1.2 [appellant] heeft bij memorie tien grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd, een bewijsaanbod gedaan en enige producties in het geding gebracht, met conclusie, naar het hof verstaat, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, de vorderingen van [geïntimeerde 1] alsnog zal afwijzen en – kort gezegd – primair bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
I: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zal veroordelen een beschrijving te geven van de onder [geïntimeerde 1] rustende delen van de (ontbonden) gemeenschap van winst en verlies en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen;
II: te verklaren voor recht:
a. Dat de woning te [woonplaats] behoort tot de (ontbonden) gemeenschap van winst en verlies;
b. Dat [appellant] een vordering heeft op de gemeenschap ten bedrage van f 199.204, - ter zake van door hem verkregen uit hoofde van legaat of erfenis, althans dat dit bedrag bij de verdeling aan [appellant] in privé dient te worden toegerekend;
c. Dat de lening van moeder [geïntimeerde 1] ten bedrage van f 60.000, - een privé-schuld van [geïntimeerde 1] is en aan haar in privé toegerekend dient te worden;
d. Dat de zakelijke lasten, verbonden aan de eigendom te [woonplaats] ([adres]), rente en hypotheekaflossingen, OZB, rechten, heffingen, en retributies als zakelijkgerechtigde, tot aan de verdeling tot de gemeenschap behoren en dat [appellant] dienaangaande een vordering op de gemeenschap heeft ten bedrage van f 178.458, - (euro 80.980,70) berekend tot 1-9-2002, en voor een bedrag nadien tot aan de feitelijke verdeling nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede van f 28.700, - ( euro 13.023,49) ter zake gemaakte kosten van instandhouding en gewoon onderhoud met betrekking tot de woning te [woonplaats];
III: de verdeling en de wijze daarvan te gelasten:
a. van de activa en passiva behorende tot de (ontbonden) gemeenschap van winst en verlies overeenkomstig de stellingen van [appellant], als omschreven in punten 7, 12 en 14 van de eis in reconventie in eerste aanleg alsmede in de bij die conclusie behorende notitie;
b. en daarbij als peildatum voor de verdeling en de waardebepaling ten behoeve van de verdeling vast te stellen primair 1 september 1996 en subsidiair 28 augustus 1998:
IV: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te veroordelen:
a. voorwaardelijk, indien en voor zover het hof zou oordelen dat een gebruiksvergoeding terzake van het gebruik van de gemeenschappelijke woning in de rede ligt, evenzo ten laste van [geïntimeerde 1] en ten gunste van de gemeenschap een gebruiksvergoeding vast te stellen voor het gebruik van de tot de gemeenschap behorende woning te [woonplaats] over de periode van 6 februari 1996 tot 9 december 1999, zoals het hof in goede justitie meent te behoren te bepalen;
b. primair: [geïntimeerde 1] te veroordelen op straffe van verbeurte van een dwangsom van f 5.000, - af te geven aan [appellant] een aantal in de eis in reconventie in eerste aanleg nader omschreven sieraden; subsidiair de waarde van de sieraden te vergoeden indien teruggave niet mogelijk is met vergoeding van wettelijke rente vanaf 3 mei 2000 tot de dag der algehele voldoening;
c. aan de gemeenschap van winst en verlies te vergoeden de geldsom van f 18.000, - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2000, alsmede met f 300, - voor elke maand na 1 mei 2000, tot aan een met voorafgaand verkregen instemming van [appellant], te realiseren effectieve wederbelegging en aan de gemeenschap van winst voorts te vergoeden de geldsom van f 50.000, - ( euro 22.689,01) terzake de schade bij verkoop van de woning te [woonplaats];
d. aan [appellant] tegen kwijting de schaden en kosten te vergoeden terzake van onrechtmatig handelen ten aanzien van de verkoop van de woning te [woonplaats], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
V: of zoveel anders het Hof in goede justitie meent te behoren te beslissen;