ECLI:NL:GHAMS:2004:AQ2520

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/3766 DK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van goederen voor douanedoeleinden met betrekking tot waxinelichthouders

In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, is het geschil ontstaan over de indeling van bepaalde producten, specifiek waxinelichthouders, onder de juiste post van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT). De belanghebbende, vertegenwoordigd door A (B) te Z, had bij de inspecteur bindende tariefinlichtingen aangevraagd voor twee producten, die als 'sfeerlicht' waren omschreven. De inspecteur had deze producten ingedeeld onder post 7013 99 00, terwijl de belanghebbende betoogde dat de indeling onder post 9405 50 00 correcter zou zijn, aangezien de producten ook als verlichtingstoestellen kunnen worden beschouwd.

De Douanekamer heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De inspecteur stelde dat de uitsparing in de producten specifiek bedoeld was voor waxinelichtjes, die volgens hem voornamelijk als warmtebron worden gebruikt. De belanghebbende daarentegen betoogde dat waxinelichtjes ook als lichtbron dienen en dat de producten in feite multifunctioneel zijn, geschikt voor zowel waxinelichtjes als kaarsen.

Na het horen van de argumenten en het bekijken van de monsters, concludeerde de Douanekamer dat de producten voldoen aan de kenmerken van een verlichtingstoestel zoals vermeld in post 9405 van het GDT. De Douanekamer oordeelde dat de inspecteur de gebruikstoepassing van waxinelichtjes te beperkt had geïnterpreteerd. De uitspraak van de inspecteur werd vernietigd, en de Douanekamer verklaarde het beroep gegrond, met een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 966,--. De Douanekamer gelastte de inspecteur om een nieuwe beslissing te nemen op de verzoeken, in overeenstemming met deze uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
In de zaak 02/3766 DK
de dato 10 februari 2004
1. De procedure
1.1. Op 20 juni 2002 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen, ingediend door A (B) te Z als gemachtigde van de besloten vennootschap C B.V. te Y, belanghebbende, welk beroep is aangevuld bij brief van 23 augustus 2002. Het beroep is gericht tegen de uitspraken van het hoofd van het Douanedistrict D (hierna: de inspecteur), beide van 24 mei 2002 met kenmerk ……, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen twee op 11 februari 2002 verstrekte bindende tariefinlichtingen werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de secretaris van de Douanekamer een griffierecht van € 218,-- geheven. Op 24 september 2002 is een verweerschrift van de inspecteur ingekomen.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 2 december 2003, gehouden te Amsterdam. Aldaar zijn verschenen A, E en F namens belanghebbende en namens de inspecteur mr. G, tot bijstand vergezeld van H. Beide partijen hebben een pleitnota voorgelezen en overgelegd. Belanghebbende heeft bij de pleitnota een aantal bijlagen overgelegd, van welke bijlagen de inspecteur kennis heeft kunnen nemen en waarover hij zich heeft kunnen uitlaten. De pleitnota’s en bijlagen worden tot de gedingstukken gerekend.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende heeft op 5 december 2001 aan de inspecteur verzocht om afgifte van twee bindende tariefinlichtingen voor de als respectievelijk “sfeerlicht glas voor theelicht bolmodel 7,5 cm” en “sfeerlichtje voor theelicht glas vierkant 6,5x6,5x3cm” omschreven producten. In de aanvragen is voor de indeling post 9405 50 00 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT) voorgesteld.
2.2. Op 11 februari 2002 heeft de inspecteur twee bindende tariefinlichtingen met de nummers …… en …… afgegeven. De sub 2.1. vermelde producten werden in de onderhavige tariefinlichtingen ingedeeld onder post 7013 99 00 van het GDT. In de bindende tariefinlichtingen zijn de producten als volgt omschreven:
“Siervoorwerp (waxinelichthouder) van glas, bol model, met een diameter van ca. 5,5 cm aan de onderzijde en ca. 9 cm aan de bovenzijde. Het voorwerp is ca. 5 cm hoog en in aan de bovenzijde voorzien van een ronde uitsparing.”
en
“Siervoorwerp (waxinelichthouder) van glas, vierkant model, met de afmetingen van ca. 6,5 cm aan de bovenzijde en ca. 8 cm aan de onderzijde. Het voorwerp is ca. 3,5 cm hoog en is aan de bovenzijde voorzien van een ronde uitsparing.”
2.3. Gezien het monster en hetgeen partijen in de gedingstukken over de kenmerken en eigenschappen van de goederen hebben vermeld, en mede gelet op hetgeen partijen ter zitting daaraan nog hebben toegevoegd, is over de goederen het volgende komen vast te staan.
2.4. Het artikel waarvoor een bindende tariefinlichting met kenmerk …… is afgegeven is van glas, rond van vorm, hol van binnen, en ongeveer 5 centimeter hoog. Het heeft twee afgevlakte zijden. De ene zijde heeft een dwarsdoorsnede van ongeveer 5 centimeter; hierin is een ronde uitsparing gemaakt met een dwarsdoorsnede van ongeveer 4 centimeter. De andere zijde heeft een dwarsdoorsnede van ongeveer 9 centimeter; hierin is een ronde uitsparing gemaakt van ongeveer 5 centimeter. Het artikel is aan deze zijde ongeveer 1 centimeter dik. De uitsparingen zijn aangebracht om een kaars of een waxinelichtje in te plaatsen. Het artikel is van geslepen glas.
2.5. Het artikel waarvoor een bindende tariefinlichting met kenmerk …… is afgegeven is van glas, vierkant van vorm, loopt taps toe, en is ongeveer 3,5 centimeter hoog. Het heeft twee afgevlakte zijden. De ene zijde heeft een dwarsdoorsnede van ongeveer 6,5 centimeter; hierin is een ronde uitsparing gemaakt met een dwarsdoorsnede van ongeveer 4,5 centimeter. De andere zijde heeft een dwarsdoorsnede van ongeveer 8 centimeter. De uitsparing is aangebracht om een kaars of een waxinelichtje in te plaatsen. Het artikel is van geslepen glas.
3. Het geschil
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht een bindende tariefinlichting met indeling van de onderhavige goederen onder post 7013 99 00 van het GDT heeft afgegeven. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en verdedigt tariefpost 9405 50 00.
3.2. Voormelde posten luiden als volgt:
Post 7013 99 00
“7013 Glaswerk voor tafel- keuken-, toilet- of kantoorgebruik, voor binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik, ander dan bedoeld bij post 7010 of 7018:
- ander glaswerk:
7013 99 00 -- ander”
Post 9405 50 00
“9405 Verlichtingstoestellen (zoeklichten en schijnwerpers daaronder begrepen) en delen daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vast aangebrachte lichtbron, alsmede elders genoemde noch elders onder begrepen delen daarvan:
9405 50 00 - niet-elektrische verlichtingstoestellen”
De GS-toelichting op post 7013 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Onder deze post vallen de volgende artikelen, voor het merendeel vervaardigd door in vorm persen of blazen:
(…)
4. glaswerk voor de versiering van woonruimten (ook voor kerken, kloosters, enzovoort), zoals vazen, sierschalen, beeldjes, verschillende voorwerpen (dieren, bloemen, loofwerk, kunstvruchten, enzovoort.), tafelmiddenstukken (andere dan die bedoeld bij post 70.09), aquaria, parfumkomfoortjes, souvenirartikelen.
(…)
Van deze post zijn eveneens uitgezonderd:
(…)
f. verlichtingstoestellen en delen daarvan, bedoeld bij post 94.05;”
De GS-toelichting op post 9405 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen
De verlichtingstoestellen van deze groep mogen zijn vervaardigd uit ongeacht welke stof (met uitzondering van de stoffen vermeld in aantekening 1 op hoofdstuk 71) en mogen om het even welke lichtbron gebruikten (kaars, olie, benzine, petroleum, gas, acetyleen, elektriciteit, enzovoort). Elektrische apparaten mogen zijn uitgerust met fitting, schakelaars, elektrische draden met stekker, transformatoren, enzovoort, of, zoals in het geval van armaturen voor fluorescentielampen, van een starter en van een ballast.
De voornaamste soorten van bij deze post bedoelde lampen zijn:
(…)
6. kandelabers, kandelaars, kaarshouders voor piano’s, enzovoort.”
3.3. Op 25 januari 2002 heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Commissie) indelingsverordening (EG) nr. 141/2002 vastgesteld (hierna: de indelingsverordening). Op grond van artikel 1 van de indelingsverordening worden de goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage bij de indelingsverordening opgenomen tabel in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-code vermeld in kolom 2 van de tabel.
3.4. In bedoelde bijlage is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld
Omschrijving Indeling
GN-code Motivering
(1) (2) (3)
1. Een houder van craqueléglas met drie pootjes van glas, van ongeveer 9 cm hoog, met een ronde opening met een diameter van ongeveer 7,5 cm. In de houder kan een kaars worden geplaatst
De houder wordt zonder kaars aangeboden
Zie foto A (*) 7013 99 00 De indeling is vastgesteld op basis van de alge-mene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 7013 en 7013 99 00
De houder is niet ontworpen om de kaars op een vaste plaats te houden en beschikt derhalve niet over de kenmerken van een kandelaar van post 9405
2. Drie artikelen, aangeboden als een stel, opge-maakt voor de verkoop in het klein, bestaande uit:
– een houder van kleurloos glas, van on-
geveer 15 cm hoog, met een ronde opening
met een diameter van ongeveer 11 cm,
– een cilindervormige kaars, van ongeveer
4,5 cm hoog, met een diameter van on-
geveer 5cm,
– ongeveer 150 gram fijn zand in een zakje
van kunststof
De kaars moet in het zand op de bodem van de houder worden geplaatst
(Zie foto B) (*) 7013 99 00 De indeling is vastgesteld op basis van de alge-mene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 7013 en 7013 99 00
De drie artikelen voldoen aan de criteria voor indeling als een stel. De glazen houder is het bestanddeel waaraan het wezenlijk karakter van het product wordt ontleend
De houder is niet ontworpen om de kaars op een vaste plaats te houden en beschikt derhalve niet over de kenmerken van een kandelaar van post 9405
(*) De foto’s dienen enkel ter informatie.
3.5. De indelingsverordening is gepubliceerd in Pb L 24/12 van 26 januari 2002. Zij treedt, blijkens artikel 3 van deze verordening, in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, dat wil zeggen op 15 februari 2002.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Blijkens de GS-toelichting op post 9405 50 00 mogen de aldaar bedoelde verlichtingstoestellen zijn vervaardigd uit ongeacht welke stof en mag om het even van welke lichtbron gebruik worden gemaakt. Een kaarsenhouder is onmiskenbaar als een niet-elektrisch verlichtingstoestel is te beschouwen, maar is eveneens onmiskenbaar een voorwerp voor binnenhuisversiering. Met behulp van algemene regel 3 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur dient het goed te worden ingedeeld in postonderverdeling 9405 50 00 van het GDT. Belanghebbende verwijst voor haar standpunt mede naar de onder 3.3. en verder genoemde indelingsverordening.
4.2. Namens belanghebbende is ter zitting nog naar voren gebracht dat indeling in post 9405 50 00 het meest recht doet aan de aard van het artikel. Van belang is of de producten voorzien zijn van een uitsparing voor een kaars. De onderhavige producten zijn voorzien van een uitsparing voor een waxinelichtje. Dat de uitsparing is bedoeld voor een waxinelichtje en niet voor een kaars doet niet ter zake. Een waxinelichtje is een klein plat kaarsje. Ter zitting heeft belanghebbende laten zien dat ook een kaarsje met dezelfde diameter in de producten kan worden geplaatst. De aanvraag voor de bindende tariefinlichting vermeldt een uitsparing voor een waxinelichtje omdat het toch het meest voor de hand ligt een waxinelichtje in de producten te plaatsen. Belanghebbende beroept zich voorts op twee aan derden verstrekte bindende tariefinlichtingen waarin waxinelichthouders wel onder post 9405 50 00 zijn ingedeeld en concludeert dat het beleid van de Douane te dezer zake kennelijk is gewijzigd.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De inspecteur acht van belang dat de in de onderhavige producten aanwezige uitsparing bestemd is voor plaatsing van een waxinelichtje. Gelet op de indelingsverordening van 25 januari 2002 is voor indeling in post 9405 50 00 van belang of er een uitsparing aanwezig is voor het plaatsen van een kaars en daarvan is hier geen sprake. De inspecteur stelt dat waxinelichtjes wezenlijk verschillen van kaarsen. Waxinelichtjes zijn volgens het Van Dale Groot Woordenboek hedendaags Nederlands kleine platte kaarsjes die dienen als verwarming in een theekomfoor. De inspecteur concludeert dat aan het criterium zoals dat is verwoord in de indelingsverordening van 25 januari 2002 niet is voldaan.
5.2. De inspecteur heeft ter zitting nog gesteld dat in de aanvraag voor de bindende tariefinlichtingen vermeld is dat de producten houders voor theelichten zijn. Thans toont belanghebbende dat de houders ook kunnen dienen als houders voor kaarsen. De inspecteur stelt dat ook ingeval deze toepassingsmogelijkheid in de aanvraag zou zijn vermeld hij geen andere bindende tariefinlichting zou hebben verstrekt. De meest voor de hand liggende aanwendingsmogelijkheid van de producten is dat daarin waxinelichtjes worden geplaatst. Kaarsen en waxinelichtjes hebben verschillende functies te weten verlichten en verwarmen. Het waxinelichtje in de producten dient niet om een ruimte te verlichten maar om het object zelf een feeëriek aanzicht te geven. De samenstelling van waxinelichtjes is identiek aan die van kaarsen. Het formaat verschilt evenwel en dat is doorslaggevend. Er zijn ook geurende waxinelichtjes in de handel en waxinelichtjes met glittertjes. Deze waxinelichtjes dienen niet voor verwarming. Naar aanleiding van de door belanghebbende overgelegde bindende tariefinlichtingen verstrekt aan derden, geeft de inspecteur aan dat de indelingsverordening van 25 januari 2002 heeft geleid tot een beleidswijziging bij de douane. Na die datum worden houders van waxinelichtjes ingedeeld in post 7013 99 00 van het GDT. De indelingsverordening verschaft meer duidelijkheid over het toepassingsbereik van post
9405 50 00 van het GDT. Echter met betrekking tot de in geding zijnde goederen geeft de verordening niet veel duidelijkheid. De goederen worden zonder kaars of waxinelichtje verkocht.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Volgens de GS-Toelichting op post 9405 mogen de verlichtingstoestellen van deze groep om het even welke lichtbron gebruiken. In de onder 3.3. genoemde verordening wordt betekenis toegekend aan de omstandigheid dat de houder is ontworpen om een kaars op een vaste plaats te houden en derhalve over de kenmerken beschikt van een kandelaar van post 9405.
6.2. De onderhavige producten zijn dusdanig vormgegeven dat een lichtbron met de afmetingen van een waxinelichtje op een vaste plaats wordt gehouden. De inspecteur kent voor de indeling van de onderhavige producten doorslaggevende betekenis toe aan de omstandigheid dat de uitsparing, gelet op de afmetingen, bij uitstek geschikt is om een waxinelichtje te plaatsen en dat een waxinelichtje in de eerste plaats als warmtebron dient te worden beschouwd. De Douanekamer is van oordeel dat de inspecteur hiermee de gebruikstoepassing van waxinelichtjes te beperkt uitlegt. Waxinelichtjes hebben een specifiek formaat, het zijn kleine platte kaarsjes zoals de inspecteur stelt; ze hebben, zoals de inspecteur ter zitting ook heeft erkend, dezelfde samenstelling als kaarsen. Waxinelichtjes worden, zoals ook uit de onderhavige zaak blijkt, veelvuldig op soortgelijke wijze als kaarsen gebruikt, te weten als lichtbron voor sfeerverlichting en niet als warmtebron.
6.3. Gelet op de specifieke kenmerken en eigenschappen van de producten, en na waarneming van de monsters, is de Douanekamer van oordeel dat de producten voldoen aan de kenmerken van een verlichtingstoestel, vermeld in post 9405 van het GDT. De Douanekamer neemt hierbij in aanmerking dat blijkens een demonstratie ter zitting de onderhavige
producten kunnen dienen als houder zowel voor een waxinelichtje als voor een kaars met eenzelfde diameter als een waxinelichtje, en dat beide producten zodanig ontworpen zijn dat hetzij een waxinelichtje hetzij een kaars op een vaste plaats wordt gehouden.
6.4. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat op grond van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur de goederen dienen te worden ingedeeld in post 9405 50 00 van het GDT.
6.5. Een en ander brengt met zich dat de bindende tariefinlichtingen en de uitspraak, waarvan beroep, niet in stand kunnen blijven.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de Douanekamer het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage van het Besluit opgenomen tarief op: 2 (proceshandelingen: beroepschrift en verschijnen ter zitting) x 1,5 (gewicht van de zaak) x € 322,-- = € 966,--.
8. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak, waarvan beroep;
- vernietigt de bindende tariefinlichtingen met kenmerken …… en ……;
- gelast de inspecteur een nieuwe beslissing te nemen op de verzoeken met
inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 966,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen;
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht ad € 218,-- te vergoeden.
Aldus vastgesteld op 10 februari 2004 door mr. A. Bijlsma, voorzitter,
H.J. Bokhorst en mr. E.M. Vrouwenvelder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C. van Aalst als griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.