ECLI:NL:GHAMS:2002:AQ6521

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/90152
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Bijlsma
  • J.W.M. Tijnagel
  • K.J.L. Hesselt van Dinter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van vrachtauto's voor douanerechten en de toepassing van het GDT

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 5 november 2002, staat de indeling van vrachtauto's in het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT) centraal. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A van B, heeft beroep aangetekend tegen een uitspraak van de inspecteur van het Douanedistrict X, die de indeling van hun voertuigen onder post 8704 10 11 had afgewezen. De inspecteur stelde dat de voertuigen, die ook voor wegvervoer zijn ontworpen, niet uitsluitend voor gebruik in het terrein zijn bedoeld, wat een vereiste is voor indeling onder post 8704 10.

De Douanekamer heeft vastgesteld dat de voertuigen, hoewel ze aanpassingen hebben voor terreinrijden, ook geschikt zijn voor gebruik op de openbare weg. Dit betekent dat ze niet voldoen aan de criteria voor indeling onder post 8704 10. De belanghebbende voerde aan dat de voertuigen economisch niet rendabel zijn voor regulier goederenvervoer, maar het Hof oordeelde dat de objectieve eigenschappen van de voertuigen bepalend zijn voor de indeling, niet de economische overwegingen.

Het Hof heeft geoordeeld dat de voertuigen onder post 8704 23 99 van het GDT moeten worden ingedeeld. Tevens werd geoordeeld dat de navordering van douanerechten, die voortkwam uit een eerdere onjuiste indeling, niet in stand kon blijven voor een specifieke aangifte, omdat de ambtenaren te goeder trouw waren en de indeling niet als een vergissing kon worden aangemerkt. De uitspraak van de inspecteur werd gedeeltelijk vernietigd, en de belanghebbende kreeg een proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 01/90152 DK
de dato 5 november 2002
1. De procedure
1.1. Op 29 mei 2001 is bij de Tariefcommissie een beroepschrift ingediend door A van B te Z, namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C te Y, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict X (de inspecteur) van 23 april 2001, kenmerk XXXX, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen het in de uitnodiging tot betaling van 26 november 1999, kenmerk XXXX, werd afgewezen voor wat twee van de vijf aangiften betreft.
1.2. Van belanghebbende is door de secretaris een griffierecht geheven van f 450,--. De inspecteur heeft op 13 december 2001 een verweerschrift ingediend.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam in de plaats getreden van de Tariefcommissie. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 3 september 2002. Daar is namens belanghebbende verschenen de heer A voornoemd en namens de inspecteur drs. D, tot bijstand vergezeld van E. De gemachtigde heeft een pleitnota met bijlagen overhandigd en deze voorgedragen. De inspecteur heeft ter zitting afschriften van foto’s en productomschrijvingen afkomstig uit de administratie van belanghebbende overgelegd. De inspecteur heeft tevens ter zitting foldermateriaal van de XX F12 getoond.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende handelt in zware vrachtwagens, nieuwe en gebruikte, met een specialisatie in kiepwagens, betonmixers en zware trekkers. Ongeveer een vijfde van de vrachtwagens is afkomstig uit Zuid-Korea. Deze worden grotendeels doorverkocht aan afnemers buiten de Europese Gemeenschap, met name in Afrika. Voor laatstgenoemde categorie vrachtwagens is op 14 maart 1997, onder nummer XXXX, een vergunning entrepot B verleend.
2.2. In november 1999 heeft de Belastingdienst/Douanedistrict X een onderzoek ingesteld bij belanghebbende om de aanvaardbaarheid van de aangiften in de jaren 1998 en 1999 te controleren. Blijkens het controlerapport, nummer XXXX, hebben de ambtenaren tijdens het onderzoek vastgesteld dat op de vijf aangiften ten invoer voor het vrije verkeer, te weten
nummer XXXX, d.d. 9 september 1998, nummer XXXX, d.d. 16 juni 1998 nummer XXXX, d.d. 1 juli 1998, nummer XXXX en nummer XXXX d.d. 17 september 1998, een onjuiste tariefpost is vermeld. In plaats van post 8704 23 91 dan wel post 8704 23 99, waarvoor een heffing van 22 percent aan douanerechten gold, is aangegeven post 8704 10 11 van het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT), waarvoor ten tijde van de aangiften een heffing van 3,4 percent gold.
Bij de aangifte met het nummer XXXX is in de verificatiemededelingen vermeld dat de verificatie heeft plaatsgevonden aan de hand van bescheiden. De uitslag luidde: conform. In de aangifte is vermeld dat het ging om een gebruikte “automobiel voor goederen vervoer” uit Zuid-Korea van het merk XX, type F12, gebouwd in 1992-1993, met een motor met zelfontsteking met een cilinderinhoud van meer dan 2500 cm3.
De aangifte met het nummer XXXX heeft betrekking op 10 stuks XX F12, gebruikte “automobiel voor goederen vervoer” met een motor met zelfontsteking met een cilinderinhoud van meer dan 2500 cm3, afkomstig uit Zuid-Korea. In de verificatiemededelingen is vermeld dat deze goederen daadwerkelijk zijn opgenomen door de ambtenaren. De uitslag luidde: conform.
Op 29 november 1999 is aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling uitgereikt voor een bedrag van in totaal f 191.600,-- aan douanerechten.
2.3. Namens belanghebbende is op 24 december 1999 een bezwaarschrift ingediend, welk bezwaar op 18 februari 2000 nader is gemotiveerd. De inspecteur heeft bij brief van 27 oktober 2000 ten aanzien van drie van de vijf aangiften de uitnodiging tot betaling ongedaan gemaakt.
De uitnodiging tot betaling bleef gehandhaafd ten aanzien van de aangiften met de nummers XXXX, d.d. 16 juni 1998, en XXXX, d.d. 1 juli 1998. Het over deze aangiften nagevorderde bedrag aan douanerechten bedroeg f 8.385,50 respectievelijk
f 84.172,90.
3. Het geschil
In geding is de vraag of de onderhavige voertuigen moeten worden ingedeeld onder post 8704 10 11, zoals belanghebbende voorstaat, dan wel onder post 8704 23 99 van het GDT, hetgeen de inspecteur verdedigt. Voor het geval het gelijk is aan de inspecteur is voorts in geding of navordering niettemin achterwege had moeten blijven.
Genoemde posten luiden als volgt:
Post 8704 10 11
“8704 Automobielen voor goederenvervoer
8704 10 - dumpers ontworpen voor gebruik in het terrein:
-- met een motor met zelfontsteking (diesel of semi-
dieselmotor) of met vonkontsteking:
8704 10 11 --- met een motor met zelfontsteking (diesel of semi-
dieselmotor) met een cilinderinhoud van meer dan 2500 cm3
of met vonkontsteking met een cilinderinhoud van meer dan
2800 cm3........................
(...)”.
Post 8704 23 99
“8704 Automobielen voor goederenvervoer
(...)
- andere, met een motor met zelfontsteking (diesel of semidiesel):
(…)
8704 23 -- met een maximaal toegelaten gewicht van meer dan 20 ton:
(…)
8704 23 99 ---- gebruikte”.
Voor de indeling van de goederen zijn tevens van belang de Toelichting (IDR), de Aanvullende Toelichting IDR en de GN-Toelichting op post 8704. Deze luiden, voorzover van belang, als volgt:
Toelichting IDR
“(…)
1. Deze groep omvat bovendien:
dumpers, zijnde sterk gebouwde vrachtauto’s van een speciaal type, meestal met kipbak- soms met zelfopenende bodem- voor grondverzet of het transport van materialen. Deze voertuigen, die een stijf of geleed chassis hebben, zijn in het algemeen voorzien van wielen geschikt voor alle terreinen en kunnen op losse grond rijden. Deze groep omvat zowel zware als lichte dumpers. De laatste zijn soms uitgerust met een draaibare zitplaats, met twee tegenover elkaar geplaatste zitplaatsen of met een dubbel stuur, waardoor de bestuurder zicht houdt op de laadbak en het lossen kan regelen;
(…)”.
Aanvullende toelichting IDR
“Onderverdeling 8704.10
Deze dumpers zijn in het algemeen van andere voertuigen voor goederen-vervoer (in het bijzonder van vrachtwagens met kipbak) te onderscheiden door de volgende kenmerken:
- de bak van de dumper bestaat uit zeer sterke platen, waarvan de voorste wand tot boven de cabine doorloopt om de bestuurde te be-schermen en waarvan de vloer naar achteren geheel of gedeeltelijk schuin oploopt;
- in sommige gevallen een éénmanscabine voor de bestuurder;
- geen asophanging;
- een hoog remvermogen;
- een beperkte snelheid en actieradius;
- speciale banden voor slecht terrein;
- vanwege de stevige constructie is de verhouding tussen leeggewicht en nuttig laadvermogen niet meer dan 1:1,6;
- eventueel kan de bak worden verwarmd door de uitlaatgassen om te voorkomen dat de te vervoeren stoffen vastkleven of bevriezen.
Opgemerkt wordt echter, dat bepaalde dumpers speciaal zijn ontworpen om te worden gebezigd in mijnen en tunnels, b.v. die met zelfopenende bodem. Deze vertonen enige van bovengenoemde kenmerken, maar zijn niet voorzien van een bestuurderscabine terwijl de bak niet in een soort beschermend dak uitloopt.”.
GN-Toelichting (EG)
“(…)
Onderverdelingen 8704 1011 t/m 8704 1090
1. Tot deze onderverdelingen behoren voornamelijk voertuigen met een naar voren of naar achteren kippende bak of met een zelfopenende bodem, die speciaal zijn geconstrueerd voor het vervoer van zand, grind, aarde, gesteente, enz. in steengroeven en mijnen of op bouwplaatsen voor gebouwen, wegen, vliegvelden of havens. Afbeeldingen van de verschillende typen dumpers zijn opgenomen aan het slot van deze toelichting.”.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. De voertuigen zijn in opdracht van XXX te U door XX te W ontworpen voor het gebruik in het terrein. De voertuigen zijn hoofdzakelijk geschikt voor het rijden op terrein en in mindere mate geschikt voor het rijden op de openbare weg. De sterke bouw heeft als gevolg dat het gewicht hoog is (15.000 kg). Gelet op de Europese maatstaven van het maximaal toelaatbare gewicht ( tussen de 25.000 en 35.000) zou de aanschaf voor het gebruik op de openbare weg een oneconomische aangelegenheid zijn.
In het tarief van de Verenigde Staten van Amerika staat “Dumpers designed for off-highway use”. Dit betekent, vrij vertaald, niet ontworpen voor het gebruik op de snelweg. Door het gebruik van vier assen en doordat alle wielen beschikken over een eigen aandrijving is de truck uitermate geschikt voor het rijden op terreinen. De voertuigen komen overeen met de tekeningen van typische dumpers onder de toelichting EG op post 8704. Door de constructie bedraagt de maximum snelheid ongeveer 60 km per uur. De voertuigen kunnen dus slechts ter overbrugging van geringe afstanden worden gebruikt op de openbare weg. Daarnaast hebben de voertuigen nog de volgende kenmerken:
- de versnellingen zijn afgestemd op terreinrijden,
- ze hebben slechts één zitplaats,
- het profiel van de banden is afgestemd op het rijden in open terrein,
- de technische- en handelsbenaming is dumper,
- in Nederland is het niet mogelijk om een kenteken te verkrijgen.,
- het laadvermogen is 22400. De verhouding leeggewicht en nuttig laadvermogen ligt derhalve onder de 1:1,6 en
- de laadbak loopt niet door tot boven de cabine, hetgeen bij het vervoer van zand niet noodzakelijk is.
De goederen voldoen geheel aan de bewoordingen van post 8704 10 11 van het GDT. Onder toepassing van indelingsregel 1 en 6 dienen de goederen onder voornoemde post te worden ingedeeld. Het voorgaande wordt ook ondersteund door de nadere toelichting EG op deze post.
4.2. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn volgens het belastingstatuut ook van toepassing op douanezaken.
Er is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien bij andere importeurs indeling als dumpers wel wordt toegestaan. Doordat de Douane jaren heeft toegestaan dat de voertuigen werden ingedeeld als dumpers, is bij belanghebbende sprake van gewekt vertrouwen. Zij kon niet ontdekken dat andere tariefposten in overweging hadden moeten worden genomen. De ambtenaren hebben de dumpers van de aangifte met nummer XXXX, d.d. 1 juli 1998, daadwerkelijk opgenomen en zijn akkoord gegaan met de indeling in de aangegeven post. Gelet op het voorgaande is er sprake van een vergissing van de Douane die belanghebbende niet kon ontdekken. De navordering kan derhalve niet in stand blijven.
4.3. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat de aanduiding F12 alleen iets zegt over de motor van het voertuig. Op een bepaald onderstel kunnen verschillende opbouwen worden geplaatst. De traditionele dumper is te duur en niet geschikt voor het gebruik in de binnenlanden van Korea. Derhalve is op zoek gegaan naar een compacter model. De door de inspecteur overgelegde afschriften uit de administratie van belanghebbende betreffen niet de onderhavige voertuigen, maar voertuigen voor veevervoer.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De controlerend ambtenaar heeft de volgende zaken bevonden ten aanzien van de in geding zijnde voertuigen:
“De betreffende vrachtwagens, te weten (..) XX, model F12 (8x4), gebruikte aangiften, nummers XXXX en XXXX, voldoen op de volgende punten niet aan bovengenoemde criteria (criteria van IDR-toelichting op post 8704 10);
- het zijn geen sterk gebouwde vrachtauto’s van een speciaal type voor grondverzet of het transport van materialen. Het betreft in alle gevallen een standaard vrachtauto voor gebruik op de openbare weg, waarop naar keuze een kipbak, betonmortelcilinder, kraan of anderszins gebouwd wordt,
- de voertuigen zijn niet standaard voorzien van wielen welke geschikt zijn voor alle terreinen en waarmee op losse grond gereden kan worden. Zij bezitten wielen van een normaal standaardmaat, welke gangbaar zijn voor gebruik op de openbare weg. Dus geen extra groot formaat wiel,
- de voorste wand van de bak loopt niet door tot boven de cabine om de bestuurder te beschermen. Deze wand loopt slechts tot aan de cabine,
- de vloer van de bak, welke uit zeer sterke platen moet bestaan, loopt niet geheel of gedeeltelijk schuin op naar achteren. De vloer loopt namelijk evenwijdig aan de horizontale chassisbalken,
- het betreft geen eenmanscabine, maar een goed geoutilleerde dubbelcabine voor gebruik op de openbare weg,
- de wagens bezitten weliswaar een voldoende hoog remvermogen, maar dit dient ter vertraging van de hoge snelheid (zie hierna) en niet zozeer om op werkterreinen met zware vrachten al remmend van de schuine taluds te komen,
- de wagens hebben geen beperkte snelheid en actieradius. Zoals gezegd zijn dit wagens welke zijn bedoeld voor gebruik op de openbare weg en hebben een snelheid van 90 a 95 km. Uur. Door de normaal gemonteerde brandstoftanks hebben zij ook geen beperkte actieradius,
- de wagens zijn niet voorzien van speciale banden voor slecht terrein, voorzien van een zeer grof profiel. Zij zijn voorzien van standaard banden voor gebruik op de openbare weg. In de gevallen dat een kipbak is gemonteerd en de wagens tevens buiten de openbare weg worden gebruikt, worden er in voorkomende gevallen banden met grover profiel gemonteerd, welke geschikt zijn voor zowel op het terrein alsook voor op de openbare weg,
- de verhouding tussen leeggewicht en nuttig laadvermogen is bij de XXXXX meer dan 1:1,6, te weten 1:1,8 (13.250 kg: 24.000 kg). Bij de XX en V kon dit aan de hand van de brochures niet beoordeeld worden’, aangezien hierin slechts de inhoud van de bak (beide 16 m3) vermeld werd.
- Vervolgens komen de auto’s niet overeen met de “typische dumpers” zoals getoond in de toelichting”.
De voertuigen worden niet altijd onder de handelsbenaming dumpertruck verhandeld. Op de aangiften is sprake van automobielen voor goederenvervoer. Op de facturen wordt gesproken van “trucks” respectievelijk “tripper truck”.
5.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Tariefcommissie, zie met name UTC 1992/1, spelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geen rol in de communautaire wetgeving. Het belastingstatuut is op 12 september 1994 bij Besluit nr. AFZ94/4388M vervallen en vervangen door de brochure “welke rechten heeft u bij de belastingdienst”. In deze brochure wordt niets gezegd over de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.3. Ter zitting heeft de inspecteur – in afwijking van het gestelde in het verweerschrift - erkend dat er bij de aangifte, nummer XXXX, sprake is geweest van een daadwerkelijke opname. Daarbij is niet gekeken naar alle aspecten van de voertuigen. Er was sprake van een standaardcontrole voor de registratie bij de Rijksdienst voor wegverkeer. Primair is er dus geen sprake van een vergissing in de zin van artikel 220 van het Communautair douanewetboek omdat niet is gekeken naar criteria voor de indeling in het GDT. Subsidiair wordt gesteld dat, mocht er naar het oordeel van het Hof wel sprake zijn van een vergissing, belanghebbende deze vergissing redelijkerwijze had kunnen ontdekken. Uit de stukken blijkt niet dat de voertuigen alleen geschikt zijn voor het gebruik op terreinen. De XX F12 komt in verschillende variëteiten voor.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Op grond van de vaststaande feiten en uitlatingen van partijen daarover, moet ervan worden uitgegaan, dat de onderhavige voertuigen beschikken over een standaard chassis van een reguliere, zij het sterk gebouwde vrachtwagen, waaraan aanpassingen zijn aangebracht om deze in voorkomende gevallen geschikt te maken voor gebruik op moeilijk begaanbare wegen en in het terrein, al naar gelang de wensen van de afnemer. De voertuigen zijn door hun oorspronkelijke constructie alsmede als gevolg van de aanpassingen geschikt voor het vervoer van goederen zowel over de weg als in het terrein.
6.2. Gelet op de inrichting van post 8704 komen voor indeling in post 8704 10 alleen die vrachtauto’s in aanmerking die zijn ontworpen met het oog op uitsluitend gebruik in het terrein. Nu - zo volgt uit 6.1. - het ontwerp en de constructie van de onderhavige voertuigen vervoer over de weg ook mogelijk maken, is naar het oordeel van de Douanekamer indeling in post 8704 10 uitgesloten. Het argument van belanghebbende dat regulier goederenvervoer met deze voertuigen economisch niet rendabel is, kan aan het vorenstaande oordeel niet afdoen. De objectieve eigenschappen van de goederen moeten bij de indeling in het GDT de doorslag geven, waarbij het economisch rendement van een bepaald goed geen invloed mag hebben, tenzij dat in de post tot uitdrukking zou zijn gebracht; in casu is daarvan geen sprake.
6.3. Uit het vorenstaande volgt dat de voertuigen met toepassing van indelingsregel 1 en 6 moeten worden ingedeeld onder post 8704 23 99 van het GDT.
6.4. Nu er ten gevolge van een onjuiste toepassing van het GDT in eerste instantie te weinig douanerechten zijn geheven, kon op grond van het bepaalde in artikel 220, lid 1, CDW tot navordering worden overgaan.
6.5. Aangifte nummer XXXX is - blijkens de “verificatiemededelingen” waaraan de Douanekamer geen reden heeft te twijfelen - gecontroleerd aan de hand van bescheiden en derhalve niet daadwerkelijk onderzocht; indien bij een dergelijke controle de aangifte wordt gevolgd, is als regel geen sprake van een als een vergissing in de zin van artikel 220, tweede lid, onderdeel b, van het CDW aan te merken actieve gedraging van de douaneambtenaren.
6.6. Navordering van douanerechten wordt uitsluitend beheerst door de communautaire voorschriften dienaangaande, zodat het afzien van navordering alleen in het licht van het tweede lid, onderdeel b, van voornoemd artikel 220 kan worden beoordeeld. Nu voor de sub 6.5. genoemde aangifte niet aan de criteria van dit artikel wordt voldaan, kan het beroep dat belanghebbende heeft gedaan op algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet leiden tot het door haar hiermee beoogde doel.
6.7. Ten aanzien van aangifte nummer XXXX, waarbij de ambtenaren daadwerkelijk de goederen hebben opgenomen en de aangifte conform hebben bevonden, heeft belanghebbende evenwel terecht een beroep op artikel 220, tweede lid, onderdeel b, CDW gedaan. Het aanvaarden van de aangegeven tariefpost naar aanleiding van een dergelijke controle moet worden aangemerkt als een vergissing van de ambtenaren. Naar het oordeel van de Douanekamer was belanghebbende te goeder trouw en had zij deze vergissing destijds niet kunnen ontdekken. Nu voorts gesteld noch gebleken is dat niet aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte is voldaan, kan de navordering van de douanerechten over deze aangifte niet in stand blijven.
6.8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep, voorzover het aangifte nummer XXXX betreft, gegrond.
7. De proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, welke met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op 2 (beroepschrift en verschijnen ter zitting) x 1,5 (gewicht) x ? 322,18,-- = ? 966,54.
8. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak, waarvan beroep, voorzover deze betrekking heeft op de aangifte met nummer XXXX;
- vermindert de uitnodiging tot betaling met f 84.172,90 (€ 38.196,--);
- bevestigt de uitspraak, voorzover deze aangifte nummer XXXX betreft;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten en gelast de Staat der Nederlanden deze kosten, groot ? 966,54, aan belanghebbende te voldoen;
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht ad ? 204,20 te vergoeden.
Aldus vastgesteld op 5 november 2002 door mr. A. Bijlsma, voorzitter, mr. J.W.M. Tijnagel en Jhr. ing. K.J.L. Hesselt van Dinter, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch, griffier.
De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.