ECLI:NL:GHAMS:2003:AP1641

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/90074
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F.H.M. Possen
  • E.N. Punt
  • C.W.M. van Ballegooijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van vrachtauto's voor douanerechten en geschil over tariefposten

In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, staat de indeling van een vrachtauto in het douanetarief centraal. De belanghebbende, een naamloze vennootschap, had een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de inspecteur van het Douanedistrict Roosendaal, die de indeling van de vrachtauto had gewijzigd van post 8704 10 11 naar post 8704 23 99 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT). De belanghebbende betoogde dat de vrachtauto, die was ontworpen voor gebruik in het terrein, correct was ingedeeld onder post 8704 10 11, die specifiek is voor dumpers. De inspecteur daarentegen stelde dat het voertuig niet uitsluitend voor gebruik in het terrein was ontworpen, maar ook geschikt was voor regulier wegvervoer, wat de wijziging in indeling rechtvaardigde.

De mondelinge behandeling vond plaats op 4 juni 2002, waarbij de belanghebbende afzag van deelname. De inspecteur presenteerde bewijsstukken, waaronder brochures van vergelijkbare voertuigen. De Douanekamer concludeerde dat de vrachtauto, hoewel aangepast voor gebruik in het terrein, ook geschikt was voor regulier vervoer, en dat de indeling onder post 8704 10 11 niet correct was. De Douanekamer oordeelde dat de indeling onder post 8704 23 99 van toepassing was, omdat het voertuig niet voldeed aan de specifieke eisen voor dumpers zoals beschreven in de toelichtingen bij het GDT.

De uitspraak werd op 9 april 2003 gedaan, waarbij het beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard. De Douanekamer oordeelde dat de inspecteur terecht de indeling had gewijzigd en dat de objectieve kenmerken van het voertuig bepalend waren voor de indeling in het GDT. De proceskosten werden niet toegewezen, en de belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 00/90074 DK (voorheen: 0074/2000 TC)
de dato 9 april 2003
1. De procedure
1.1. Op 4 mei 2000 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van mr. A te Z, ingediend namens de naamloze vennootschap B te Y, belanghebbende. Het beroepschrift is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict Roosendaal (de inspecteur) van 24 maart 2000, kenmerk XXXX, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling van 23 februari 2000, kenmerk XXXX, ten bedrage van f 16.705,20 aan douanerechten werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de secretaris een griffierecht van f 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) in de plaats getreden van de Tariefcommissie.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 4 juni 2002. Namens belanghebbende is op 14 mei 2002 schriftelijk bericht dat wordt afgezien van het bijwonen van deze zitting. Namens de inspecteur is verschenen drs. C.
1.5. Op 13 juni 2002 heeft de Douanekamer aan beide partijen gevraagd om nadere inlichtingen over het ingevoerde goed. Belanghebbende heeft op 20 juni 2002 schriftelijk medegedeeld niet over meer informatie te beschikken dan zij reeds in de processtukken heeft overgelegd. Op 2 juli 2002 is een schriftelijke reactie van de inspecteur ontvangen, waarbij hij folders heeft verstrekt over goederen, die volgens hem met het ingevoerde goed vergelijkbaar zijn en door dezelfde fabrikant zijn geproduceerd. Belanghebbende heeft van de inhoud van laatstgenoemde brief kennis kunnen nemen. Beide partijen hebben schriftelijk bericht geen prijs te stellen op een tweede mondelinge behandeling.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op 6 november 1998 heeft belanghebbende bij de douanepost Vlissingen aangifte voor het vrije verkeer gedaan voor “een dumptruck met een motor met zelfontsteking met een cilinderinhoud van meer dan 2500 cm3 of met een vonkontsteking met een cilinderinhoud van meer dan 2800 cm3” en met “1 stuk 1995 MAN”, afkomstig uit Zuid-Korea. Bij de aangifte is een factuur overgelegd waarop de truck is omschreven als “1995 M.A.N. 41-372 8x4 Dump Truck”.
De truck is aangegeven onder post 8704 10 11 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT). De douane heeft deze tariefpost gevolgd, waarna het bijbehorende tarief van 3,4 % is toegepast en het verschuldigde bedrag aan douanerechten ten bedrage van f 3.053,70 geheven. De auto is na de invoer rechtstreeks overgebracht naar België.
2.2. Op 23 februari 2000 heeft de inspecteur aan belanghebbende een uit-nodiging tot betaling uitgereikt voor f 16.705,20 aan meer verschuldigde douanerechten. In de toelichting op deze uitnodiging tot betaling wordt verwezen naar een controlerapport met kenmerk XXXX van een ambtenaar van het douanedistrict Roosendaal, waarin verslag wordt gedaan van een controle achteraf van de sub 2.1. genoemde douaneaangifte. De inspecteur heeft naar aanleiding van deze controle besloten de tariefindeling van deze auto te wijzigen in post 8704 23 99 van het GDT. Voor goederen van deze tariefpost geldt een tarief van 22 %. Belanghebbende heeft op 24 februari 2000 bezwaar gemaakt tegen de correctie van de tariefindeling en verzocht de uitnodiging tot betaling in te trekken. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende afgewezen.
2.3. In het controlerapport van de douane is een foto van het betreffende voertuig opgenomen. De inspecteur heeft brochures van soortgelijke goederen van de fabrikant MAN overgelegd. Het ingevoerde voertuig is een vrachtauto, voorzien van een kiepbak met een vlakke vloer, bestemd voor het transport en het lossen van zand, stenen, puin, enzovoort. De bak is met platen verstevigd. De voorste wand van de kiepbak strekt zich uit tot de bovenrand van de cabine. De cabine heeft een rechte voorzijde. Het voertuig oogt als een vrachtauto zoals deze gewoonlijk wordt gebruikt voor het vervoer van goederen over de weg. De vrachtauto is voorzien van een versterkt chassis met vier assen, waarvan de voorste twee meesturend zijn. De acht wielen hebben de voor vrachtauto’s gebruikelijke maat. Vier van de acht wielen beschikken over een eigen aandrijving. De banden zijn voorzien van een langprofiel. De inhoud van de motor bedraagt 11.028 kubieke cm. Het eigen gewicht van de vrachtwagen bedraagt 13.640 kg. De auto heeft een maximaal laadgewicht van 17.860 kg.
3. Het geschil
In geding is het antwoord op de vraag of de sub 1.1. vermelde uitnodiging tot betaling terecht aan belanghebbende is uitgereikt, vanwege de omstandigheid dat het onderhavige voertuig in afwijking van de aangifte door de inspecteur is ingedeeld onder post 8704 23 99 van het GDT. Belanghebbende betoogt dat de indeling van de aangifte onder post 8704 10 11 van het GDT juist was.
Genoemde posten luiden als volgt:
Post 8704 10 11
”8704 Automobielen voor goederenvervoer:
8704 10 - dumpers ontworpen voor gebruik in het terrein:
-- met een motor met zelfontsteking (diesel- of semi-
dieselmotor) of met vonkontsteking:
8704 10 11 --- met een motor met zelfontsteking (diesel- of semi-
dieselmotor) met een cilinderinhoud van meer dan 2500 cm3
of met vonkontsteking met een cilinderinhoud van meer dan
2800 cm3”.
Post 8704 23 99
“8704 Automobielen voor goederenvervoer:
(…)
- andere, met een motor met zelfontsteking (diesel- of semi-
dieselmotor):
(…)
8704 23 -- met een maximaal toegelaten gewicht van meer dan 20 ton:
(…)
8704 23 99 ---- gebruikte”.
De Toelichting IDR, de Aanvullende Toelichting IDR en de Toelichting EG op post 8704 van het GDT luiden, voorzover hier van belang, als volgt:
Toelichting IDR
“(…)
Deze groep omvat bovendien:
1. dumpers, zijnde sterk gebouwde vrachtauto’s van een speciaal type, meestal met kipbak- soms met zelfopenende bodem- voor grondverzet of het transport van materialen. Deze voertuigen, die een stijf of een geleed chassis hebben, zijn in het algemeen voorzien van wielen geschikt voor alle terreinen en kunnen op losse grond rijden. Deze groep omvat zowel zware als lichte dumpers. De laatste zijn soms uitgerust met een draaibare zitplaats, met twee tegenover elkaar geplaatste zitplaatsen of met een dubbel stuur, waardoor de bestuurder zicht houdt op de laadbak en het lossen kan regelen;
(…)”.
Aanvullende Toelichting IDR
“Onderverdeling 8704 10
Deze dumpers zijn in het algemeen van andere voertuigen voor goederen-vervoer (in het bijzonder van vrachtwagens met kipbak) te onderscheiden door de volgende kenmerken:
- de bak van de dumper bestaat uit zeer sterke platen, waarvan de
voorste wand tot boven de cabine doorloopt om de bestuurder te
be-schermen en waarvan de vloer naar achteren geheel of gedeeltelijk
schuin oploopt;
- in sommige gevallen een éénmanscabine voor de bestuurder;
- geen asophanging;
- een hoog remvermogen;
- een beperkte snelheid en actieradius;
- speciale banden voor slecht terrein;
- vanwege de stevige constructie is de verhouding tussen leeggewicht
en nuttig laadvermogen niet meer dan 1:1,6;
- eventueel kan de bak worden verwarmd door de uitlaatgassen om te
voorkomen dat de te vervoeren stoffen vastkleven of bevriezen.
Opgemerkt wordt echter, dat bepaalde dumpers speciaal zijn ontworpen om te worden gebezigd in mijnen en tunnels, b.v. die met een zelfopenende bodem. Deze vertonen enige van bovengenoemde kenmerken, maar zijn niet voorzien van een bestuurderscabine terwijl de bak niet in een soort beschermend dak uitloopt.”.
GN-Toelichting (EG)
“(…)
Onderverdelingen 8704 10 11 t/m 8704 10 90
1. Tot deze onderverdelingen behoren voornamelijk voertuigen met een naar voren of naar achteren kippende bak of met een zelfopenende bodem, die speciaal zijn geconstrueerd voor het vervoer van zand, grind, aarde, gesteente, enz. in steengroeven en mijnen of op bouwplaatsen voor gebouwen, wegen, vliegvelden of havens. Afbeeldingen van de verschillende typen dumpers zijn opgenomen aan het slot van deze toelichting.
(…).”.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Het voertuig is niet geschikt voor normaal gebruik op de weg. Dit volgt uit een schrijven van de fabrikant gericht aan verkopers van alle MAN-dealers in Nederland, waarin wordt verklaard dat het betreffende voertuig niet voor een Nederlands kenteken in aanmerking komt. In België is voor deze auto – na speciale goedkeuring van het Belgische Ministère des communications et de l’infrastructure - op 25 maart 1999 wel een kenteken afgegeven, waardoor het is geoorloofd om daarmee (in dit geval alleen in België) op de openbare weg te rijden. Het gaat hier echter niet om het officiële goedkeuringscertificaat, dat normaal gesproken in België voor vrachtauto’s wordt afgegeven.
4.2. Het voertuig voldoet aan de eisen voor dumpers gesteld in de Toelichting, betreffende asophanging en verhouding leeggewicht en nuttig laadvermogen. Volgens de Aanvullende Toelichting IDR bij onderverdeling 8704 10 is een van de eisen voor een dumptruck dat er geen asophanging aanwezig mag zijn. De truck heeft geen asophanging in tegenstelling tot een verend ophangstelsel wat aanwezig is bij een normale vrachtauto. De verhouding tussen leeggewicht en nuttig laadvermogen is niet meer dan 1:1,6 zoals als eis is vermeld in de eerder genoemde toelichting, doch 1:1,3 (13640:17860).
Blijkens het voorgaande voldoet het onderhavige voertuig in belangrijke mate aan de in de toelichting opgenomen voorwaarden.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De bewoordingen van post 8704 10 van het GDT “dumpers, ontworpen voor het gebruik in het terrein” sluiten het onderhavig goed reeds uit van indeling onder deze post. Het betreft een voertuig dat mede geschikt is voor het gebruik in het terrein, maar dat niet uitsluitend daarvoor ontworpen is. Bij de fabrikant kan een dergelijke vrachtwagen worden besteld met de gewenste specifieke aanpassingen.
5.2. Dumpers hebben wielen die speciaal geschikt zijn voor slecht terrein. Deze zijn groter dan die van vrachtwagens. De wielen van de in het geding zijnde vrachtwagen heeft een gebruikelijk maat. Het heeft een kenteken en mag daardoor op de openbare weg. Automobielen ontworpen voor gebruik in het terrein hebben gebruikelijk aandrijving op alle wielen. De ingevoerde vrachtauto heeft dat niet. Dumpers hebben een beperkte snelheid en actieradius; uit niets blijkt in casu van die beperkingen. Het voertuig heeft wel een asophanging aan veren en voldoet ook daarmee dus niet aan de beschrijving van een dumper in de Toelichtingen.
5.3. Het feit dat het laadvermogen van het onderhavige voertuig min of meer gelijk is aan dat van een dumper kan niet tot de conclusie leiden dat het dan ook een dumper is.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Op grond van de vaststaande feiten en hetgeen de inspecteur onder verwijzing naar de onder 1.5. en 2.3. vermelde informatie van de fabrikant gemotiveerd heeft gesteld, komt de Douanekamer tot het oordeel dat het onderhavige voertuig beschikt over een standaard chassis van een reguliere, zij het sterk gebouwde vrachtwagen, waaraan aanpassingen zijn aangebracht om deze in voorkomende gevallen geschikt te maken voor gebruik op moeilijk begaanbare wegen en in het terrein. Het voertuig is door zijn oorspronkelijke constructie geschikt voor regulier vervoer van goederen over de weg alsmede als gevolg van de aanpassingen voor gebruik in het terrein.
6.2. Gelet op de inrichting van post 8704 komen voor indeling in postonderverdeling 8704 10 alleen die vrachtauto’s in aanmerking die uitsluitend zijn ontworpen met het oog op gebruik in het terrein. Nu – zo volgt uit 6.1. – het ontwerp en de constructie van het onderhavige voertuig regulier vervoer over de weg ook mogelijk maken, is naar het oordeel van de Douanekamer indeling in post 8704 10 uitgesloten.
6.3. Het argument van belanghebbende dat het voertuig niet geschikt zou zijn voor normaal gebruik op de weg, omdat het volgens de fabrikant niet van een Nederlands kenteken mag worden voorzien, kan aan het vorenstaande oordeel niet afdoen. De objectieve eigenschappen en kenmerken van goederen moeten bij de indeling in het GDT de doorslag geven, welke eigenschappen en ken-merken uitsluitend kunnen worden beoordeeld in het licht van de in het GDT gegeven omschrijving van het goed. Het GDT berust op een internationale en communautaire rechtsgrondslag, waarop nationale regels, die goederen in be-paalde categorieën onderscheiden, geen invloed mogen hebben.
6.4. Uit het vorenstaande volgt dat het voertuig met toepassing van de indelingsregels 1 en 6 moeten worden ingedeeld onder post 8704 23 99 van het GDT; het gelijk is derhalve aan de inspecteur.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De beslissing
De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen op 9 april 2003 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. E.N. Punt en mr. C.W.M. van Ballegooijen, leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. T.A.S.J. Hesselink, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.