ECLI:NL:GHAMS:2003:AF8156

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-002699-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. Bockwinkel
  • J. Houben
  • A. van Breukelen-Van Aarnhem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het opzettelijk invoeren van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne via Schiphol en deelname aan een misdadige organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Haarlem. De verdachte, geboren in 1948 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk invoeren van 116.370,3 gram cocaïne via Schiphol, alsook van het deelnemen aan een misdadige organisatie. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland en het voorbereiden van deze invoer. De verdachte heeft in de periode van 12 tot en met 14 november 2000 en op verschillende tijdstippen in 2000, samen met anderen, cocaïne ingevoerd en voorbereidingshandelingen verricht. Het hof oordeelde dat de verdachte een onmisbare schakel was binnen de criminele organisatie die zich bezighield met de invoer van cocaïne uit Suriname, waarbij hij misbruik maakte van zijn positie als KLM-medewerker. De cocaïne werd verstopt in KLM-boxen en door de verdachte van boord gehaald. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, rekening houdend met zijn rol binnen de organisatie en zijn persoonlijke omstandigheden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-002699-01
datum uitspraak 20 februari 2003
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 19 juli 2001 in de strafzaak onder parketnummer 15/035364-00 tegen:
[verdachte]
geboren te Haarlem op [geboortedatum] 1948
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwegein.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 5 juli 2001 en in hoger beroep van 19 maart 2002, 2 april 2002, 11 juni 2002, 10 september 2002, 19 november 2002 en 6 februari 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen.
De bewezenverklaring
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3, en 4 is tenlastegelegd, met dien verstande dat:
-Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde-
hij in de periode van 12 tot en met 14 november 2000 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 116.370,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
-Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde-
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2000 tot en met 1 oktober 2000 (te weten op of omstreeks 11 september 2000 en 15 september 2000 en 28 september 2000) te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
-Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde-
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2000 tot en met 21 november 2000, te weten op of omstreeks
11 september 2000 en
15 september 2000 en
28 september 2000 en
30 oktober 2000 en
14 november 2000,
in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten (telkens) het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, vervoeren en telkens (al dan niet als bedoeld in artikel 1 1id 4) binnen het grondgebied van Nederland brengen van telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende telkens cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, telkens
- een of meer anderen heeft trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of mede te plegen en/of
- zich en/of één of meer anderen telkens gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, en/of vervoermiddelen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) telkens:
- contacten gelegd en/of onderhouden met elkaar en/of met (een contactpersoon van) de afzender/verzender (van de cocaïne) (in Suriname) en/of besprekingen gevoerd en/of bijgewoond en/of afspraken gemaakt over:
* data en tijdstippen van verzending en/of aankomst van (een) vliegtuig(en) (in Nederland) in welk(e) vliegtuig(en) zich (vervolgens) de cocaïne bevond/zou bevinden en/of
* welke hoeveelheden cocaïne zouden worden verzonden (naar Nederland) en/of
* op welke wijze de cocaïne zou worden verpakt en/of vervoerd en/of verborgen en/of
* door wie en op welk moment aan boord van het (in Nederland aangekomen) vliegtuig zou worden gekeken of de cocaïne zich aan boord bevond en door wie de cocaïne (vervolgens) van boord zou worden gehaald en/of
* aan wie en op welke plaats en op welk moment de cocaïne (vervolgens) zou worden overgedragen en/of afgeleverd en/of in ontvangst genomen en/of
* op welke wijze en plaats de (partij) cocaïne (in porties) verdeeld zou worden en/of
* de (te ontvangen en/of uit te betalen) beloning(en) en/of
de wijze en de tijdstippen waarop informatie zou worden verstrekt en/of ontvangen en/of
- vluchtgegevens omtrent (in Nederland) binnenkomende vliegtuigen (waarin zich de cocaïne bevond/zou bevinden) verkregen en/of verstrekt en/of
- verpakkingsmateriaal (voor de te verzenden cocaïne) verschaft en/of overhandigd aan een tussenpersoon van de afzender/verzender van de cocaïne en/of
- een (bestel)auto voorhanden/ter beschikking gehad waarin cocaïne geplaatst kon worden, zijnde cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
-Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde-
hij in de periode van 1 april 2000 tot en met 21 november 2000 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en anderen, elke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het telkens opzettelijk verrichten van handelingen zoals omschreven in de Opiumwet artikel 10a, eerste lid, zulks om een feit als bedoeld in de Opiumwet artikel 10, derde of vierde lid, voor te bereiden en/of te bevorderen
en
het telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne en
het plegen van handelingen, gericht op het verdere vervoer en de opslag en de aflevering en ontvangst en overdracht van een (binnen het grondgebied van Nederland gebrachte) hoeveelheid van een materiaal, bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, welke deelneming bestond uit:
- het leggen van contacten en/of het maken van afspraken met betrekking tot deze misdrijven en uit het medeplegen van voornoemde misdrijven (Opiumwet artikel 2 lid 1 onder A en/of Opiumwet artikel 10a lid 1) en
- het verstrekken en inwinnen van inlichtingen en (het geven van) aanwijzingen met betrekking tot de uitvoering en voorbereiding van deze misdrijven en het verrichten van diensten met betrekking tot deze misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen 1 primair, 2 primair, 3, en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een feit bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen en zich of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van het feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit, meermalen gepleegd;
De onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten beschouwt het hof als een voorgezette handeling van de onder 3 op of omstreeks 11 september 2000, 15 september 2000, 28 september 2000 en 14 november 2000 bewezenverklaarde feiten.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft verdachte terzake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 7 jaren en 6 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De verdachte heeft hoger beroep doen instellen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezig hield met de invoer in Nederland van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe.
De ingevoerde cocaïne was afkomstig uit Suriname en werd per KLM-vliegtuig, verstopt in KLM-boxen, vervoerd. Bij aankomst op Schiphol werden door verdachte de boxen met daarin de cocaïne van boord gehaald.
Verdachte vervulde binnen die organisatie een onmisbare schakel, waarbij hij misbruik maakte van de positie die hij bekleedde als KLM-medewerker. Verdachte was (mede)bedenker van de wijze waarop de cocaïne werd verborgen in de vliegtuigen en hij verstrekte de organisatie data waarop hij dienst had, zodat de voorgenomen transporten daarop konden worden afgestemd. Verdachte nam tevens samen met een medeverdachte meerdere KLM-boxen (bestemd voor reserve-onderdelen) weg uit een hangar op Schiphol om de cocaïne in te verstoppen en had toegang tot de vliegtuigen waarin de cocaïne in voormelde boxen werd aangevoerd. Een aantal keren heeft verdachte daadwerkelijk met cocaïne gevulde boxen uit een vliegtuig gehaald, deze in een dienstauto naar Schiphol-Oost gereden en vervolgens overgedragen aan een andere deelnemer van de organisatie die de cocaïne naar een loods in Amsterdam-Noord vervoerde en afleverde. Voorts heeft verdachte zich herhaaldelijk beschikbaar gehouden voor een gepland transport van cocaïne.
Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor cocaïne in Europa, in het bijzonder in Nederland. Cocaïne is voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijk en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee veelal gepaard gaande criminaliteit door verslaafden.
Verdachte heeft zich laten leiden door winstbejag ten koste van anderen.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte opening van zaken heeft gegeven, de rol van verdachte binnen de hierboven beschreven organisatie, de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 23 november 2001, nooit eerder is gestraft voor soortgelijke feiten.
Al het voorgaande in aanmerking nemende acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 47, 56, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
De beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (ZES) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de zesde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Bockwinkel, Houben en Van Breukelen-Van Aarnhem, in tegenwoordigheid van mr. Oosterhof als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 februari 2003.
Mr. Houben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.