in de zaak nr. 99/90031 DK
de dato 14 mei 2002
1.1. Op 19 januari 1999 is bij de Tariefcommissie een beroepschrift ingekomen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A B.V. te Z, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict Z (de inspecteur) van 11 december 1998, nr. XXXX, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de voor na te noemen goederen toegepaste indeling in het Gemeenschappelijk douanetarief (GDT) werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 150,-- geheven. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 26 oktober 1999, alwaar aanwezig waren mr. F.H.M. Possen, ondervoorzitter, mr. J.W.M. Tijnagel, gewoon lid, en mr. E.N. Punt, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Padt als secretaris. Daar zijn verschenen namens belanghebbende B en C en namens de inspecteur mr. D. De inspecteur heeft een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
1.4. Bij uitspraak van 14 november 2001, nrs AWB 99/50 en 99/51, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven zich onbevoegd verklaard inzake een tweetal beroepschriften van belanghebbende, en deze met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht naar de Tariefcommissie doorgezonden, alwaar zij op 19 november 2001 zijn ingekomen. Eén van de beroepschriften heeft betrekking op de sub 1.1. vermelde uitspraak.
1.5. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Douanekamer van 5 maart 2002. Belanghebbende is zonder bericht van verhindering niet verschenen; namens de inspecteur is verschenen mr. D. De inspecteur heeft een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
1.6. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam in de plaats getreden van de Tariefcommissie. Ingevolge het bepaalde in artikel X van voormelde wet is de benoeming van de coördinerend ondervoorzitter en de leden van de Tariefcommissie van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot coördinerend vice-president van onderscheidenlijk raadsheer in het Gerechtshof te Amsterdam.
2.1. Belanghebbende heeft op 8 april 1998 bij de douaneambtenaren te Z, post Y, onder nummer xxx, artikel 1, aangifte voor het vrije verkeer gedaan van 1509 kartons "deegwaar, zijnde rijstvellen bestaande uit rijstmeel, water en zout", van oorsprong uit Vietman. Aangegeven werd post 1902 30 10 van het GDT. Bij de verificatie van de aangifte zijn de goederen daadwerkelijk opgenomen en zijn er monsters genomen. De verificatie werd voor monsteronderzoek door het Gerechtelijk Laboratorium van de belastingdienst (het Laboratorium) aangehouden.
2.2. Het rapport van het Laboratorium van 15 mei 1998, nr. xxx, luidt als volgt:
"Onderzocht product: rijstpapier
Bij onderzoek bevonden:
Uiterlijk: doorzichtige brosse ronde vellen met een gevlochten patroon en een diameter van ongeveer 31 cm.
Ingrediënten: rijstmeel, water en zout.
Beschouwing tbv tariefindeling:
Gelet op Tarifering 11 op de post 1905 behoren voedselbereidingen in de vorm van droge, doorschijnende vellen, met verschillende afmetingen, vervaardigd van rijstmeel, zout en water ingedeeld te worden onder deze post.
Product komt zowel in vorm als samenstelling overeen met het product beschreven onder de BTI nr's. xxx en xxx. Ook het product onder BTI nr. xxx met goederencode 1902 30 10 heeft mogelijk dezelfde samenstelling.
Advies goederencode: GN-code 1905 90 20".
Belanghebbende heeft een heronderzoek verzocht.
Het van het heronderzoek door het Laboratorium opgemaakt rapport van 26 juni 1998, nr. xxx, luidt als volgt:
"Onderzocht product: rijstpapier.
Dit betreft een uitslag van een heronderzoek.
Bakkerswaar, zijnde doorzichtige brosse ronde vellen met een gevlochten patroon en een straal van ongeveer 27 centimeter.
Beschouwing tbv tariefindeling:
Onder post 1902 worden deegwaren ingedeeld, waarmee producten worden bedoeld die voor consumptie gekookt moeten worden. Dat is hier niet het geval. Indeling onder post 1902 is dus niet mogelijk.
Gelet op Tarifering 11 op post 1905 behoren voedselbereidingen in de vorm van droge, doorschijnende vellen, met verschillende afmetingen, vervaardigd van rijstmeel, zout en water ingedeeld te worden onder deze post.
Voor dit product is een BTI afgegeven onder agendanummer xxx.
Advies goederencode: GN-code 1905 90 20".
2.3. Bij de beëindiging van de verificatie op 7 juli 1998 heeft de inspecteur, in navolging van het advies van het Laboratorium, in afwijking van de aangifte de goederen ingedeeld onder post 1905 90 20 van het GDT. Daardoor werd belanghebbende met betrekking tot voormeld product f 2.396,10 aan douanerechten en f 52.272,50 aan landbouwheffing verschuldigd. De inspecteur heeft daarop, nu aanvankelijk bij de aanhouding van de verificatie op 10 april 1998 voorlopig in totaal f 24.815,70 werd geheven, op 7 juli 1998 een uitnodiging tot betaling van in totaal f 29.852,90 gedaan. Belanghebbende is hiertegen in bezwaar gekomen.
2.4. Ter vervaardiging van het onderhavige product wordt rijst gemalen, waardoor er een meel ontstaat. Water en zout worden toegevoegd. Door kneden ontstaat een deeg, waarvan klompjes worden genomen. Deze klompjes worden gewalst tot ronde vellen, die worden gedroogd.
2.5. Tot de gedingstukken behoren een vijftal bindende tariefinlichtingen (BTI's) van 12 augustus 1997, afgegeven door de douane te Z aan een andere rechtspersoon dan belanghebbende of haar opdrachtgever, waarbij goederen, onder meer omschreven als "voedingsmiddel, vervaardigd uit rijstmeel, zout en water. Het product is bros en wordt geleverd in vellen", telkens zijn ingedeeld onder post 1902 30 10. Deze BTI's zijn medio 1998 ingetrokken.
Tussen partijen is in geschil of de onderhavige goederen moeten worden ingedeeld onder post 1902 30 10 van het GDT, zoals belanghebbende bepleit, dan wel onder post
1905 90 20, hetgeen de inspecteur voorstaat.
Voormelde posten luiden als volgt:
Post 1902 30 10
"1902 Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid:
(...)
1902 30 - andere deegwaren:
1902 30 10 -- gedroogd",
Post 1905 90 20
"1905 Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel:
(...)
1905 90 - andere:
(...)
1905 90 20 -- ouwel in bladen, hosties, ouwels voor
geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke
producten, van meel of van zetmeel".
Verordening (EG) nr. 1196/97 van de Commissie van 27 juni 1997, Pb EG nr. L 170 van 27 juni 1997, (hierna: de Verordening) luidt voor zover hier van belang:
"Artikel 1 De goederen omschreven in kolom 1 van de tabel opgenomen in de bijlage bij deze verordening dienen in de gecombineerde nomenclatuur te worden ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.
De bij de Verordening horende bijlage luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Omschrijving
1. Voedselbereiding in de vorm van droge doorschijnende vellen met verschillende afmetingen, vervaardigd van rijstmeel, zout en water.
De vellen worden, na weken in water om ze plooibaar te maken, meestal gebruikt om daarvan de "wikkels" voor loempia's en dergelijke te vervaardigen.
Indeling GN-code
1905 90 20
Motivering
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 1905, 1905 90 en 1905 90 20.".
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. De wijze van vervaardiging van de onderhavige rijstvellen geschiedt op dezelfde wijze als omschreven in de GS-toelichting op post 1902.
Post 1905 heeft betrekking op direct voor consumptie gereed zijnde, veelal zoete, bij de thee of koffie te gebruiken bakkerswaren. Als rijstvellen al voor loempia's worden gebruikt, dan vallen ze zeker niet onder bakkerswaren.
Indeling onder een andere post dan 1902 is daarom niet mogelijk.
4.2. Het is niet duidelijk op welke gronden de Verordening van de Commissie is gebaseerd.
4.3. Er zijn op 12 augustus 1997, derhalve na de inwerkingtreding van de Verordening, met betrekking tot dezelfde producten als de onderhavige, BTI's afgegeven met de productcode 1902 30 10. Deze BTI's mochten niet bij de aangifte worden overgelegd, omdat deze producten door een andere fabrikant zijn gemaakt. Ten tijde van de uitslag van het eerste monsteronderzoek zijn de BTI's wel aan de verifiërende ambtenaar getoond. Deze weigerde de BTI's in zijn beoordeling mee te nemen.
4.4. Elders binnen de EG worden rijstvellen onder post 1902 toegelaten. Belanghebbendes opdrachtgever is daardoor in een nadelige concurrentiepositie gebracht.
4.5. De in het beroepschrift aangevoerde grief met betrekking tot een waarschuwingsplicht van de douane wordt ingetrokken.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. De indelingsverordeningen van de Commissie, waarvan de sub 3. genoemde Verordening er één is, hebben een dwingend juridisch karakter; de inhoud van een tariefpost mag door een dergelijke verordening worden verduidelijkt, doch niet gewijzigd.
De onderhavige producten komen qua samenstelling en vorm overeen met het in de indelingsverordening genoemde product.
Met inachtneming van deze Verordening, de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, de aantekeningen op hoofdstuk 19, alsmede de tekst van de GN-codes en de toelichtingen op post 1905 zijn de goederen terecht onder post 1905 90 20 ingedeeld. In de GS-toelichting (IDR) letter B bij post 1905 staat vermeld dat deze post betrekking heeft op een groep van (zet)meelproducten, die meestal gebakken zijn en voorkomen in schijfjes, bladen of vellen.
5.2. De vóór de inwerkingtreding van de Verordening afgegeven BTI's hebben ingevolge de opgenomen overgangstermijn nog drie maanden nadien gegolden. Echter de sub 2.5. door belanghebbende in het geding gebrachte BTI's dateren van na de inwerkingtreding van de Verordening. De BTI's hebben een verkeerde goederencode en zijn ten onrechte afgegeven. De BTI's zijn niet relevant omdat zij geen betrekking hebben op de onderhavige voor het vrije verkeer aangegeven goederen.
5.3. Belanghebbende heeft voor haar sub 4.4. aangevoerde beroep op het gelijkheidsbeginsel geen bewijs bijgebracht. Juist ter voorkoming van ongelijke behandeling van gelijke gevallen heeft de Commissie de indelingsverordening vastgesteld.
6.1. Ingevolge de met ingang van 1 juli 1995 in werking getreden Verordening (EG) nr. 3290/94 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1994, Pb EG L 349 van 31 december 1994, worden landbouwheffingen omgerekend in douanerechten (tarificatie). De Douanekamer is van oordeel dat het op de sub 2.3. genoemde uitnodiging tot betaling vermelde bedrag aan landbouwheffing, getarificeerde douanerechten betreft. Het daarop betrekking hebbende beroepschrift dat als in sub 1.4. vermeld naar de Tariefcommissie is doorgezonden, maakt mitsdien deel uit van het onderwerpelijke beroep. De Douanekamer merkt daarbij op dat gesteld noch gebleken is dat belanghebbende door de heffing onder de benaming "landbouwheffing" in haar processuele belangen is geschaad.
6.2. Gelet op de sub 2.1., 2.2. en 2.4. gegeven omschrijvingen zijn de onderhavige producten aan te merken als een voedselbereiding in de vorm van droge, doorschijnende vellen met verschillende afmetingen, vervaardigd van rijstmeel, zout en water, als bedoeld in de bijlage bij de sub 3. genoemde Verordening.
6.3. De Douanekamer acht de Verordening niet onverenigbaar met de tekst van de gecombineerde nomenclatuur; de in de bijlage van die Verordening genoemde voedselbereidingen kunnen zeer wel worden gerangschikt onder de bewoordingen "dergelijke producten van meel" van post 1905 van het GDT.
Belanghebbendes stelling dat onder deze post uitsluitend zoete, direct voor consumptie gereed zijnde bakkersproducten worden begrepen kan, gelet op de woorden "brood", "ouwel in bladen", niet als juist worden aanvaard.
De omstandigheid dat ter motivering van de indeling van de in de bijlage bij die Verordening sub 1. genoemde voedselbereidingen onder post 1905 90 20 van het GDT slechts wordt verwezen naar de algemene indelingsregels 1 en 6, doet aan de geldigheid van die Verordening niet af.
6.4. Belanghebbende kan geen in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen aan de in het geding gebrachte BTI's, aangezien zij niet de verkrijger van deze BTI's is.
6.5. Reeds omdat belanghebbende haar sub 4.4. omschreven - door de inspecteur betwiste - beroep op het gelijkheidsbeginsel niet met nadere gegevens heeft ondersteund, acht de Douanekamer ook deze grief ongegrond.
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 11b van de Tariefcommissiewet.
De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen in raadkamer door mr. A. Bijlsma, voorzitter, mr. J.W.M. Tijnagel en mr. K. Kooijman, leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. T.A.J.S. Hesselink als griffier.
De griffier: De voorzitter:
De beslissing is in het openbaar uitgesproken ter zitting van 14 mei 2002 en aangetekend aan partijen verzonden op
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.