ECLI:NL:GHAMS:2003:AM5328
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Visser
- A. Aben
- R. Rang
- Rechtspraak.nl
Beslissing over beklag inzake niet verdere vervolging van mevrouw N. B. in verband met valsheid in geschrift en andere strafbare feiten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2003 uitspraak gedaan over het beklag van Stichting L. en enkele klagers tegen de beslissing van de officier van justitie om mevrouw N. B. niet te vervolgen voor verschillende strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift en oplichting. De klagers, die zich als slachtoffers beschouwen van de strafbare feiten, hebben hun beklag ingediend na de kennisgeving van niet verdere vervolging die aan B. was betekend op 30 augustus 2001. De klagers voerden aan dat zij onvoldoende tijd en gelegenheid hadden gekregen om een rechtsgeldige klacht in te dienen, omdat zij nog wachtten op een nadere motivering van de sepotbeslissing.
Het hof heeft vastgesteld dat de kennisgeving van niet verdere vervolging betrekking had op dezelfde feiten als waarop het beklag was gegrond. Hierdoor kon er niet opnieuw tot vervolging van B. worden overgegaan, tenzij er nieuwe bezwaren waren. Het hof oordeelde dat de klagers niet ontvankelijk waren in hun beklag, omdat de strafbare feiten al eerder waren onderzocht en de kennisgeving van niet verdere vervolging rechtsgevolgen had die niet konden worden herzien. De klagers hebben ook gewezen op een wetswijziging die het indienen van beklag binnen drie maanden na kennisgeving van niet verdere vervolging mogelijk maakte, maar het hof oordeelde dat deze wijziging niet van toepassing was op de situatie van de klagers.
Uiteindelijk heeft het hof het beklag ongegrond verklaard, met de overweging dat de officier van justitie niet onrechtmatig had gehandeld en dat de klagers niet in hun rechten waren benadeeld. Tegen deze beschikking staat geen gewoon rechtsmiddel open.