ECLI:NL:GHAMS:2002:AF8280
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Boersma
- J. Brands
- Rechtspraak.nl
Aftrek levensonderhoud aan studerende zoon gecorrigeerd door de Belastingdienst
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2002 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende, een musicus geboren in 1947, die voor het jaar 1998 aangifte deed van een belastbaar inkomen van f 50.827. Bij deze aangifte bracht hij een bedrag van f 5.400 in aftrek als buitengewone last voor levensonderhoud van zijn zoon, die in dat jaar studeerde aan de Hogeschool voor Economische Studies. De inspecteur van de Belastingdienst heeft deze aftrek gecorrigeerd, omdat de zoon, geboren in 1975, wel voldeed aan de voorwaarden voor studiefinanciering, maar geen verzoek daartoe had ingediend.
Belanghebbende was het niet eens met de correctie en voerde aan dat zijn zoon in 1998 geen studiefinanciering had ontvangen. Tijdens de zitting deed hij een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de aangifte voor het jaar 1997 met betrekking tot hetzelfde bedrag was geaccepteerd. Hij overhandigde een brief van de belastingdienst van 14 juli 2000 ter onderbouwing van zijn standpunt. De inspecteur volhardde echter in zijn standpunt en stelde dat er geen schriftelijk bewijs was van een toezegging over de aftrek.
Het hof oordeelde dat de zoon van belanghebbende in 1998 aan alle wettelijke voorwaarden voldeed voor studiefinanciering, en dat het feit dat hij geen gebruik maakte van deze financiering niet betekende dat de aftrek voor levensonderhoud kon worden verleend. Het hof concludeerde dat belanghebbende niet kon vertrouwen op de acceptatie van de aftrek in het voorgaande jaar, omdat er geen bewijs was dat deze specifieke aftrekpost in de bespreking met de inspecteur was behandeld. De uitspraak van het hof was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er werden geen proceskosten toegewezen aan een van de partijen.