arrestnummer
rolnummer 23-003073-02
datum uitspraak 11 februari 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 8 augustus 2002 in de strafzaak onder parketnummer 15/000329-02 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] (Suriname) op [datum] 1979,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
thans gedetineerd in PI Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 25 juli 2002 en in hoger beroep van 28 januari 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 april 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 19.563,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 48 maanden met aftrek van de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaren met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de invoer van een zeer grote hoeveelheid cocaïne, een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Gelet op de hoeveelheid was deze cocaïne bestemd voor verdere verspreiding. Verdachte heeft geen ander belang voor ogen gehad dan zijn eigen gewin. De verspreiding van cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Opiumdelicten zijn ernstige feiten, zodat oplegging van een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur gerechtvaardigd is.
Het hof is met eenparigheid van stemmen van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Het hof neemt in aanmerking dat de door verdachte en zijn mededader gevolgde werkwijze, waarbij smokkelwaar in de handbagage werd vervoerd en waarbij de mededader, die was voorzien van een KLM-pasje en een foto van verdachte, het ingevoerde na aankomst van de verdachte op Schiphol, nog vóór het passeren van de douane heeft overgenomen, duidt op invoer in georganiseerd verband. Echter, niet aannemelijk is geworden dat verdachte een leidende rol in dat verband heeft gespeeld. Het hof ziet daarom aanleiding om een gevangenisstraf op te leggen in de lijn van de standaardcategorie van de Richtlijn Straftoemeting Koerierszaken, welke richtlijn uitgaat van tenminste 48 maanden gevangenisstraf voor een hoeveelheid van meer dan 10 kilogram hard drugs. In deze betreft het een hoeveelheid van bijna 20 kilogram.
Het hof houdt verder rekening met de leeftijd van verdachte en met het ontbreken van relevante documentatie, als blijkt uit een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 11 december 2002.
Het hof acht derhalve een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijslevering omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZESTIG (60) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Rodenburg, Kortenhorst, en Kleene-Eijk, in tegenwoordigheid van mr. Diepraam als griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 februari 2003.