parketnummer: 21-003309-02
Uitspraak dd. : 28 november 2003
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 2 oktober 2002 in de strafzaak tegen
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 november 2003 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 2 maart 1999 te [plaatsnaam], [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder meer) geld en een telefoon en een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer] heeft/hebben bedreigd met een vuurwapen en/of op die [slachtoffer] een schot heeft/hebben afgevuurd en/of die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer] heeft/hebben geboeid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
ten aanzien van het primair bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en makkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte terzake van het onder 1 primair telastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1 subsidiair telastegelegde, het medeplegen van heling, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte, terzake van het onder 1 primair telastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft deelgenomen aan een professioneel geplande gewapende roofoverval in een woning. Nadat de bewoner, die alleen thuis was, zich verzette is het slachtoffer in een schouder geschoten en in zijn gezicht en nek geslagen. Na een korte worsteling werd het slachtoffer vervolgens van de trap af in de kelder gegooid, aan welke val hij een ontwrichte duim overhield. Vervolgens werd het slachtoffer met beide armen in die kelder vast geboeid om de staander van de trap. Het slachtoffer heeft onder bedreiging met de dood gezegd waar de sleutel van de kluis zich bevond. De overvallers hebben uit die kluis onder andere een aanzienlijk geldbedrag en een aantal waardevolle goederen meegenomen. Zij hebben ook de mobiele telefoon en de auto van het slachtoffer gestolen. Het slachtoffer werd geboeid en in doodsangst achtergelaten in de kelder van zijn huis. Pas de volgende ochtend werd het slachtoffer met een doorschotwond in zijn linker schouder, een zwaar gekneusde duim, een verstuikte linker enkel en een flinke hoofdwond, door zijn buurvrouw aangetroffen.
Aangenomen kan worden dat de bedreigingen bij het slachtoffer grote vrees hebben veroorzaakt. Dit soort feiten veroorzaakt daarnaast onrust in de samenleving en gevoelens van onveiligheid.
Het hof is van oordeel gelet op het hiervoor overwogene en mede op het ten name van verdachte staand uittreksel uit het justitieel documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor diefstal is veroordeeld, dat voor het feit zoals bewezen verklaard een gevangenisstraf van aanzienlijke duur in aanmerking komt.
Het hof zal bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte rekening houden met het aanmerkelijke tijdsverloop in deze zaak.
Het hof is, alles afwegend, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd die naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan de bijzondere ernst van het bewezenverklaarde feit.
De vordering van de [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van fl. 43.350,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de aan [benadeelde partij] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
fl. 43.350,--, omgerekend € 19.671,37 (negentien duizend zes honderd een en zeventig euro en zeven en dertig cent).
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voor zover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij een bedrag te betalen van € 19.671,37 (negentien duizend zes honderd een en zeventig euro en zeven en dertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 233 (tweehonderd drie en dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Beveelt de gevangenneming van verdachte, welk bevel apart is geminuteerd.
Aldus gewezen door
mr Van Kuijck, voorzitter,
mrs Denie en Nunnikhoven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Van Lieshout-Witjes, griffier,
en op 28 november 2003 ter openbare terechtzitting uitgesproken.