ECLI:NL:GHAMS:2003:AL8351
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Van Loon
- mr. Van der Laan
- Rechtspraak.nl
Havengeldheffing door gemeente Amersfoort en het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juli 2003 uitspraak gedaan over de heffing van havengeld door de gemeente Amersfoort. De belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft beroep aangetekend tegen de uitspraken van de gemeente over de havengeldnota's voor zijn woonschip, die hoger waren dan de huurprijzen voor aangewezen ligplaatsen. De belanghebbende stelde dat de gemeente het gelijkheidsbeginsel schond door een hoger tarief te heffen dan wat andere eigenaren van woonschepen op aangewezen ligplaatsen betaalden. De gemeente verdedigde zich door te stellen dat de havengeldheffing in overeenstemming was met de geldende verordeningen en dat er geen sprake was van een verboden schriktarief.
Het Hof overwoog dat de gemeente Amersfoort de vrijheid heeft om ligplaatsen aan te wijzen en dat de bewoners van deze ligplaatsen een huurovereenkomst met de gemeente hebben. Hierdoor zijn deze ligplaatsen onttrokken aan de voor de openbare dienst bestemde haven. De belanghebbende had zijn woonschip op een niet aangewezen ligplaats liggen, wat betekende dat hij onderworpen was aan de havengeldheffing. Het Hof concludeerde dat de gevallen van de belanghebbende en de bewoners van de aangewezen ligplaatsen juridisch en feitelijk niet gelijk zijn, waardoor het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kon slagen.
Daarnaast werd het beroep van de belanghebbende op het zogenaamde Windmill-arrest verworpen, omdat het Hof oordeelde dat de gemeente niet op onaanvaardbare wijze publiekrechtelijke regelingen doorkruiste. Het Hof concludeerde dat de havengeldheffing niet onredelijk was en dat de gemeente zich niet bediende van een verboden schriktarief. De uitspraak van het Hof was dat het beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard, en de heffingen werden gehandhaafd.