor automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor, gereedgemaakt voor de verkoop in het klein, ten minste bestaande uit een elektronische assemblage waarmee de automatische gegevensverwekende machine en de eenheden daarvoor geluidssignalen kunnen bewerken (geluidskaarten), luidsprekers en/of een microfoon.”.
Bij Verordening (EG) nr. 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998 (Pb L 292) tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad is de laatstgenoemde tekst van post 8543 89 79 gehandhaafd voor het jaar 1999. Een gelijkluidende tekst was van kracht in de jaren 2000 en 2001.
Bij Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 (Pb L 279) tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad is met ingang van 1 januari 2002 de betreffende onderverdeling 8543 89 79 gewijzigd; deze luidt als volgt:
“8543 89 79 - - - - uitbreidingssets (zogenaamde upgrade kits) voor automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor, gereedgemaakt voor de verkoop in het klein, ten minste bestaande uit een elektronische assemblage waarmee de automatische gegevensverwerkende machine en de eenheden daarvoor geluidssignalen kunnen bewerken (geluidskaarten), luidsprekers en/of een microfoon.”.
Aantekening 5 bij hoofdstuk 84 van het GDT is mede in de beschouwingen betrokken; in 1998 en 1999 luidde deze, voorzover hier van belang, als volgt:
Aantekening 5 bij hoofdstuk 84
“A. (…)
B. Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen in de vorm van systemen bestaande uit een variabel aantal afzonderlijke eenheden. Met inachtneming van het bepaalde in letter E hierna, wordt een eenheid als een deel van een compleet systeem aangemerkt, indien zij aan alle hierna omschreven voorwaarden voldoet, te weten:
a) zij moet van de soort zijn die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem;
b) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van een of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten; en
c) zij moet in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm - codes of signalen - die bruikbaar is voor het systeem.
C. Afzonderlijk aangeboden eenheden van een automatische gegevensverwerkende machine worden onder post 8471 ingedeeld.
D. (…)
E. Machines die een eigen functie, andere dan automatische gegevensverwerking, vervullen en die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt, worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij ontbreken daarvan, onder een sluitpost.”.
Partijen hebben bevestigd dat de ingevoerde goederen voldoen aan de omschrijving van een geluidskaart zoals neergelegd in rechtsoverweging 3 van het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 7 juni 2001, zaak C-479/99 (CBA Computer Handels-und Beteiligungs GmbH), Jurispr., blz. 4391.
Deze overweging luidt als volgt:
“Uit het dossier blijkt, dat geluidskaarten printplaten met actieve en passieve componenten zijn, die met hun connector in de daartoe voorziene bus op de moederkaart van personal computers worden gemonteerd. Zij dienen vooral om de in bepaalde software als digitale gegevens bewaarde geluiden in analoge signalen om te zetten en daardoor hoorbaar te maken. Verder dienen de geluidskaarten ertoe, analoge signalen in digitale gegevens om te zetten en zo de verwerking en opslag ervan mogelijk te maken.”.
4. Het standpunt van belanghebbende
Het comité van de WDO heeft in november 2000 tijdens sessie 26 besloten dat geluidskaarten moeten worden ingedeeld in 8471 80 met toepassing van indelingsregel 1 en 6. Voor deze post gelden sinds 1996 geen douanerechten meer.
Het Hof van Justitie heeft in het arrest in de zaak C-479/99 van 7 juni 2001 met betrekking tot identieke goederen geoordeeld, dat deze moeten worden ingedeeld onder post 8471 80 van het GDT.
5. Het standpunt van de inspecteur
Verordening (EG) nr. 2086/97 van 4 november 1997 en Verordening (EG) nr. 2261/98 van 26 oktober 1998, waarbij in postonderverdeling 8543 89 79 “geluidskaarten” zijn opgenomen, waren ten tijde van de onderhavige invoeren ongewijzigd van kracht. In het onder 2.3. vermelde arrest heeft het Hof van Justitie geen oordeel gegeven over de geldigheid van deze verordening. Dat geluidskaarten sinds 1 januari 2002 niet meer genoemd worden in postonderverdeling 8543 89 79, kan niet afdoen aan de geldigheid van deze verordening voor die jaren waarin onder meer de onderhavige invoeren plaatsvonden.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Postonderverdeling 8543 89 79 zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 alsmede bij Verordening (EG) nr. 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998 hebben blijkens de bewoordingen mede betrekking op de onderhavige in geding zijnde geluidskaarten.
6.2. In het reeds aangehaalde arrest in de zaak C-479/99 heeft het Hof geoordeeld dat elektronische assemblages waarmee automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor geluidssignalen kunnen bewerken (geluidskaarten) moeten worden ingedeeld onder post 8471 van de gecombineerde nomenclatuur, in de redactie van Verordening (EG) nr. 1153/97 van de Commissie van 24 juni 1997 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad.
6.3. Gelet op het onder 6.2. genoemde oordeel van het Hof dat post 8471 geluids-kaarten omvat, rijst de vraag of de verordeningen nrs. 2086/97 en 2261/98, beide van de Commissie, tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad, geldig zijn, voorzover volgens die verordeningen post 8543 van de gecombineerde nomenclatuur de onder 2.3. beschreven geluidskaarten omvat.
6.4. In het vorenoverwogene ziet de Douanekamer aanleiding het Hof van Justitie op de voet van artikel 234 EG om een prejudiciële beslissing te verzoeken inzake de sub 7.1. hierna geformuleerde vraag.
7. De beslissing
7.1. De Douanekamer verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen uitspraak te doen over de volgende vraag:
Zijn Verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 alsmede Verordening (EG) nr. 2261/98 van de Commissie van 26 oktober 1998, beide strekkende tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief geldig, voorzover volgens die verordeningen post 8543 89 79 van de gecombineerde nomenclatuur de onder 2.3. omschreven geluidskaarten omvat?
7.2. De Douanekamer houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het Hof van Justitie uitspraak zal hebben gedaan over deze vraag.
Aldus vastgesteld op 13 juli 2004 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter,
mr. J.J.A.M. Kennis en mr. E.N. Punt, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter: