ECLI:NL:GHAMS:2003:AH8565

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-001124-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Hermans
  • P. de Vries
  • A. Wedzinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op Geldnet met schietincidenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een pand van Geldnet op 22 april 1996. De overval werd gekarakteriseerd door een zorgvuldige en professionele voorbereiding, waarbij de verdachten met een shovel het pand binnendrongen en een aanzienlijke hoeveelheid geld buitmaakten. Tijdens de overval werd er meerdere keren geschoten in de richting van de politie, wat leidde tot een wilde achtervolging. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en oordeelde dat de verdachte schuldig was aan poging tot doodslag en diefstal door twee of meer verenigde personen. Het hof legde een gevangenisstraf van twaalf jaren op, waarbij het de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact in overweging nam. De verdachte had eerder voor gewelddadige misdrijven gediend en het hof achtte de kans op herhaling groot. De beslissing van het hof werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij ook de redelijke termijn van de procedure werd besproken. Het hof concludeerde dat de behandeling van de zaak niet onredelijk lang had geduurd en wees verzoeken van de verdediging af om getuigen te horen, omdat deze niet relevant werden geacht voor de zaak. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde misdrijven en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001124-02
Parketnummer in eerste aanleg: 13-126039-96
Arrest d.d. 19 juni 2003 van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam d.d. 29 mei 2002 in de strafzaak tegen:
[..],
geboren op [...],
wonende te [...],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. P.H. Doedens, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De arrondissementsrechtbank te Amsterdam heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Aanwending van het rechtsmiddel
De officier van justitie is 30 mei 2002 op de voorgeschreven wijze en tijdig van het vonnis in hoger beroep gekomen en heeft blijkens een op 25 juni 2002 uitgereikt gerechtelijk schrijven het ingestelde hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft gelet op het onderzoek tijdens terechtzittingen van 5, 6 en 7 februari, 20 en 21 maart, 21 mei, 12 en 13 juni 2003 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
Feit 1 primair:
hij op of omstreeks 22 april 1996 te Amsterdam en/of te Halfweg en/of te Zwanenburg, althans in de omgeving van Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [K.] en/of [V.] en/of [vdW.] en/of [A.] en/of [vdV.] en/of [K.] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer (automatisch(e)) schietwapen(s) een of meermalen heeft geschoten op en/of in de richting van genoemde [K.] en/of [V.] en/of [vdW.] en/of [A.] en/of [vdV.] en/of [K.], welke poging tot doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met een shovel, in elk geval een (zwaar) voertuig, een of meer roldeuren en/of een roadbarrier van/voor een pand van Geldnet (Tijnmuiden 5) geramd, waarna hij en/of een of meer van zijn mededaders met dat voertuig en/of een ander voertuig het pand is/zijn ingereden en/of (vervolgens) (in het pand) een deur en/of een muur heeft/hebben omvergereden, waarna hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen in/uit dat pand van Geldnet (een of meer geldcassettes en/of zakken met geld met daarin) een bedrag aan geld (Nfl 13.109.489,-- althans Nfl 1.766.283,--), in elk geval enig geldbedrag, en/of een hoeveelheid waardecheques (voor een bedrag van) van Nfl 127.139,--, geheel of ten dele toebehorende aan Ven Groothandel en/of Gamma en/of McDonald's en/of Dekamarkt en/of Geldnet, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of een of meer andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 22 april 1996 te Amsterdam en/of te Halfweg en/of te Zwanenburg, althans in de omgeving van Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [K.] en/of [V.] en/of [vdW.] en/of [A.] en/of [vdV.] en/of [K.] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met die opzet met een of meer (automatisch(e)) schietwapen(s) een of meermalen heeft geschoten op en/of in de richting van genoemde [K.] en/of [V.] en/of [vdW.] en/of [A.] en/of [vdV.] en/of [K.];
feit 2 primair:
hij op of omstreeks 22 april 1996 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand van Geldnet (Tijnmuiden 5) heeft weggenomen (een of meer geldcassettes en/of zakken met geld met daarin) een bedrag aan geld (te weten: Nfl 13.109.489,-- althans Nfl 1.766.283,--), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Ven Groothandel en/of Gamma en/of Mc Donald's en/of Dekamarkt en/of Geldnet, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een shovel, in elk geval een (zwaar) voertuig, een of meer roldeuren en/of een roadbarrier van/voor het pand van Geldnet te rammen en/of met dat voertuig en/of een ander voertuig dat pand binnen te rijden en/of (vervolgens) (in het pand) een deur en/of een muur omver te rijden;
feit 2 subsidiair:
[vdT.] en/of (een) ander(en) op of omstreeks 22 april 1996 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand van Geldnet (Tijnmuiden 5) heeft/hebben weggenomen (een of meer geldcassettes en/of zakken met geld met daarin) een bedrag aan geld (te weten Nfl. 13.109.489,-- althans Nfl. 1.766.283,--), in elk geval enig geldbedrag, en/of een hoeveelheid waardecheques (voor een bedrag van Nfl. 127.139,--), in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan Ven Groothandel en/of Gamma en/of McDonald's en/of Dekamarkt en/of Geldnet, in elk geval aan een ander of anderen dan aan [vdT.] en/of de ander(en) en/of verdachte, waarbij die [vdT.] en/of die ander(en) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door met een shovel, in elk geval met een (zwaar) voertuig, een of meer roldeuren en/of een roadbarrier van/voor het pand van Geldnet te rammen en/of met dat voertuig en/of een ander voertuig dat pand binnen te rijden en/of (vervolgens) (in het pand) een deur en/of een muur omver te rijden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf, hij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 februari 1996 tot en met 22 april 1996 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) gegevens over de inrichting en/of de beveiliging van Geldnet aan [vdT.] en/of (een) ander(en) verstrekt.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden en dat het Openbaar Ministerie dientengevolge niet-ontvankelijk in de strafvervolging moet worden verklaard.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte is op 12 november 1996 in verzekering gesteld, zodat deze strafzaak inmiddels ruim zes jaar en zeven maanden duurt, gerekend vanaf het moment waarop vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafvervolging tegen hem zou instellen.
Bij de beoordeling of deze termijn onredelijk lang is stelt het hof voorop dat de zaak ingewikkeld is. Verdachte is op 5 februari 1997 in vrijheid gesteld en op 5 september 1997 is hem een kennisgeving van niet verdere vervolging betekend, aan welke kennisgeving hij toentertijd in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen in beginsel van verdere strafvervolging verstoken te blijven. Eerst door de verklaringen van [H.] d.d. 16 november 1998 respectievelijk 30 november 1998 is het onderzoek nieuw leven ingeblazen. Vervolgens zijn tijdrovende onderzoekshandelingen - zoals het DNA-onderzoek - verricht zodra de mogelijkheid daartoe zich aandiende. Gedurende het onderzoek in eerste aanleg en in hoger beroep is de verdediging zoveel mogelijk ruimte geboden om de verdedigingsrechten van verdachte uit te oefenen. In het bijzonder zijn op verzoek van de raadsman vele getuigen gehoord, sommige zelfs meermalen. Ondanks de ingewikkeldheid van de zaak heeft de rechtbank binnen zeven maanden na betekening van de inleidende dagvaarding vonnis gewezen. Bovendien heeft het hof uitspraak gedaan binnen dertien maanden nadat het hoger beroep werd ingesteld. Een en ander betekent dat de zaak zowel in eerste aanleg als in hoger beroep met voortvarendheid is behandeld.
Concluderend is het hof van oordeel dat de behandeling van de zaak niet onredelijk lang geduurd heeft in de zin van artikel 6 EVRM. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Verzoek tot het horen van getuigen en deskundigen
Voor het geval het hof verdachte niet op voorhand wenst vrij te spreken van het hem ten laste gelegde, heeft de raadman verzocht als getuigen (opnieuw) te horen de verbalisanten [vK.] en [M.], de door [H.] genoemde [M.] en [G.] die zouden behoren tot de Militaire Inlichtingendienst (MID) en [S.], van wie [H.] beweert dat hij voor de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) werkte en met wie hij tijdens zijn detentie contact zou hebben gehad. De raadsman heeft dit toegelicht door te stellen dat er meer duidelijkheid nodig is over de rol die de genoemde diensten in deze zaak zouden hebben gespeeld. Bovendien wil hij van [M.] en [vK.] meer duidelijkheid over het niet vervolgen van [H.] in verband met zijn betrokkenheid in de Geldnet-zaak.
Het hof overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat de MID en de BVD enige rol hebben gespeeld in deze zaak. Daaraan doet niet af dat mogelijk contacten tussen de MID en [H.] hebben bestaan, nu het hof het minst genomen onaannemelijk acht dat die contacten van invloed zijn geweest op het onderzoek. Van enige noodzaak de door de raadsman genoemde getuigen [M.], [G.] en [S.] te horen is om die reden dan ook niet gebleken. Met betrekking tot het horen van [M.] en [vK.] overweegt het hof dat het horen van [M.] d.d. 9 juni 2003 geen nieuwe feiten aan het licht heeft gebracht, die zouden nopen tot het inwilligen van het verzoek van de verdediging. Het hof acht ook hier de noodzaak niet aanwezig. De verzoeken om bovengenoemde getuigen te horen worden derhalve afgewezen. Het hof ziet voorts niet in welke betekenis nadere gegevens omtrent het niet vervolgen van [H.] zouden kunnen hebben voor de in deze strafzaak door hem te nemen beslissingen. De raadsman heeft dit onvoldoende duidelijk gemaakt.
De raadsman van verdachte heeft het hof bovendien verzocht zowel de deskundige [S.] als de deskundige [F.] nogmaals ter terechtzitting te horen. Het hof acht zich over de geurproeven voldoende voorgelicht, zodat voor het opnieuw horen van deze getuigen geen noodzaak bestaat. Het verzoek wordt afgewezen.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van verdachte acht het hof met eenparigheid van stemmen bewezen dat:
feit 1 primair:
hij op 22 april 1996 te Amsterdam en te Halfweg en te Zwanenburg, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [K.], [V.], [vdW.], [A.], [vdV.] en [K.] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer (automatisch(e)) schietwapen(s) meermalen heeft geschoten in de richting van genoemde personen, welke poging tot doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, hebbende verdachte en zijn mededader, roldeuren en een roadbarrier van een pand van Geldnet (Tijnmuiden 5) met een "shovel" geramd, waarna hij en van zijn mededader met dat voertuig en een ander voertuig het pand zijn ingereden en (vervolgens) (in het pand) een deur en een muur hebben omvergereden, waarna hij, verdachte, en zijn mededader met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit dat pand van Geldnet hebben weggenomen zakken met daarin een bedrag aan geld (Nfl 1.766.283,--) en een hoeveelheid waardecheques (voor een bedrag van Nfl 127.139,--), toebehorende aan Ven Groothandel en Gamma en McDonald's en Dekamarkt en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een of meer andere deelnemer(s) aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
feit 2 primair:
hij op 22 april 1996 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pand van Geldnet (Tijnmuiden 5) heeft weggenomen zakken met daarin een bedrag aan geld (Nfl 1.766.283,--), toebehorende aan Ven Groothandel en Gamma en Mc Donald's en Dekamarkt en waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door roldeuren en een roadbarrier van het pand van Geldnet met een "shovel" te rammen en met dat voertuig en een ander voertuig dat pand binnen te rijden en vervolgens in het pand een deur en een muur omver te rijden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 primair:
medeplegen van poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu van strafuit-sluitingsgronden niet is gebleken.
Strafmotivering
Bij de bepaling van de straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn mededader hebben een gewelddadige overval gepleegd op een pand van Geldnet, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid geld is buitgemaakt. Deze overval is zorgvuldig, op professionele wijze voorbereid en op een even brute als kille en berekenende wijze uitgevoerd door met een "shovel" naar binnen te rijden en in het pand een ware ravage aan te richten. In een mum van tijd hebben verdachte en zijn mededader kans gezien een enorme som geld in een gestolen vrachtauto te laden. Omdat de politie binnen een paar minuten ter plekke was, ontstond een wilde achtervolging langs een, in ieder geval deels, uitgestippelde vluchtroute. Daarbij is door verdachte en/of zijn mededader een groot aantal keren geschoten in de richting van de politie. Dat hierbij geen der politieambtenaren het leven heeft gelaten mag een wonder worden genoemd. Verdachte en zijn mededader, die zich kennelijk lieten leiden door geldzucht, hebben zich niets aangetrokken van het gevaar voor het leven en de gezondheid van hun slachtoffers. Ook hebben zij zich niet bekommerd om de angst en psychische gevolgen die hun handelen teweeg hebben gebracht. De strafbare feiten die door verdachte zijn gepleegd, behoren tot de zwaarste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Misdrijven die in de maatschappij voor veel onrust zorgen. Een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is vanzelfsprekend niet aan de orde.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof de ernst van de bewezenverklaarde feiten gerelateerd aan andere soortgelijke strafbare feiten, waarbij rekening is gehouden met de wettelijke strafmaxima en de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd. Het professionele, criminele en gewelddadige karakter van de overval, het leed dat aan anderen is berokkend en de maatschappelijke verontrusting leggen hierbij veel gewicht in de schaal. Ook het feit dat verdachte reeds eerder voor gewelddadige misdrijven is veroordeeld en het gevaar voor herhaling dat ligt besloten in het criminele milieu waarin verdachte zich beweegt en de luxueuze levenswandel waaraan verdachte is gehecht, spelen een belangrijke rol. Een en ander brengt het hof tot het oordeel dat verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren moet worden opgelegd.
Vordering gevangenneming
De advocaat-generaal heeft in zijn requisitoir de gevangenneming van verdachte gevorderd.
Het hof zal de gevangenneming van verdachte bevelen op gronden vermeld in het aan dit arrest gehechte bevel, dat als hier herhaald moet worden beschouwd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 288 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 66, 67, 67a en 75 van het Wetboek van Strafvordering.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [..] tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
beveelt de gevangenneming van verdachte.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Hermans, voorzitter, De Vries en Wedzinga, in tegenwoordigheid van Van Jaarsveld als griffier, zijnde mr. De Vries voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof in de nevenzittingsplaats te Leeuwarden op 19 juni 2003.