ECLI:NL:GHAMS:2004:AP1781

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/04708
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Leiden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2004 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Leiden. De naheffingsaanslag was opgelegd op 8 december 2000, omdat twee parkeercontroleurs geen geldig betaalbewijs hadden aangetroffen in de auto van belanghebbende, die geparkeerd stond op de Garenmarkt in Leiden. Belanghebbende heeft echter verklaard dat hij de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan en dat het betaalbewijs op het dashboard lag, maar niet zichtbaar was door schaduw van de straatverlichting.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende een origineel betaalbewijs getoond, waaruit bleek dat er op 8 december 2000 om 19.36 uur een bedrag van f 2,50 was voldaan voor parkeren. Daarnaast zijn er verklaringen overgelegd van drie getuigen die bevestigden dat er een geldig betaalbewijs op het dashboard lag, maar dat dit niet geheel zichtbaar was. Het Hof heeft de verklaringen en het betaalbewijs in overweging genomen en oordeelde dat het aannemelijk was dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan.

Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de naheffingsaanslag en de uitspraak van de heffingsambtenaar, en gelastte de gemeente Leiden om het griffierecht van € 24,96 aan belanghebbende te vergoeden. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 12. De uitspraak is gedaan door mrs. Boersma, Goes en Van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. Thijssen als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vijfde Meervoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 5 december 2003 (nummer 39.133, BNB 2004/88) - in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden, gedagtekend 22 december 2000, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
Het Hof heeft het beroep behandeld op de zitting van 13 mei 2004.
Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak en de naheffingsaanslag,
- gelast de gemeente Leiden het griffierecht ad € 24,96 (f 55) aan belanghebbende te vergoeden en
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 12, te betalen door de gemeente Leiden.
Gronden
1. Belanghebbende heeft op 8 december 2000 de op zijn naam staande Chrysler Voyager met het kenteken AA-AA-00 geparkeerd op de Garenmarkt in Leiden. Hij heeft nabij deze locatie gegeten met een aantal personen. Tot 20.00 uur gold voor die locatie de verplichting tot het voldoen van parkeerbelasting.
Rond 19.17 uur is een naheffingsaanslag opgelegd omdat twee parkeercontroleurs in de auto geen betaalbewijs hadden aangetroffen.
2. De heffingsambtenaar heeft ter zitting een ongedateerde verklaring overgelegd van parkeercontroleur A waarbij deze verklaart met zijn collega B te hebben geconstateerd dat op het moment van controle geen geldig kaartje zichtbaar was in de genoemde auto.
3. Belanghebbende heeft verklaard dat hij de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan, dat hij over een geldig betaalbewijs beschikte en dat dit op het dashboard lag op een plek met gedeeltelijk schaduw, veroorzaakt door de sterke straatverlichting.
Belanghebbende heeft van een drietal met name genoemde personen gelijkluidende verklaringen overgelegd waarin deze verklaren dat er een naheffingsaanslag onder de ruitenwisser zat, dat een geldig betaalbewijs op het dashboard lag en dat dit bewijs niet geheel zichtbaar was in verband met de schaduwwerking.
Belanghebbendes gemachtigde heeft ter zitting een origineel betaalbewijs getoond waaruit blijkt dat f 2,50 was voldaan voor een periode die zou verstrijken op 8 december 2000 om 19.36 uur. Voorts heeft hij ter zitting een origineel betaalbewijs getoond, gekocht bij dezelfde automaat op de Garenmarkt, waaruit blijkt dat f 2,- (verschuldigd voor een parkeerduur van 30 minuten) was voldaan voor een periode die zou verstrijken op 8 december 2000 om 20.03 uur.
4. Nu belanghebbendes gemachtigde een origineel betaalbewijs dat betrekking had op de periode waarin het tijdstip van controle viel ter zitting heeft getoond, hij ook een betaalbewijs heeft getoond dat betrekking had op de periode die daarop aansloot en hij een drietal verklaringen heeft overgelegd, waarvan de inhoud het Hof plausibel voorkomt, acht het Hof het aannemelijk dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan.
Gelet op het voorgaande kan buiten bespreking blijven over welk betaalbewijs de drie personen hun uitspraak hebben gedaan. Hetzelfde geldt voor de stelling van belanghebbende dat het niet in de rede ligt dat hij niet betaald zou hebben omdat hij op 27 oktober 2000 voor parkeren op dezelfde locatie een naheffingsaanslag had opgelegd gekregen.
Het beroep is dan ook gegrond.
5. Nu het Hof het beroep gegrond verklaart, heeft belanghebbende recht op een vergoeding voor proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) en de verklaring van zijn gemachtigde ter zitting, komt hiervoor in aanmerking een bedrag van € 12, zijnde de (geschatte) reiskosten per openbaar vervoer tussen P en Amsterdam. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende andere in het Besluit vermelde voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.
De uitspraak is gedaan op 27 mei 2004 door mrs. Boersma, Goes en Van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. Thijssen als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door de voorzitter en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.