ECLI:NL:GHAMS:2002:AQ0917

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/90251
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van goederen onder het Gemeenschappelijk Douanetarief en de rol van de Douanekamer

In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, staat de indeling van een product, bestaande uit glazen platen, rubber, zand, water en lucht, onder het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT) centraal. Het product, aangeduid als 'magische zandafbeeldingen', werd door de belanghebbende ingedeeld onder postonderverdeling 3926 40 00, maar de inspecteur heeft dit betwist en het product ingedeeld onder postonderverdeling 7013 99 00. De belanghebbende heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak van de inspecteur, die de uitnodiging tot betaling van douanerechten had afgewezen.

Tijdens de zitting op 16 juli 2002 werd het product gedemonstreerd, waarbij de Douanekamer concludeerde dat het wezenlijke karakter van het product ontleend wordt aan het zand, dat de structuren en beelden vormt. De Douanekamer oordeelde dat de glazen platen en andere componenten slechts hulpmiddelen zijn. De belanghebbende stelde dat de indeling onder post 9505 90 00 het meest recht doet aan de aard van het artikel, omdat het product een decoratieve functie heeft en verbazing wekt bij gebruikers.

De Douanekamer heeft echter geoordeeld dat de decoratieve functie van het product voorop staat en dat het niet alleen om een eenmalig effect gaat. Uiteindelijk heeft de Douanekamer besloten dat het product moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 2505 90 00 van het GDT, en heeft de eerdere uitspraak van de inspecteur vernietigd. De inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal € 966 bedroegen, en het door de belanghebbende betaalde griffierecht werd eveneens vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
In de zaak 00/90251 DK (0251/2000 TC)
de dato 4 december 2002
1. De procedure
1.1. Op 29 november 2000 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen, ingediend door A en mr. B (C, belastingadviseurs, thans D, belastingadviseurs) te Z als gemachtigden van E te Y, belanghebbende, welk beroep is aangevuld bij brief van 10 januari 2001. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict F (hierna: de inspecteur) van 23 oktober 2000, kenmerk ……, betreffende het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling van 24 juli 2000 behorende bij het aangiftenummer …… voor een bedrag aan douanerechten, groot f 65.068,90.
1.2. Van belanghebbende is door de secretaris van de Tariefcommissie een griffierecht van f 450,-- geheven. Op 12 februari 2001 heeft de inspecteur een verweerschrift ingediend.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001, Stb. 419, is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam in de plaats getreden van de Tariefcommissie.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 16 juli 2002, gehouden te Amsterdam. Aldaar zijn verschenen mr. G en mr. H namens belanghebbende, alsmede I en J namens de inspecteur. Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd en voorgelezen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op 11 juli 2000 heeft belanghebbende een aangifte voor het vrije verkeer gedaan voor 5259 kartons “magische zandafbeeldingen”, van oorsprong uit China, met vermelding van postonderverdeling 3926 40 00 van het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT). Bij de verificatie van de aangifte zijn de goederen daadwerkelijk opgenomen en zijn monsters uit de partij genomen. De goederen zijn, in afwijking van de aangifte, ingedeeld onder postonderverdeling 7013 99 00 van het GDT, als gevolg waarvan de sub 1.1. vermelde uitnodiging tot betaling is gedaan. Het tegen die uitnodiging door belanghebbende gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij de onderwerpelijke uitspraak afgewezen.
2.2. Tijdens de zitting heeft de inspecteur een monster getoond. Het kan worden omschreven als twee glazen platen van 18,5 bij 13 centimeter die zodanig in een rubber band zijn vervat dat er een tussenruimte is gecreëerd, waarin zich gekleurd water, gekleurd en ongekleurd zand en luchtbellen bevinden. De glasplaten zijn in een standaard bevestigd, zodat zij bijvoorbeeld op een kast of een tafel kunnen worden geplaatst. Het voorwerp kan 360º draaien om de bevestigingspunten waardoor de glazen platen met datgene wat ertussen zit kunnen worden gekanteld. Door het kantelen verplaatsen de luchtbellen zich naar de bovenkant en beweegt het zand naar beneden. Het resultaat van het kantelen is dat het patroon waarin het zand, het water en de luchtbellen zich hebben gerangschikt telkens anders is, zodat er een veelvoud van beelden kan worden gevormd.
3. Het geschil
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag onder welke post van het GDT de ingevoerde goederen moeten worden ingedeeld. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld, voorzover hier van belang, dat de goederen moeten worden ingedeeld:
- primair in onderverdeling 9505 90 00 en
- subsidiair in onderverdeling 2505 90 00.
De inspecteur heeft daartegenover aangevoerd dat onderverdeling 7013 99 00 van toepassing is.
3.2. Voormelde posten luiden als volgt:
Post 2505 90 00
‘2505 Natuurlijk zand van alle soorten, ook indien gekleurd, ander dan metaalhoudend zand bedoeld bij hoofdstuk 26:
(…)
2505 90 00 - ander zand’
Post 7013 99 00
‘7013 Glaswerk voor tafel-, keuken-, toilet- of kantoorgebruik, voor binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik, ander dan bedoeld bij post 7010 of 7018:
(…)
- ander glaswerk
(…)
7013 99 00 - - ander’
Post 9505 90 00
‘9505 Feestartikelen, carnavalsartikelen en andere ontspanningsartikelen, benodigdheden voor het goochelen en fop- en schertsartikelen daaronder begrepen:
(…)
9505 90 00 - andere’
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Voor het standpunt van belanghebbende verwijst de Douanekamer naar hetgeen door de gemachtigden is aangevoerd in de stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota.
4.2. Namens belanghebbende is voorts ter zitting nog naar voren gebracht dat indeling onder post 9505 90 00 het meest recht doet aan de aard van het artikel. Belanghebbende verwijst met name naar de tarifering inzake ‘drinkende vogeltjes’ (Benelux). De ‘drinkende vogeltjes’ vallen als scherts- en fopartikel onder post 9505, omdat de door het natuurkundig proces veroorzaakte beweging van het glaslichaam verbazing en verrassing wekt bij een ieder die nog niet met het verschijnsel bekend is. Hetzelfde geldt voor het onderhavige goed, de ‘magic sand picture’. Door het draaien van de glasplaten ontstaat telkens weer een andere afbeelding en dit wekt ook verbazing en verrassing bij een ieder die dit proces nog niet kende. Het effect van schrik of verbazing is van belang. Op grond van de algemene indelingsregel 1 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur komen wij tot indeling onder eerder genoemde post.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Voor het standpunt van de inspecteur verwijst de Douanekamer naar hetgeen deze heeft aangevoerd in de stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota.
5.2. De inspecteur heeft ter zitting nog gesteld dat zijns inziens het product met name dient ter decoratie in een woonruimte. De ‘drinkende vogeltjes’ waren reeds op grond van de wijze waarop ze waren uitgevoerd, uitgesloten van indeling onder post 7013; in dat opzicht zijn deze niet vergelijkbaar met de onderhavige goederen. Het glas van de ‘magic sand picture’ is niet bedekt met enig product. Het betreft een versieringsvoorwerp van glas dat met toepassing van de indelingsregels 1, 3b en 6 dient te worden ingedeeld onder postonderverdeling 9505 90 00; het is verkrijgbaar bij winkels als K, L en M.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Uit een demonstratie van het overgelegde monster concludeert de Douanekamer dat het product erop gericht is om, door de glasplaten te kantelen, verschillende decoratieve structuren van zand, water en luchtbellen te vormen.
6.2. Anders dan belanghebbende is de Douanekamer van oordeel dat niet het wekken van verbazing en verwondering door het kantelen van het product voorop staat doch de mogelijkheid nieuwe decoratieve zandstructuren tot stand te brengen en deze als binnenhuisversiering ten toon te stellen. De Douanekamer neemt hierbij voorts nog in aanmerking dat de ontstane zandstructuur ook zonder dat het product opnieuw wordt gekanteld al een decoratieve functie heeft en dat geen eenmalig effectbejag wordt beoogd.
6.3. Vaststaat dat het product uit meerdere stoffen is samengesteld, te weten glazen platen, een rubber rand, een metalen houder, gekleurd en ongekleurd zand, water en lucht. De Douanekamer is van oordeel dat het product zijn wezenlijke karakter ontleent aan het zand dat de vorm van de structuren en de beelden bepaalt. De glazen platen en het rubber, evenals het water en de lucht zijn van minder betekenis en vormen slechts hulpmiddelen om de zandstructuren te laten ontstaan.
6.4. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat op grond van de algemene regel 3b voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur, het goed dient te worden ingedeeld onder postonderverdeling 2505 90 00 van het GDT.
6.5. Een en ander brengt met zich dat de uitnodiging tot betaling en de uitspraak, waarvan beroep, niet in stand kunnen blijven.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de Douanekamer het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage van het Besluit opgenomen tarief op: 2 (proceshandelingen: beroepschrift en verschijnen ter zitting) x 1,5 (wegingsfactor gewicht van de zaak) x € 322, ofwel € 966.
8. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak, waarvan beroep;
- vernietigt de uitnodiging tot betaling;
- stelt vast dat het goed moeten worden ingedeeld onder post 2505 90 00 van het GDT;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 966 en wijst de Staat der Nederlanden aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen;
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht ad € 204,20 (f 450) te vergoeden.
Aldus vastgesteld op 4 december 2002 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. E.M. Vrouwenvelder en mr. E.N. Punt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.