ECLI:NL:GHAMS:2003:AH9617

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-004276-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roofoverval met fatale afloop van 88-jarige vrouw

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op 2 december 1970 in Marokko, werd beschuldigd van diefstal met geweld en opzettelijke vrijheidsberoving, wat leidde tot de dood van een 88-jarige vrouw. De feiten vonden plaats op 3 september 2001, toen de verdachte de vrouw in haar woning overviel. Hij heeft haar op brute wijze in een kast geduwd en haar daar gedurende langere tijd opgesloten gehouden. Dit leidde tot ernstige verwondingen en uiteindelijk de dood van het slachtoffer. De verdachte heeft tijdens het proces tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de gang van zaken tijdens de roof en de rol van medeverdachten. Het hof verwierp het verweer van medeplegen en oordeelde dat de verdachte alleen verantwoordelijk was voor de daden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf, maar het openbaar ministerie eiste in hoger beroep 11 jaar. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, een gevangenisstraf van 8 jaar rechtvaardigden. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte wettig en overtuigend bewezen schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55 lid 1 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-004276-02
datum uitspraak 13 mei 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 5 november 2002 in de strafzaak onder parketnummer 13/127220-01 van het openbaar ministerie tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op 2 december 1970,
wonende op het adres [adres],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring "Het Schouw" te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 22 oktober 2002 en in hoger beroep van 29 april 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, verbetert het hof deze. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijslevering
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij
op 3 september 2001 te Amsterdam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, perceel [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen fl. 300,- en twee ringen en een horloge, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer] heeft vastgepakt door zijn armen met kracht om het bovenlichaam van die [slachtoffer] te slaan en vervolgens die [slachtoffer] aldus heeft opgetild en die [slachtoffer] vervolgens met kracht en met haar gezicht naar voren in een kleine kast heeft geduwd en vervolgens die kast heeft afgesloten, tengevolge waarvan die [slachtoffer] gebroken ribben en een geperforeerde long en een gebroken stuitje en uitgebreide weefselbeschadiging en inwendig bloedverlies heeft bekomen, hetgeen de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad
en
op 3 september 2001 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] vastgepakt door zijn armen met kracht om het bovenlichaam van die [slachtoffer] te slaan en vervolgens die [slachtoffer] aldus opgetild en die [slachtoffer] vervolgens met kracht met haar gezicht naar voren in een kleine kast geduwd en vervolgens die kast afgesloten, tengevolge waarvan die [slachtoffer] gebroken ribben en een geperforeerde long en een gebroken stuitje en uitgebreide weefselbeschadiging en inwendig bloedverlies heeft bekomen, hetgeen de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging
Door de verdediging is gesteld dat verdachte het feit niet alleen heeft begaan maar tezamen met anderen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Het hof acht het door de verdediging gestelde onaannemelijk nu verdachte op onderstaande essentiële onderdelen tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
a. Omtrent het uiterlijk van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
Verdachte verklaarde eerst dat [medeverdachte 1] blond haar had (p. 144), later dat heur haar donkerbruin/ zwart was (p. 161/ 368).
Met betrekking tot [medeverdachte 2] verklaarde verdachte eerst dat hij blond haar had (p. 144), later dat zijn haar donker/ zwart was (p. 161/ 368).
b. Omtrent de gang van zaken tijdens de roof
Verdachte verklaarde dat hij eerst in de huiskamer heeft gezocht, vervolgens in de keuken en daarna in de slaapkamer. Toen verdachte in de slaapkamer aan het zoeken was kwam [medeverdachte 2] volgens verdachte in de slaapkamer om te zeggen dat daar al door hem was gezocht. Vervolgens is verdachte weer in de huiskamer gaan zoeken (p. 145).
Later verklaarde verdachte eerst in de slaapkamer en vervolgens in de keuken en in de woonkamer te hebben gezocht. Toen hij in de woonkamer kwam, waren daar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan het zoeken (p. 154-155).
c. Omtrent de gang van zaken na de roof
Verdachte verklaarde eerst dat hij na de roof is teruggekomen om [slachtoffer] uit de kast te halen en dat hij toen niet meer in de woning heeft gezocht. Hij was toen alleen in het halletje en de slaapkamer geweest en is daarna gelijk weggegaan (p. 146, 165 en 364).
Later verklaarde verdachte dat hij toen hij terug was gekomen wel in de woning heeft gezocht en bovendien zijn sporen heeft willen uitwissen en daartoe ook in de badkamer, woonkamer en keuken is geweest (p. 364, 365, 387, 681 en 682).
Gelet op deze tegenstrijdigheden acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte eerst met anderen in de woning is geweest en daarna alleen is teruggekeerd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
en
de voortgezette handeling van:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Tegen voormeld vonnis is door verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) jaren .
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het 88-jarige slachtoffer 's nachts in haar woning overvallen. Hij heeft deze broosuitziende vrouw - die voor de verdachte op generlei wijze een bedreiging vormde - op ruwe wijze in een kleine kast geduwd. Hij heeft haar daar gedurende langere tijd opgesloten gehouden hetgeen het slachtoffer, voorzover zij nog bij kennis was, zeer angstig moet hebben gemaakt. Intussen heeft de verdachte, op zoek naar geld en waardevolle spullen, haar woning overhoop gehaald. Door de opsluiting in een onhoudbare situatie heeft het slachtoffer ook onherstelbaar letsel bekomen, waaraan zij is overleden.
Het enige blijk van medeleven bestaat uit het feit dat de verdachte het slachtoffer op enig moment uit de kast heeft gehaald. De verdachte heeft verklaard dat zij toen nog wat mompelde, maar dat hij daarna niet meer naar de oude vrouw heeft gekeken, terwijl hij haar daarna ook niet meer heeft gehoord. Het is verdachte zwaar aan te rekenen dat hij het slachtoffer heeft achtergelaten zonder nog naar haar om te kijken, terwijl hij daarna ook geen medische hulpdienst heeft gewaarschuwd, hoewel zij ernstig hulpbehoevend was; zij was immers stervende.
De onverwachte en gewelddadige dood van het slachtoffer laat diepe sporen na in het leven van de nabestaanden en de andere mensen in de nabijheid van het slachtoffer. Verdachte heeft aangetoond geen respect voor het menselijk leven te hebben.
Door het handelen van verdachte is de samenleving ernstig geschokt. Dit handelen draagt er bovendien toe bij dat de reeds bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden versterkt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 24 maart 2003, is verdachte eerder veroordeeld ter zake van misdrijven, waaronder diefstal met geweld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55 lid 1 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijslevering omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Chorus, Van Wijnen-Vergeer en De Boer, in tegenwoordigheid van mr. Groenenberg als griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 mei 2003.
Mr. De Boer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.