ECLI:NL:GHAMS:2003:AI0324
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Van de Merwe
- mr. Kreijns-Mostermans
- Rechtspraak.nl
Verplichte belastingaanslag na voorlopige teruggaaf kinderkorting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2003 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende X tegen de beslissing van het Hoofd van de Belastingdienst P, betreffende de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. Belanghebbende had een voorlopige teruggaaf aangevraagd, waarbij hij een kinderkorting van € 38 ontving. Na het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting, waarin hij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.434 aangaf, werd een aanslag opgelegd van € 8.978. Aangezien er al € 8.786 aan loonheffing was ingehouden, resteerde er een te betalen bedrag van € 230. De vraag die in geschil was, was of de voorlopige teruggaaf van de kinderkorting moest worden meegerekend in het voorheffingssaldo zoals bedoeld in artikel 9.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Het Hof oordeelde dat de voorlopige teruggaaf van de kinderkorting inderdaad tot het voorheffingssaldo behoort en dat de inspecteur terecht een belastingaanslag heeft opgelegd. Belanghebbende stelde dat hij geen vertrouwen kon ontlenen aan de aanvraag voor de voorlopige teruggaaf, omdat daarin niet was vermeld dat dit gevolgen zou hebben voor de belastingaanslag. Het Hof verwierp deze stelling, omdat er geen rechtsregel is die de inspecteur verplicht om alle mogelijke gevolgen van een voorlopige teruggaaf in de toelichting te vermelden. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op het achterwege blijven van een aanslag.
De uitspraak werd gedaan door mr. Van de Merwe, lid van de belastingkamer, en mr. Kreijns-Mostermans als griffier. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien belanghebbende in het ongelijk werd gesteld en er geen bijzondere omstandigheden waren die een veroordeling in de proceskosten rechtvaardigden.