ECLI:NL:GHAMS:2004:AQ2602
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.H.M. Possen
- J.J.A.M. Kennis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Douanerechten op mengsels van gebroken en volwitte rijst
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2004, staat de vraag centraal of de inspecteur terecht douanerechten heeft geheven op een mengsel van gebroken en volwitte rijst. Het beroep is ingediend door B. te Y (Luxemburg) tegen een eerdere uitspraak van de inspecteur van 24 april 2001, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling van douanerechten werd afgewezen. De inspecteur had op basis van monsteronderzoek vastgesteld dat het product volwitte langkorrelige rijst betrof, waarvoor een hoger douanerecht gold dan voor breukrijst. Belanghebbende betwistte de wijze van monsterneming en de toepassing van het tarief voor volwitte rijst.
De procedure begon met een beroepschrift dat op 11 juni 2001 werd ingediend. Na een niet-ontvankelijk verklaring door de Tariefcommissie, werd de zaak overgedragen aan de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari 2003 werd de inspecteur vertegenwoordigd door medewerkers van het Laboratorium van de Belastingdienst, terwijl belanghebbende werd bijgestaan door haar gemachtigde en andere adviseurs.
De Douanekamer oordeelde dat de inspecteur de douanerechten terecht had geheven op basis van de resultaten van het monsteronderzoek, dat had aangetoond dat het mengsel meer dan 50% gebroken rijst bevatte. De Douanekamer concludeerde dat de inspecteur de juiste tariefpost had toegepast, aangezien geen van de bestanddelen van het mengsel ten minste 90% uitmaakte. De grieven van belanghebbende werden verworpen, en de Douanekamer verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbende om bezwaar te maken tegen de monsterneming, wat niet was gebeurd, en bevestigt de wettelijke bepalingen omtrent douanerechten voor mengsels.