Derde Enkelvoudige Belastingkamer
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z belanghebbende,
de uitspraak van het hoofd van de afdeling Publieksdiensten van de gemeente P, verweerder, gedagtekend 18 februari 2002 en verzonden op 27 februari 2002, betreffende aan belangheb-bende opgelegde aanslag in de forensenbelasting voor het jaar 2001.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 januari 2003.
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
1. Aan belanghebbende is, met dagtekening 30 september 2001, door de gemeente P een aan-slag in de forensenbelasting voor het jaar 2001 opgelegd, ten bedrage van € 834,96, met aan-slagnummer: ###. De aanslag heeft betrekking op het object a-straat 1 (hierna: de woning) te P. Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
2. Belanghebbende stelt dat de aanslag dient te worden vernietigd omdat hij de woning niet meer dan 90 dagen per jaar voor zichzelf beschikbaar heeft gehouden en dat hij geen gezin heeft. Ter zitting heeft belanghebbendes zoon namens belanghebbende nader verklaard dat zijn vader is verhuisd naar Z en dat hij gemiddeld minder dan 1 maand per jaar in de onderha-vige woning in P verblijft. Van halverwege het jaar 2001 tot halverwege het jaar 2002 is de woning door belanghebbende om niet ter beschikking gesteld aan achtereenvolgens drie ver-schillende kennissen met echtscheidingsproblemen. Vanaf december 2002 wordt de woning via het VVV zo nu en dan aan derden verhuurd. Namens belanghebbende is voorts ter zitting verklaard dat hij het informatieformulier dat de gemeente zou hebben uitgereikt, niet heeft ontvangen en hem om die reden niet mag worden verweten dat hij dat niet heeft geretour-neerd.
3. Naar verweerder heeft gesteld berust de aanslag op de voor het onderhavige jaar in de ge-meente P geldende Verordening forensenbelasting 2001 (hierna: de Verordening). Hierin staat onder meer het volgende vermeld:
"Artikel 2. Belastbaar feit en belastingplicht
1. Onder de naam "forensenbelasting wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke per-sonen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
2. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld"
4. Verweerder heeft aangevoerd dat er sinds 10 november 1996 niemand op het adres van de woning staat ingeschreven en dat belanghebbende de gemeubileerde woning in het onderha-vige jaar voor meer dan 90 dagen tot zijn beschikking had, zodat de aanslag terecht is opge-legd. Verweerder stelt in dit verband nog dat belanghebbende het aan hem uitgereikte infor-matieformulier gemeentelijke belastingen niet heeft geretourneerd zodat de gemeente heeft aangenomen dat geen verhuur heeft plaatsgevonden. Verweerder stelt dat uit navraag bij de huismeester is gebleken dat belanghebbende de woning zo nu en dan aan toeristen verhuurd.
5. Ter zitting is namens belanghebbende verklaard dat de woning medio 2001 door belanghebbende is aangeboden aan een kennis die vanwege huwelijksproblemen dringend woonruimte nodig had en dat deze kennis, de zoon van een buurman van belanghebbende in Z, om niet van de woning gebruik heeft kunnen maken. Een vergelijkbare situatie waarbij, zoals ter zitting namens belanghebbende is verklaard, 'sociale probleemgevallen' werden geholpen, heeft zich vervolgens nog twee keer voorgedaan. Voorts is ter zitting namens belanghebbende verklaard dat hij, als hij in Nederland was, wel eens, zij het niet meer dan 30 dagen per jaar, in de woning verblijft en dat het vanaf medio 2001 ook wel eens voorkwam dat belanghebbende niet in de woning kon verblijven, omdat hij deze aan de hiervoor bedoelde kennissen ter beschikking had gesteld.
6. Het Hof begrijpt uit hetgeen namens belanghebbende is verklaard, zoals is vermeld onder 5, dat belanghebbende in de eerste helft van het jaar 2001 wel eens, zij het beperkt, van de woning gebruik maakte en dat hij deze voorts op eigen initiatief en om niet aan kennissen in gebruik heeft gegeven. In een dergelijke situatie wordt de woning naar het oordeel van het Hof aangewend op een wijze die zodanig samenhangt met de privé-sfeer van belanghebbende, dat een dergelijk gebruik, ook waar het betreft de kennissen van belanghebbende, is aan te merken als een 'voor zich beschikbaar houden' als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Verordening. Dat de woning uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van het op zakelijke wijze verhuren van de woning is in dit geval niet aannemelijk te achten.
7. Gezien het hiervoor overwogene, is het gelijk aan verweerder.
Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich overigens geen bijzondere omstan-digheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een van de partijen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet be-stuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 20 januari 2003 door mr. Van der Ouderaa, lid van de belastingka-mer, in tegenwoordigheid van mr. Jonk als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belasting-kamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onder-werpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor be-roep in cassatie verschuldigde recht.