ECLI:NL:GHAMS:2003:AO1035
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Van de Merwe
- mr. Van Rijn
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen in het belastingrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 december 2003 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende, geboren in 1954, in beroep ging tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. Het beroep was gericht tegen de handhaving van een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000, waarbij de inspecteur de aftrek voor buitengewone lasten ter zake van uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van de kinderen van belanghebbende had gecorrigeerd. Belanghebbende had in zijn aangifte een aftrek toegepast voor zijn twee kinderen, die in de Dominicaanse Republiek woonden, maar de inspecteur betwistte dat hij in 2000 aan zijn onderhoudsplicht had voldaan.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2003 heeft belanghebbende verklaard dat hij in 2000 ongeveer ƒ 3.000 had overgemaakt naar zijn kinderen, maar het Hof oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat deze bedragen in belangrijke mate bestemd waren voor hun levensonderhoud. Het Hof stelde vast dat de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud per kind ten minste ƒ 56 per week moest bedragen om in aanmerking te komen voor aftrek. De inspecteur had ook betoogd dat de bijlagen die belanghebbende had overgelegd, onvoldoende bewijs boden voor zijn stellingen.
Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet had aangetoond dat hij zijn kinderen in 2000 in belangrijke mate had onderhouden en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd schriftelijk vastgesteld ter vervanging van de mondelinge uitspraak, en belanghebbende werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.