ECLI:NL:GHAMS:2003:AL3351
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van de Merwe
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het anoniementarief in loonbelastingzaken en de goede trouw van de werkgever
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2003, gaat het om een beroep van belanghebbende, een ondernemer die een restaurant exploiteert, tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op het anoniementarief, omdat de belanghebbende een vals Nederlands paspoort had ontvangen van een werknemer. De inspecteur stelde dat de belanghebbende had moeten weten dat het paspoort vals was en dat hij niet voldeed aan zijn onderzoeksplicht. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat hij te goeder trouw was en geen reden had om aan de echtheid van het paspoort te twijfelen.
Tijdens de zitting op 7 juli 2003 werd het standpunt van de inspecteur besproken, die aanvoerde dat de belanghebbende zich had moeten verdiepen in de identificatieplicht en dat een oppervlakkige controle van het paspoort niet voldeed. De belanghebbende daarentegen stelde dat hij als beginnend ondernemer niet op de hoogte was van de specifieke kenmerken van valse documenten en dat het paspoort op het eerste gezicht echt leek.
Het Hof oordeelde dat de inspecteur niet voldoende had aangetoond dat de belanghebbende redelijkerwijs had moeten onderkennen dat het paspoort vervalst was. Het Hof nam in overweging dat de fouten in het paspoort niet evident waren en dat er geen informatie beschikbaar was gesteld aan werkgevers over de kenmerken van valse documenten. Daarom concludeerde het Hof dat de belanghebbende in redelijkheid kon aannemen dat het paspoort echt was, en dat de toepassing van het anoniementarief niet gerechtvaardigd was. De naheffingsaanslag werd vernietigd, evenals de boetebeschikking, en de inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.