ECLI:NL:GHAMS:2003:AF2675
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- M. van Kuijck
- A. van den Heuvel
- J. Besier
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot voorlopige hechtenis na DNA-onderzoek in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 januari 2003 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de voorlopige hechtenis van de verdachte, die oorspronkelijk op 21 augustus 2002 in bewaring was gesteld voor heling. Na een schorsing van de voorlopige hechtenis en een DNA-onderzoek, dat door de verdachte werd toegestaan, werd de verdachte op 11 september 2002 opnieuw aangehouden wegens overtreding van de schorsingsvoorwaarden. De rechter-commissaris oordeelde dat er geen strafdossier beschikbaar was voor het nieuwe feit, wat leidde tot invrijheidsstelling van de verdachte. Op 27 september 2002 werd de verdachte opnieuw voorgeleid, ditmaal voor een nieuwe overtreding van de schorsingsvoorwaarden, wat resulteerde in de opheffing van de geschorste voorlopige hechtenis en de gevangenhouding.
Het hof heeft in hoger beroep de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de gevangenhouding beoordeeld. De officier stelde dat er opnieuw ernstige bezwaren waren op basis van de uitslag van het DNA-onderzoek, dat aangaf dat celmateriaal van de verdachte was aangetroffen op sporen in de woning waar was ingebroken. Het hof oordeelde echter dat, ondanks de nieuwe bezwaren, het niet opportuun was om de vordering tot inbewaringstelling toe te wijzen. Het hof hield rekening met de belangen van de samenleving en de persoonlijke belangen van de verdachte, die al bijna twee maanden in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Het hof bevestigde de beschikking van de rechter-commissaris, met verbetering van de gronden, en wees de vordering van de officier van justitie af.