ECLI:NL:GHAMS:2004:AO3668

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/90208
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van douanerechten voor damesslips verpakt als kunstbloem

In deze zaak heeft de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2004 uitspraak gedaan over de indeling van douanerechten voor een product dat door belanghebbende, een besloten vennootschap, was ingevoerd. Het product, dat bestond uit damesslips verpakt in de vorm van een kunstbloem, was eerder door de douane ingedeeld onder post 6208 92 00 van het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT), wat een douanerecht van 12,6% met zich meebracht. Belanghebbende was het hier niet mee eens en stelde dat het product als schertsartikel moest worden ingedeeld onder post 9505 90 00, wat een lager tarief zou betekenen.

De Douanekamer oordeelde dat de vorm, samenstelling en afwerking van de onderbroek zodanig waren dat het product zeer goed bruikbaar was als damesondergoed en niet kon worden aangemerkt als een nabootsing. De Douanekamer wees erop dat het ontbreken van een wasvoorschrift en de beschikbaarheid in slechts één maat niet afdoen aan de bruikbaarheid van het product. Het oordeel dat de slip niet comfortabel zou zitten, werd als subjectief beschouwd en niet relevant voor de tariefindeling.

De Douanekamer concludeerde dat de slip, na het verwijderen van de verpakking, een blijvende waarde had en niet als schertsartikel kon worden aangemerkt. De uitspraak bevestigde de indeling onder post 6208 92 00 van het GDT, en verwierp de andere door belanghebbende voorgestelde indelingen. De Douanekamer verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 01/90208 DK (voorheen nr. 0208/2001 TC)
de dato 11 februari 2004
1. De procedure
1.1. Op 3 oktober 2001 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van A ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B B.V. te Z, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douane/district C (hierna: de inspecteur) van 22 augustus 2001, kenmerk ……, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen het in de uitnodiging tot betaling van 21 juni 2001 vermelde bedrag aan douanerechten, groot f 6.721,30 (€ 3.049,99), werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de secretaris van de Tariefcommissie een griffierecht van f 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) in de plaats getreden van de Tariefcommissie.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer op 1 april 2003. Daar zijn namens belanghebbende verschenen D, en E van F B.V. te Y (hierna: F), alsmede namens de inspecteur G, tot bijstand vergezeld van H. Belanghebbende en de inspecteur hebben ieder een pleitnota overgelegd en voorgelezen, welke bij de gedingstukken zijn gevoegd.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op 11 juni 2001 heeft belanghebbende in opdracht van F bij de douane te C onder nummer …… een aangifte voor het vrije verkeer gedaan voor goederen omschreven als 'schertsartikelen zijnde damesslipjes gevouwen in de vorm van een kunstroos'. De goederen zijn van oorsprong uit China en aangegeven onder post 9505 90 00 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT). Het tarief bij deze post bedraagt 2,7% aan douanerechten.
2.2. Bij de sub 2.1. genoemde aangifte voor het vrije verkeer is een factuur van 24 april 2001 van de leverancier te Hong Kong aan F, overgelegd. De omschrijving en hoeveelheid van de goederen op de voornoemde factuur luiden - voorzover hier van belang - als volgt:
"DESCRIPTION OF GOODS QUANTITY
Gift item
(artificial flower)
1) red colour @288pcs
24768pcs
2) black colour @288pcs
16128pcs
3) assorted colour @288pcs
15840pcs
4) red colour @288pcs
6048pcs
Total: 218ctns 62784pcs".
2.3. In het kader van de verificatie van de aangifte heeft de douane de goederen onderzocht. De bevindingen van de verificatie luiden als volgt: "dossier …… bij opname bevonden damesslips van weefsels van synthetische garens verpakt als een roos bedoeld als geschenkartikel gc 6208920000 geen invoervergunning en cvo overlegd. (…)".
De douane heeft op basis van deze bevindingen de goederen ingedeeld in post 6208 92 00 van het GDT, waarvoor een douanerecht geldt van 12,6% van de douanewaarde en vervolgens de sub 1.1. genoemde uitnodiging tot betaling aan belanghebbende uitgereikt.
2.4. De inspecteur heeft bij zijn verweerschrift een monster van de ingevoerde goederen overgelegd. Het betreft een in cellofaan verpakt artikel met daaraan gehecht een kaartje met de tekst 'Special for you; genuine silk panty; to …; from …'. Het artikel heeft de vorm van een bloem. De 'bloem' wordt gevormd door een stengel van groene kunststof (ongeveer 40 cm lang), waaraan groene kunststofbladeren zijn bevestigd. Om het eind van de steel is effen zwart, gekleurd textiel gevouwen in de vorm van een nog niet geheel ontloken bloemknop.
2.5. Belanghebbende heeft ter zitting een uitgevouwen model getoond van het om de steel gewikkelde textielproduct, dat enkel door het cellofaan op zijn plaats op de steel wordt gehouden. Het kan worden omschreven als een onderbroek, uitgevoerd in tangamodel en gemaakt van een glanzende, synthetische, niet-rekbare stof. De tailleband is rekbaar en afgewerkt met zwart kant; aan de binnenzijde van het kruis van de broek is een laagje zwart gebreid textiel aangebracht.
3. Het geschil
In geding is onder welke post van het GDT het onderhavige artikel moet worden ingedeeld. De inspecteur staat indeling van het goed in post 6208 92 00 voor. Belanghebbende bepleit primair dat het product moet worden ingedeeld in post 9505 90 00. Subsidiair is belanghebbende van mening dat het goed kan worden ingedeeld in post 6702 90 00, en meer subsidiair staat zij post 6307 90 99 voor.
Voornoemde posten luiden als volgt:
Post 6208 92 00
"6208 Onderhemden, onderjurken, onderrokken, slips, nachthemden, pyjama's, negligés, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, voor dames of voor meisjes:
- onderjurken en onderrokken:
(…)
- andere:
(…)
6208 92 00 - - van synthetische of kunstmatige vezels".
Post 6307 90 99
"6307 Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen:
(…)
6307 90 - andere:
(…)
- - andere:
(…)
6307 90 99 - - - andere".
Post 6702 90 00
"6702 Kunstbloemen, kunstloofwerk en kunstvruchten, alsmede delen daarvan; artikelen van kunstbloemen, van kunstloofwerk of van kunstvruchten:
(…)
6702 90 00 - van andere stoffen".
Post 9505 90 00
"9505 Feestartikelen, carnavalsartikelen en andere ontspanningsartikelen, benodigdheden voor het goochelen en fop- en schertsartikelen daaronder begrepen:
9505 10 - kerstfeestartikelen:
(…)
9505 90 00 - andere".
De volgende aantekeningen en toelichtingen zijn in de beschouwing betrokken:
GS-Aantekening 1, aanhef, letter t, op afdeling XI
"Deze afdeling omvat niet:
(…)
t) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen, netten);".
GS-Aantekening 7, aanhef onder a en f, op afdeling XI
"Voor de toepassing van deze afdeling worden aangemerkt als "geconfectioneerd":
a) artikelen die anders dan vierkant of rechthoekig zijn gesneden;
(…)
f) artikelen, in vorm gebreid of gehaakt, afzonderlijk aangeboden dan wel aangeboden in twee of meer eenheden aan het stuk
(…).".
GS-Aantekening 1 op hoofdstuk 62
"Onder dit hoofdstuk worden slechts ingedeeld geconfectioneerde artikelen van textiel (…).".
GS-Aantekening 3, aanhef, onder b, op hoofdstuk 67
"Post 6702 omvat niet:
(…)
b) kunstbloemen, (…) of van andere stoffen, uit één stuk, dan wel bestaande uit twee of meer delen, die anders dan door aaneenbinden, aaneenlijmen, in elkaar steken of op dergelijke wijze met elkaar zijn verbonden.".
GS-Toelichting op hoofdstuk 62
"Onder dit hoofdstuk worden ingedeeld kleding, kledingtoebehoren en delen van kleding en kledingtoebehoren, dat wil zeggen artikelen die bestemd zijn om te dienen als kleding voor heren, dames of kinderen (…).
(…).".
GS-Toelichting op post 6208
"Deze post omvat onderkleding voor dames of voor meisjes (onderhemden, onderjurken, onderrokken, slips en dergelijke artikelen), andere dan van brei- of haakwerk.
(…)".
GS-Toelichting, punt B, op post 9505
"Deze post omvat:
(…)
B. benodigdheden voor het goochelen en fop- en schertsartikelen van alle soorten: niespoeder, fopbonbons, waterringen, traanpoeder, Japanse bloemen, enzovoort. (…).".
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. De handelsfactuur voor de onderhavige goederen vermeldt als omschrijving 'gift item (artificial flower)'; het betreft een kunstbloem in een geschenkverpakking van kunststof. Door de importeur wordt het artikel verkocht aan afnemers zoals kermisexploitanten, standwerkers en sex-shops; in catalogi staat het artikel onder de rubrieken 'gadgets', 'toys' and 'funny things'. Het onderhavige goed wordt niet geleverd aan winkels die normaal ondergoed verkopen. Bij het openmaken blijkt de kunstbloem een 'fop/nep-damesslipje' te zijn; het goed wordt gekocht als fop- en schertsartikel overeenkomstig de aard en functie daarvan. De kunstbloem dient daarom als een fop- of schertsartikel in post 9505 90 00 te worden ingedeeld. Volgens de GS-Toelichting, punt B, op post 9505, omvat deze post fop- en schertsartikelen van alle soorten.
4.2. Gelet op de vorm waarin het artikel wordt aan- en verkocht, kan het artikel, wanneer het niet als een schertsartikel kan worden aangemerkt, worden ingedeeld als zijnde een kunstbloem onder post 6702 90 00.
4.3. Op grond van de GS-Toelichting op hoofdstuk 62 kunnen de onderhavige onderbroeken, die niet zijn bestemd om te dienen als kleding voor heren, dames of kinderen, niet in post 6208 worden ingedeeld. De slip is maar in één maat verkrijgbaar. Maatvoering en wasvoorschriften worden niet gegeven. De kwaliteit van de slip is van dien aard dat de draagbaarheid en het draagcomfort hiervan ontoereikend zijn. Indien het goed toch als geconfectioneerd artikel moet worden ingedeeld, komt alleen post 6307 90 99, ander geconfectioneerd artikel van weefsel van textiel, in aanmerking.
4.4. Ter zitting heeft belanghebbende nog het volgende verklaard. De douane heeft aangegeven dat de slip van een synthetische stof is gemaakt die niet elastisch is. In de band van het broekje zit elastiek, maar de slip zit absoluut niet lekker. Het enige doel van het product is het wekken van verbazing.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De onderhavige goederen zijn onmiskenbaar damesslips, die op een zodanige wijze zijn verpakt, dat bij het aanbieden daarvan het lijkt alsof er een kunstbloem in de vorm van een roos wordt gegeven. Het bij de roos gevoegde kaartje geeft echter aan dat het een "genuine silk panty" betreft.
5.2. Om een goed als een fop- of schertsartikel aan te merken moet sprake zijn van een proces van schrik, verbazing of verrassing bij een ieder die nog niet met het fenomeen bekend is, waarbij het bereiken van deze toestand het enige doel is van het goed. Hiervan is bij het onderhavige goed geen sprake. Dat komt vooral ook door het feit dat de wijze van verpakking van de slip slechts eenmalig is, en de slip nauwelijks nog op dezelfde wijze kan worden ingepakt.
5.3. De uitvoering en de kwaliteit van de slip duiden erop dat het hier gaat om een op een speciale wijze verpakte damesslip. De slip is zonder twijfel meer dan één keer te dragen, hetgeen onder meer blijkt uit de zorgvuldige afwerking en de opmaak; ge-noemd kunnen worden de kanten fantasierand en het ingenaaide stukje breiwerk in het kruis. De stelling van belanghebbende dat het een fop of nep damesslipje betreft, is dan ook niet in overeenstemming met de opmaak en de afwerking van het product.
5.4. Indeling van het goed in post 6702 90 00 is niet mogelijk, omdat volgens aantekening 3, onder b, op hoofdstuk 67 een uit twee of meer delen bestaande kunstbloem, op een bepaalde wijze met elkaar verbonden moeten zijn, hetgeen in casu niet het geval is; de bloem is op een speciale wijze gevouwen en los op de steel geplaatst.
5.5. Nu het goed onmiskenbaar een damesslip als bedoeld in post 6208 is, komt post 6307 ook niet in aanmerking.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Anders dan belanghebbende is de Douanekamer - na waarneming van de onder 2.4 en 2.5. vermelde goederen - van oordeel dat de vorm, de samenstelling en de afwerking van de onderbroek zodanig zijn dat het textielproduct zeer wel bruikbaar is als damesondergoed en niet kan worden aangemerkt als een nabootsing daarvan. Dat de broek niet is voorzien van een wasvoorschrift en slechts in één confectiemaat verkrijgbaar is doet aan voornoemde bruikbaarheid als damesondergoed niet af. Dat de slip niet comfortabel zou zitten, is een subjectief oordeel dat niet als criterium voor de tariefindeling mag gelden.
6.2. Voorts is de Douanekamer van oordeel dat de opmaak in de vorm van een kunstbloem is bedoeld om de damesslip in surprisevorm ten geschenke aan te bieden. Na het losmaken van het cellofaan blijft alleen de slip als compleet en bruikbaar artikel over.
6.3. Uit het vooroverwogene volgt dat de eenmaal uitgevouwen damesslip een blijvende waarde heeft en niet kan worden aangemerkt als een schertsartikel. De slip voldoet aan de omschrijving van post 6208 92 00 van het GDT, en zal aldaar met toepassing van de indelingsregels 1 en 6 moeten worden ingedeeld.
6.4. Hieruit volgt tevens dat de overige posten, die belanghebbende heeft aangevoerd, niet juist zijn, en dat het gelijk derhalve aan de inspecteur is.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De beslissing
De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen op 11 februari 2004 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. N.A.M. Schipper en mr. E.N. Punt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.