ECLI:NL:GHAMS:2004:AO7276
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Visser
- A. Rang
- J. van Staveren
- Rechtspraak.nl
Tekortkomingen in de nakoming van onderwijsovereenkomsten door de Universiteit van Amsterdam
In deze zaak hebben de appellanten, studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA), in hoger beroep gesteld dat de UvA tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de onderwijsovereenkomsten. De appellanten vorderen (gedeeltelijke) ontbinding van deze overeenkomsten en terugbetaling van de betaalde collegegelden, dan wel schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van de UvA. De UvA heeft de vorderingen betwist en stelt dat de relatie met de studenten van administratiefrechtelijke aard is, gebaseerd op de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er sprake is van een privaatrechtelijke rechtsverhouding, maar dat de UvA niet tekort is geschoten in haar verplichtingen.
De appellanten hebben zes grieven ingediend, waarbij zij onder andere betogen dat de UvA niet de kwaliteit van onderwijs heeft geleverd die zij mochten verwachten. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de rechtbank zijn aangenomen en heeft de grieven van de appellanten gezamenlijk behandeld. Het hof concludeert dat, ongeacht de kwalificatie van de rechtsverhouding, de UvA de verplichting heeft om kwalitatief goed onderwijs te bieden. De appellanten hebben onvoldoende bewijs geleverd dat de UvA hierin tekort is geschoten.
De visitatierapporten van de visitatiecommissie, die de kwaliteit van de opleiding Communicatiewetenschappen hebben onderzocht, zijn door het hof in overweging genomen. Ondanks de kritiek in deze rapporten, concludeert het hof dat de UvA niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellanten in de proceskosten van het hoger beroep.