ECLI:NL:GHAMS:2003:AI1329

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/03667 PV
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Bijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Algemene wet bestuursrecht op WOZ-beschikking en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2003, betreft het een beroep van belanghebbende X tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Waterland. De WOZ-beschikking, die de waarde van de onroerende zaak aan de A-straat 1 te Z vaststelde voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, dateert van 31 januari 2001. Belanghebbende verzocht om vergoeding van de kosten van bezwaar op basis van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof overweegt dat de op 12 maart 2002 in werking getreden wijzigingen in de Awb enkel van toepassing zijn op primaire besluiten die na deze datum zijn genomen. Aangezien de bestreden WOZ-beschikking vóór deze datum is vastgesteld, zijn de oude regels van toepassing. Het Hof concludeert dat belanghebbende geen belang heeft bij zijn beroep, omdat de vastgestelde waarde van de onroerende zaak niet ter discussie staat. Hierdoor is het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof achtte ook geen termen aanwezig voor een veroordeling van de proceskosten, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Bijl, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van drs. Plat als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak, verzonden op 22 mei 2002, van de heffingsambtenaar van de gemeente Waterland, verweerder, betreffende de beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak A-straat 1 te Z is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 juni 2003.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep ongegrond; en
- verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn verzoek om schadevergoeding.
Gronden
1. Verweerder heeft de waarde van A-straat 1 bij de bestreden uitspraak verlaagd tot ƒ 310.000. Hij heeft belanghebbende daarbij een vergoeding voor de in de bezwaarprocedure gemaakte kosten aangeboden tot een bedrag van € 161. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder de waarde van A-sraat 1 op het juiste bedrag heeft vastgesteld. Belanghebbende is echter van mening dat de door verweerder aangeboden kostenvergoeding onvoldoende is.
2. Het Hof overweegt vooraf dat de Wet van 24 januari 2002 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar en administratief beroep (Stb. 2002, 55) en het Besluit van 25 februari 2002 tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de vergoeding van kosten van bezwaar en administratief beroep (Stb. 2002, 113) op 12 maart 2002 in werking zijn getreden. Genoemde wet en genoemd besluit zijn van toepassing op primaire besluiten die op of na 12 maart 2002 zijn genomen. De WOZ-beschikking dateert van 31 januari 2001. Om die reden is de wet- en regelgeving zoals die gold voor 12 maart 2002 in de onderhavige zaak van toepassing.
3. Op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht kan het Hof verweerder op verzoek van belanghebbende veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende in de bezwaarprocedure geleden schade, indien het Hof het beroep ten principale gegrond verklaart. Tussen partijen is niet in geschil dat de bij de bestreden uitspraak vastgestelde waarde juist is. Dit brengt mee dat belanghebbende geen belang heeft bij zijn beroep en dat het beroep niet gegrond kan worden verklaard. Bij het ontbreken van een gegrondverklaring van het beroep ten principale is het verzoek tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
4. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van één der partijn in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 3 juli 2003 door mr. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van drs. Plat als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.