2. De vaststaande feiten
2.1. Op 27 september 2001 heeft belanghebbende bij de douane te Rotterdam onder nummer ... een aangifte voor het vrije verkeer gedaan voor goederen die in de aangifte waren omschreven als “gedopte langkorrelige rijst, andere”, met een brutogewicht van 41.022 kilogram en een nettogewicht van 40.460 kilogram, van oorsprong uit Pakistan. De goederen werden aangegeven onder post 1006 20 98 (douanerechten f 561,306974 per 1.000 kilogram nettogewicht) van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT). Importeur van de goederen was R VOF te A.
2.2. Bij de aangifte is een factuur overgelegd van L te Pakistan aan de bank te A. De factuur is gedagtekend 18 augustus 2001 en geeft als omschrijving van de goederen “Silky Long Grain Rice Crop 2000-01 4% broken”.
2.3. Bij de verificatie van de aangifte ten invoer op 4 oktober 2001 zijn de ambtenaren overgegaan tot een daadwerkelijke opname van de goederen en hebben zij daarvan monsters genomen. Deze monsters zijn naar het Laboratorium van de Belastingdienst (hierna: het Laboratorium) te Amsterdam gezonden. Daar is het monster geregistreerd onder nummer B164-1-1614. Het Laboratorium heeft het monster vervolgens naar het Rijkskwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwproducten gezonden ter vaststelling van de aard en de samenstelling van het product.
De uitslag van het monsteronderzoek van het Laboratorium is belanghebbende op 28 november 2001 medegedeeld en luidt als volgt:
“Uitslag monsteronderzoek nr: B164-1-1614
(…)
Bij dit onderzoek is bevonden:
Het monster bestaat uit volwitte langkorrelige rijst.
Lengte van de korrels: meer dan 6,0 mm.
Verhouding lengte/breedte: 3,0 of meer.
Het gehalte aan breuk (bepaald volgens de definities vermeld in bijlage A bij Verordening (EG) 3072/95) bedraagt niet meer dan 10 gewichtspercenten.
Het onderzocht product is door mij ingedeeld onder goederencode: 1006.3098.00.”.
2.4. In navolging van het advies van het Laboratorium heeft de inspecteur, in afwijking van de aangifte, de goederen ingedeeld onder post 1006 30 98 van het GDT (douanerechten f 916,74000 per 1.000 kilogram nettogewicht). Als gevolg hiervan zijn de sub 1.1. vermelde uitnodigingen tot betaling uitgereikt.
2.5. De bezwaarclausule in de uitnodigingen tot betaling luidt als volgt:
“Tegen deze uitnodiging tot betaling (c.q. teruggaaf) kunt u bezwaar maken. In dat geval moet u binnen zes weken na dagtekening van de uitnodiging tot betaling (c.q. teruggaaf) een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur van het douanedistrict Rotterdam, 50966, Rotterdam”.
2.6. Bij faxbericht van 23 december 2001 heeft R VOF namens belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de uitnodigingen tot betaling. Het bezwaarschrift is gericht aan “Douane R, ..., ... R”. In het bezwaarschrift is, voorzover hier van belang, het volgende vermeld:
“1. De aanslag, de boete en de uitslag van het monsteronderzoek zijn uitgereikt nadat de betreffende goederen waren vrijgegeven. Indien de uitreiking tijdig, d.w.z. direct of kort na aankomst van de goederen op de haven was geschied, kon L (blh.) de goederen nog terugzenden, hierdoor kon de schade beperkt worden aangezien de invoerrechten die thans worden geheven, verkoop op de markt slechts mogelijk maken tegen aanmerkelijke verliezen. L (blh.) meent dat niet rekening is gehouden met haar belangen door deze gang van zaken zodat de aanslagen op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. 2. Voorzover nodig, verzoekt Lotus om verlenging van de termijn voor heronderzoek van de goederen zoals bedoeld in de brief van J van 28 november 2001. (…)
3. Vertrouwensbeginsel
L (blh.) heeft in het recente verleden rijst ingevoerd met hetzelfde soort certificaat waarbij geen bezwaar werd gemaakt tegen de indeling in categorie 1006 20 98.
Erop vertrouwende dat - mede gelet op de afhandeling in het verleden - het juiste certificaat was overgelegd, is Lotus bij de onderhavige lading op dezelfde wijze te werk gegaan. Gelet hierop is er reden om deze lading gelijk te behandelen als de vorige met de nodige aanwijzingen voor de toekomst.
Conclusie:
L (blh.) meent voorts dat de lading evengoed in categorie 1006 20 98 ingedeeld kan worden aangezien het aan de omschrijving van die categorie voldoet.
L (blh.) wenst zijn bezwaren toe te lichten tijdens een hoorzitting. Het belang van L (blh.) is aanmerkelijk groter dan ongewijzigde handhaving van de bestreden beslissing.”.
2.7. Op 21 januari 2002 is het bezwaarschrift tegen de sub 1.1. vermelde uitnodigingen tot betaling per fax bij de inspecteur (Douanedistrict Rotterdam) ingekomen en op 22 januari 2002 per post.
Op 28 februari 2002 heeft de inspecteur uitspraak gedaan. In de uitspraak is voorzover hier van belang het volgende vermeld:
“Beoordeling van het bezwaar
De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van de dagtekening van de voor bezwaar vatbare beschikking. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend, als het voor het einde van de termijn door de inspecteur is ontvangen. Een bezwaarschrift is ook tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Uw bezwaarschrift is niet binnen een week na afloop van de termijn ontvangen. Uw bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend. Van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat u in verzuim bent geweest, is niet gebleken. Dus kunt u niet in uw bezwaar worden ontvangen.
Beslissing op het bezwaar
Ik verklaar u niet-ontvankelijk in uw bezwaar.”.
Voorafgaand aan de uitspraak heeft de inspecteur belanghebbende niet gehoord.