ECLI:NL:GHAMS:2002:AF3010
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van studiekosten en verliesverrekening in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2002 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende, X, tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst inzake de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1998. De belanghebbende heeft gesteld dat zij recht heeft op aftrek van studiekosten die zij zou hebben geleend van haar ouders, maar het Hof oordeelt dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze kosten daadwerkelijk op haar hebben gedrukt. De inspecteur had eerder vastgesteld dat de studiekosten door de ouders van belanghebbende zijn betaald en dat er geen bewijs is dat er een leningsovereenkomst bestond. Het Hof concludeert dat de studiekosten niet voor aftrek in aanmerking komen, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat zij deze kosten zelf heeft gedragen.
De zaak betreft ook de verrekening van verliezen uit eerdere jaren. Belanghebbende heeft verzocht om verrekening van verliezen uit de jaren 1993 tot en met 1996, maar het Hof stelt vast dat de inspecteur geen verlies heeft vastgesteld voor deze jaren. De belanghebbende heeft geen bezwaar ingediend tegen het verzuim van de inspecteur om een verliesbeschikking te nemen, waardoor het Hof oordeelt dat er geen mogelijkheid is om deze verliezen te verrekenen met het inkomen van 1998. Het Hof verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in belastingzaken, vooral als het gaat om de aftrekbaarheid van kosten en de mogelijkheid tot verliesverrekening. Het Hof wijst erop dat het aan de belastingplichtige is om aan te tonen dat kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat er een juridische basis is voor de aftrek of verrekening.