ECLI:NL:GHAMS:2004:AO1885

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
547/2003 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Schipper
  • A. Stille
  • J. van Os
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over afhandeling nalatenschap en communicatie

In deze zaak gaat het om een klacht van klagers tegen notaris [N] over de afhandeling van de nalatenschap van erflaatster [E], die op 7 december 2000 is overleden. Klagers verwijten de notaris dat hij traag heeft opgetreden, onvoldoende initiatief heeft genomen en brieven niet tijdig heeft beantwoord. De klacht is ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht, die op 24 april 2003 de klachten ongegrond verklaarde. Klagers hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.

Het hof heeft de zaak behandeld op 13 november 2003, waarbij klagers en de notaris hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de notaris en klagers niet optimaal is verlopen en dat er een aanzienlijke tijd is verstreken tussen het overlijden van erflaatster en de betaling van de successierechten. De notaris heeft erkend dat hij klagers niet tijdig heeft geïnformeerd over de stand van zaken, wat het hof als een tekortkoming heeft beoordeeld.

De beslissing van de Kamer van Toezicht is door het hof vernietigd, met uitzondering van de vaststelling van de feiten. Het hof heeft de klacht op onderdelen gegrond verklaard, met name met betrekking tot de communicatie en de tijdige afhandeling van de nalatenschap. De notaris is gewaarschuwd, maar het hof heeft geen verdere maatregelen opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie tussen notarissen en hun cliënten, vooral in complexe nalatenschapszaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 8 januari 2004 in de zaak onder rekestnummer 547/2003 NOT van:
[K],
wonende te [woonplaats],
[K],
wonende te [woonplaats],
[K],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
t e g e n
[N],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Namens appellanten, verder te noemen klagers, is bij een op 23 mei 2003 ter griffie ingekomen verzoekschrift - met een bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Dordrecht, verder te noemen de kamer, van 24 april 2003. Bij deze beslissing zijn de klachten van klagers tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, ongegrond verklaard.
1.2. Op 21 juli 2003 is door de notaris een verweerschrift ingediend.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2003. Klagers en de notaris zijn verschenen en hebben allen het woord gevoerd. Ter zitting is door klagers, met instemming van de notaris, een aantal overzichten inzake rekening en verantwoording over de nalatenschap van [E] overgelegd aan het hof.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en van de hiervoor vermelde stukken.
3. Algemene beoordeling van de beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer en zal deze derhalve vernietigen, met uitzondering van de vaststelling van de feiten.
4. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing daarover heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
5. Het standpunt van klagers
5.1. Klagers verwijten de notaris dat hij, bij de afhandeling van de nalatenschap van [E], hierna: erflaatster, uiterst traag optreedt en heeft opgetreden, onvoldoende initiatief neemt en brieven niet of niet tijdig beantwoordt. Zo werd de ontwerpakte houdende boedelbeschrijving ruim 15 maanden na het overlijden van erflaatster door klagers ontvangen. Voorts verwijten klagers de notaris dat hij als executeur onvoldoende optreedt als regisseur in de boedel. Ook zijn taak als bewindvoerder over de effectenportefeuille heeft hij niet naar behoren uitgevoerd. De notaris heeft immers geen actief beheer gevoerd waardoor onnodige verdamping van de portefeuille, en daarmee schade, is opgetreden. Tot slot verwijten klagers de notaris dat zijn manier van werken slordig is. In officiële correspondentie staan onvolkomenheden en typefouten. Ook de door de notaris verzorgde successieaangifte was niet correct. Klagers verzoeken de notaris de plicht op te leggen om de nalatenschap zo spoedig mogelijk af te wikkelen.
5.2. In hoger beroep verwijten klagers de notaris dat hij te veel hoedanigheden heeft aangenomen in één nalatenschap, te weten die van executeur, van bewindvoerder en van boedelnotaris. Hierdoor is onafhankelijke controle over de voortgang en de kwaliteit van de afwikkeling van de nalatenschap onmogelijk.
6. Het standpunt van de notaris
6.1. De notaris betwist in de eerste plaats dat hij uiterst traag optreedt en heeft opgetreden in de afhandeling van de nalatenschap. De nalatenschap was bij verzending van de ontwerpakte houdende boedelbeschrijving en afgifte van de legaten klaar voor verdeling en vestiging van het vruchtgebruik. Dit was ongeveer één jaar en vier maanden na het overlijden van erflaatster. Gezien de samenstelling van het vermogen en de inhoud van de testamenten van erflaatster stelt de notaris dat er sprake is van een vlotte afhandeling van de nalatenschap, die zou moeten worden gekwalificeerd als gecompliceerd, arbeidsintensief en daardoor zeer tijdrovend. Dat de akte niet is ondertekend kan niet aan de notaris worden verweten. Ook is er volgens de notaris geen sprake van dat hij brieven niet of niet tijdig zou hebben beantwoord.
6.2. Het verwijt dat de notaris onvoldoende initiatief zou hebben ondernomen bij de afhandeling van de nalatenschap onderschrijft de notaris evenmin. Inzake de voortgang van het dossier heeft de notaris een aantal keren telefonisch contact gehad met de vruchtgebruiker, [H]. Van deze gesprekken is geen schriftelijke bevestiging naar de erfgenamen gezonden, daar de notaris in de veronderstelling verkeerde dat de vruchtgebruiker de erfgenamen zou bijpraten. Blijkbaar is dit niet gebeurd.
6.3. Behalve de afgifte van alle legaten en de verdeling van de inboedel moesten ook alle andere gebruikelijke werkzaamheden uitgevoerd worden die tot de afwikkeling van de nalatenschap behoren. De meeste van deze werkzaamheden waren, volgens de notaris, niet relevant voor de positie van de erfgenamen en vruchtgebruikers, en zijn om die reden niet aan de erfgenamen gemeld. De notaris beaamt dat hij na de indiening van de aangifte voor het recht van successie een kopie hiervan had moeten sturen naar de erfgenamen, zoals gebruikelijk bij de afhandeling van nalatenschappen op zijn kantoor.
6.4. Het klachtonderdeel dat betrekking heeft op het verwijt dat de notaris onvoldoende optreedt als regisseur in de boedel is volgens de notaris ongegrond nu dit niet gestaafd wordt met feiten.
6.5. Voorts bestrijdt de notaris dat zijn wijze van werken slordig is. De notaris erkent dat er enkele verschrijvingen en typefouten zijn gemaakt. De redenen voor bedoelde verschrijvingen heeft de notaris echter aan de erfgenamen uitgelegd.
6.6. Tot slot stelt de notaris dat hij reeds tijdens de eerste bespreking met de erfgenamen op 12 januari 2001 uitleg heeft gegeven over zijn vaste beleid om niet met effecten te handelen bij nalatenschappen waarin een effectenportefeuille aanwezig is. De notaris stelt zich op het standpunt dat de handel in effecten te grote risico's voor de effectenportefeuille met zich meebrengt. Het komt de notaris vreemd voor dat de erfgenamen hem aansprakelijk stellen voor de waardevermindering van de effectenportefeuille. Als de erfgenamen het risico van de waardedaling van de effecten niet wensten te nemen hadden zij de notaris direct moeten verzoeken om de effecten te gelde te maken.
6.7. Wat betreft het door klagers in hoger beroep aangevoerde verwijt dat de notaris te veel hoedanigheden heeft aangenomen in één nalatenschap stelt de notaris dat dit verwijt voor het eerst in hoger beroep wordt aangevoerd en om die reden buiten beschouwing moet blijven.
7. De beoordeling
7.1. Klagers hebben in hoger beroep de klacht vermeerderd met het verwijt dat de notaris te veel hoedanigheden heeft aangenomen in één nalatenschap. Reeds omdat klagers dit klachtonderdeel voor het eerst in hoger beroep naar voren hebben gebracht, behoeft dit naar 's hofs oordeel geen nadere bespreking en behoren klagers in zoverre in hun klacht niet ontvankelijk te worden verklaard.
7.2. Klagers hebben verzocht de notaris de plicht op te leggen om de nalatenschap zo spoedig mogelijk af te wikkelen. Met betrekking tot dit verzoek is het hof van oordeel dat het opleggen van zodanige plicht niet behoort tot de bevoegdheden van de tuchtrechter, zodat het hof klager ook op dat onderdeel niet ontvankelijk zal verklaren.
7.3. Met betrekking tot het onderdeel van de klacht dat de notaris traag optreedt en heeft opgetreden bij de afhandeling van de nalatenschap van erflaatster overweegt het hof het volgende. In het algemeen is een tijdsduur van 14 maanden voor het opstellen van, onder meer, een concept boedelbeschrijving voor een nalatenschap als deze geen onredelijk lange periode. Voor zover dit klachtonderdeel echter ziet op het feit dat de notaris pas 14 maanden na de bespreking met klagers op het kantoor van de notaris contact met hen opnam, is het hof van oordeel dat het in ieder geval op de weg van de notaris had gelegen om klagers tussentijds te informeren omtrent de stand van zaken, hun het concept van de successieaangifte vooraf toe te zenden en vervolgens een kopie van de uiteindelijk ingediende aangifte. De notaris heeft ook erkend dat de communicatie met klagers niet optimaal is verlopen.
7.4. Daarnaast is de ook ter zitting gedane mededeling van de notaris dat een deel van de successierechten reeds in 2002 was betaald, onjuist bevonden. Dit bleek uit door klagers overgelegde overzichten afkomstig van de notaris, getiteld "rekening en verantwoording inzake de nalatenschap van [E], overleden te [woonplaats] op 7 december 2000". Uit het overzicht van het jaar 2003 blijkt dat twee betalingen inzake successierechten hebben plaatsgevonden. In de overzichten van de jaren 2001 en 2002 staan de te betalen successierechten nog als schuld vermeld. Het hof is van oordeel dat er een zeer geruime tijd tussen het overlijden van erflaatster en betaling van (een deel van) de successierechten is verlopen en dat dit de notaris is aan te rekenen. Voorts is het hof van oordeel dat de notaris er hier blijk van geeft niet goed op de hoogte te zijn van de stand van zaken in de afhandeling van de nalatenschap. Het hof acht de klacht op dit onderdeel gegrond en de maatregel van waarschuwing daarvoor passend.
7.5. Klagers hebben aangevoerd dat de notaris niet of te laat heeft gereageerd op de door hen geschreven brieven. De notaris heeft dit onderdeel van de klacht betwist door het verstrekken van een samenvatting van de correspondentie die heeft plaatsgevonden tussen klagers en de notaris. Het is het hof gebleken dat de notaris niet steeds per ommegaande heeft gereageerd, doch wel binnen een redelijke termijn. Het hof acht de klacht op dit onderdeel ongegrond.
7.6. Een apart onderdeel van de klacht is het verwijt van klagers dat de notaris onvoldoende optreedt als regisseur van de boedel. Voor zover dit onderdeel van de klacht niet samenvalt met hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat klagers dit onderdeel van de klacht onvoldoende hebben gespecificeerd en gemotiveerd. Het hof verklaart dit onderdeel van de klacht dan ook ongegrond.
7.7. Klagers verwijten de notaris voorts dat hij zijn taak als bewindvoerder over de effectenportefeuille niet naar behoren heeft uitgevoerd. De notaris heeft hierop gereageerd met de stelling dat hij de erfgenamen bij de eerste bespreking op 12 januari 2001 heeft laten weten dat hij een vast beleid heeft om niet met effecten te handelen. Klagers hebben deze stelling van de notaris niet bestreden. Ook is niet gebleken dat de notaris het vermogen slecht heeft beheerd door niet met de effecten te handelen. Het hof verklaart dit onderdeel van de klacht ongegrond.
7.8. Tot slot verwijten klagers de notaris dat zijn handelwijze slordig is. Vast is komen te staan dat er verschrijvingen en typefouten in de stukken van de notaris zitten. De notaris heeft de klagers hierover uitleg gegeven. Het hof oordeelt dat deze slordigheden wel aan de notaris kunnen worden toegerekend doch niet tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn.
7.9. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
7.10. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 24 april 2003 en opnieuw rechtdoende;
- verklaart klagers niet ontvankelijk in de onderdelen van de klacht zoals genoemd in de rubrieken 7.1. en 7.2.;
- verklaart het onderdeel van de klacht zoals genoemd in de rubrieken 7.3. en 7.4. gegrond;
- verklaart de overige onderdelen van de klacht ongegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- bepaalt dat de maatregel zal worden ten uitvoer gelegd ter terechtzitting van het hof op donderdag 12 februari 2004;
- bepaalt dat de griffier de notaris daarvoor zal oproepen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille en Van Os, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 8 januari 2004.
KvT Klachtnummer 04/02
Datum: 24 april 2003
Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht
Beslissing op de klacht van:
[K],
wonende te [woonplaats],
[K],
wonende te [woonplaats] en
[K],
wonende te [woonplaats],
klagers,
partijadviseur Mr. R.E. Buisman, notaris te Bergen op Zoom
tegen
[N]
notaris te [plaats].
Procedure
1. De klacht is op 24 oktober 2002 door de Kamer ontvangen. Op 28 januari 2003 heeft de notaris een verweerschrift ingediend. De klacht is mondeling behandeld op 26 maart 2003. Bij die gelegenheid hebben klagers en de notaris hun standpunten toegelicht.
De uitspraak is bepaald op heden.
Feiten
2. Bij de beoordeling van de klacht wordt van het volgende uitgegaan.
3. Op 7 december 2000 is [E], hierna te noemen erflaatster, overleden.
4. Bij haar niet herroepen testamenten op 1 september 1999 en 7 november 2000, verleden voor notaris [N] voornoemd, heeft erflaatster onder meer een aantal legaten gemaakt en het resterende gedeelte van haar nalatenschap tezamen en bij opvolging gelegateerd aan haar broer, [H] (inmiddels overleden) en diens echtgenote [J]. Voorts heeft zij klagers, onder bezwaar van bedoelde legaten, benoemd tot haar enige en algehele erfgenamen. Erflaatster heeft tevens bewind ingesteld over het vruchtgebruik, met notaris [N] als bewindvoerder en heeft notaris [N] eveneens benoemd als executeur-testamentair.
5. Op 12 januari 2001 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klagers en hun ouders, [H] en [J], met notaris [N].
Notaris [N] heeft vervolgens op 19 maart 2002 een (voor)ontwerpakte houdende boedelbeschrijving alsmede afgifte en vestiging van het vruchtgebruik gestuurd. Naar aanleiding hiervan hebben klagers een aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld, waarop notaris [N] bij brief van 3 mei 2002 heeft gereageerd.
6. Aangezien klagers niet tevreden waren omtrent de voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap alsmede over het beheer van de effectenportefeuille hebben zij een partijadviseur ingeschakeld die de klachten van klagers aan notaris [N] heeft verwoord in zijn brief van 11 juli 2002. Notaris [N] heeft hierop geantwoord bij brief van 25 juli 2002, welk antwoord voor klagers niet bevredigend was.
Tussen partijen heeft voorts een bespreking plaatsgevonden op 20 november 2002, die niet tot een oplossing heeft geleid.
Klacht
7. De klacht strekt ertoe dat de Kamer een passende maatregel tegen de notaris treft om de volgende redenen.
8. De notaris heeft uiterst traag opgetreden en treedt nog steeds traag op, neemt onvoldoende initiatief en beantwoordt brieven niet of niet tijdig. Voorts treedt de notaris niet op als regisseur in de boedel, terwijl hij dat als executeur wel dient te doen en is zijn manier van werken slordig. Tot slot heeft de notaris zijn taak als bewindvoerder over de effectenportefeuille niet naar behoren uitgevoerd. Door geen actief beheer is immers onnodige verdamping van de portefeuille opgetreden.
9. Voorts verzoeken klagers de Kamer om notaris [N] de plicht op te leggen de nalatenschap thans zo spoedig mogelijk af te wikkelen.
Verweer
10. De notaris stelt dat hij de nalatenschap, gezien de samenstelling van het vermogen en de inhoud van de testamenten, vlot heeft afgehandeld en brieven van klagers tijdig en correct heeft beantwoord. Voorts voert de notaris aan dat hij in de periode vanaf erflaatsters overlijden tot de verzending van de ontwerpakte een aantal keren telefonisch contact heeft gehad met de [H], waarbij hij ervan uitging dat deze klagers zou bijpraten, hetgeen blijkbaar niet is gebeurd.
Per abuis is geen kopie van de aangifte voor het recht van successie naar klagers gestuurd.
11. Notaris [N] betwist dat hij niet als regisseur in de boedel is opgetreden. Wat betref de slordige manier van werken merkt de notaris op dat de klacht slechts enkele typefouten betreft.
12. Met betrekking tot de klacht over het niet naar behoren uitvoeren van zijn taak als bewindvoerder over de effectenportefeuille stelt notaris [N] dat hij klagers er bij de eerste bespreking op 12 januari 2001 reeds op heeft gewezen dat hij een vast beleid hanteert om niet met de effecten te handelen, in verband met de risico's hiervan. Klagers hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Beoordeling
13. Wat betreft het verzoek om notaris [N] te verplichten de nalatenschap thans zo spoedig mogelijk af te wikkelen wordt opgemerkt dat een dergelijke maatregel niet door de Kamer kan worden opgelegd, zodat aan dit verzoek wordt voorbijgegaan.
14. Gezien de omvang van de nalatenschap alsmede het aantal legatarissen, kan niet worden gezegd dat een tijdsduur van 14 maanden voor het opstellen van onder andere de conceptboedelbeschrijving, een onredelijk lange periode is. Evenmin is gebleken dat de aangifte voor het recht van successie te laat is ingediend, noch dat de langzame behandeling van deze aangifte door de Belastingdienst aan de notaris valt toe te rekenen. Notaris [N] is derhalve niet traag opgetreden.
15. Wel had het op de weg van de notaris gelegen klagers tussentijds te informeren omtrent de stand van zaken en het concept van de aangifte voor het successierecht vooraf aan hen toe te zenden. Nadat klagers hun ongenoegen hierover aan de notaris hebben geuit, is de communicatie echter beter verlopen.
16. Voorts staat vast dat er slordigheden in de stukken van de notaris zitten. Dit betreft echter met name typefouten welke niet van zodanig ernstige aard zijn dat deze het opleggen van een maatregel rechtvaardigen.
17. Door op te treden als notaris, executeur en bewindvoerder is notaris [N] in een lastige positie geraakt. Dit met name door de constructie van vruchtgebruik en bloot-eigendom, waardoor er tegenstrijdige belangen tussen vruchtgebruikers enerzijds en bloot-eigenaren anderzijds bestaan. Onder deze omstandigheden was notaris [N] juist gehouden om terughoudend te handelen met betrekking tot de effectenportefeuille. Niet is gebleken dat de notaris het vermogen slecht heeft beheerd door niet met de effecten te handelen. Bovendien staat het eindresultaat nog niet vast.
18. Alhoewel de notaris derhalve beter met klagers had kunnen communiceren en er slordigheden in zijn stukken zitten, ziet de Kamer geen aanleiding om een maatregel op te leggen.
Beslissing:
de Kamer van Toezicht:
verklaart de klachten ongegrond.
Deze beslissing is genomen door Mrs. Van Veen, voorzitter, Snelders, Hoppel, Jochems en Van Ringelesteijn, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2003.