Parketnummer: 21-000052-03
Uitspraak dd.: 26 maart 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 16 december 2002 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE]
geboren te (geboorteplaats) op 28 februari 1979
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 maart 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging bijlage IIb)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op 17 februari 2002 te Utrecht op de openbare weg, te weten de Winterboeidreef en/of de Brailledreef, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een telefoon en een jas en een sleutelbos en een bril en een portemonnee inhoudende diverse bankpassen en een geldbedrag en een etui inhoudende een rij- en kentekenbewijs Opel Corsa en persoonlijke bescheiden, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen (slachtoffer 1), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
? die (slachtoffer 1) van de fiets heeft/hebben gestompt/geslagen/geduwd/getrokken en
? die (slachtoffer 1) in bewusteloze toestand van de weg in de richting van de berm/struiken, gelegen nabij die weg heeft/hebben gesleept en
? de kleding van die (slachtoffer 1) heeft/hebben doorzocht en
? die (slachtoffer 1) tegen het hoofd, heeft/hebben geslagen /gestompt en getrapt/geschopt
tengevolge waarvan die (slachtoffer 1) zwaar lichamelijk letsel te weten een schedelbasisfractuur en een hersenkneuzing en langdurig verlies van het reukvermogen, heeft bekomen.
2 primair:
hij op 17 februari 2002 te Utrecht op de openbare weg, te weten de Brailledreef, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handschoen, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 2), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen (slachtoffer 2), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
? plotseling tegen die fietsende (slachtoffer 2) is/zijn gesprongen, tengevolge waarvan die (slachtoffer 2) met de fiets ten val is gekomen en
? die (slachtoffer 2) van de fiets heeft/hebben getrokken/geduwd en
? met kracht die (slachtoffer 2) heeft/hebben vastgepaskt/vastgegrepen en
? een hand voor de mond van die (slachtoffer 2) heeft/hebben gehouden en
? het lichaam en hoofd van die (slachtoffer 2) tegen de grond heeft/hebben geduwd/getrokken en
? de benen van die (slachtoffer 2) heeft/hebben vastgeklemd en
? die (slachtoffer 2) heeft/hebben gesleept in de richting van de berm/struiken en
? de broek- en jaszakken van die (slachtoffer 2) heeft/hebben doorzocht en daarbij
? tegen die (slachtoffer 2) heeft/hebben geroepen: “Waar is je portemonnee” en “ik moet je portemonnee”.
3 primair:
hij op 17 februari 2002 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met (slachtoffer 1), van wie verdachte wist dat die (slachtoffer 1) in staat van bewusteloosheid verkeerde, een of meer handelingen te plegen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (slachtoffer 1), immers heeft/is hij, verdachte,
? die (slachtoffer 1) op haar buik gelegd/gedraaid en vervolgens
? de broek van die (slachtoffer 1) naar beneden getrokken en vervolgens
? met zijn, verdachtes handen de ontblote billen van die (slachtoffer 1) betast en gestreeld en meermalen op de ontblote billen van die (slachtoffer 1) geslagen en vervolgens
? zijn, verdachtes, broek en boxershort naar beneden gedaan en vervolgens
? terwijl zijn, verdachtes, penis ontbloot en stijf was achter die (slachtoffer 1), die op haar buik op de grond lag, tussen de benen van die (slachtoffer 1) gaan staan en vervolgens
? tegen een persoon, genaamd (mededader), heeft gezegd ”ik ga haar neuken Piet, ik ga haar neuken”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
op de openbare weg en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt, gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg.
ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde:
poging tot het met iemand van wie de dader weet dat hij in staat van bewusteloosheid verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van twee maal diefstal met geweld samen met een mededader en één maal een poging tot gemeenschap met één van de slachtoffers die in bewusteloze toestand verkeerde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte, eveneens ter zake van de bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur zoals door de rechtbank is opgelegd.
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft op 17 februari 2002 te Utrecht samen met zijn mededader vlak na elkaar twee willekeurige voorbijgangers van de fiets getrokken en laten vallen, de berm in gesleurd en beroofd. Één van de slachtoffers is ten gevolge van de val bewusteloos geraakt. Verdachte heeft, toen dat bewusteloze slachtoffer in de berm lag, geprobeerd gemeenschap met haar te hebben.
Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer dat bewusteloos was geraakt als oud vuil en hulpbehoevend achtergelaten. Het slachtoffer is later in volledig verwarde toestand bij het politiebureau aangekomen en voor een behandeling naar het ziekenhuis vervoerd.
De geweldsdelicten en het zedendelict als de onderhavige veroorzaken in de samenleving gevoelens van grote onveiligheid.
Gelet op alle omstandigheden en met name het leed dat is toegebracht aan de slachtoffers, waarvan het laatstgenoemde onder andere concentratiestoornissen heeft en naar alle waarschijnlijkheid levenslang haar reukvermogen zal moeten missen, nopen de bewezen feiten de oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
Het hof zijn geen bijzondere omstandigheden in de persoon van de verdachte bekend geworden en acht derhalve geen bijzondere aanknopingspunten aanwezig die rechtvaardigen dat wordt afgeweken van de straf zoals die is opgelegd door de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 1)
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4957,43 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4868,18.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 243, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld op de lijst vervat in bijlage III.
de aan (slachtoffer 1) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (slachtoffer 1), te betalen een bedrag van € 4.868,18 (vierduizend achthonderdachtenzestig euro en achttien cent).
Verklaart de benadeelde partij, (slachtoffer 1), in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voor zover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (slachtoffer 1), een bedrag te betalen van € 4.868,18 (vierduizend achthonderdachtenzestig euro en achttien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 97 (zevenennegentig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr Dee, voorzitter,
mrs Nunnikhoven en Harteveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Van Lieshout-Witjes, griffier,
en op 26 maart 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.