ECLI:NL:GHAMS:2002:AF2411
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Beukers-van Dooren
- J. Goedhart
- Rechtspraak.nl
Heffingsrente bij voorlopige aanslag en definitieve aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2002, gaat het om een geschil tussen belastingplichtige X en de Belastingdienst over de heffingsrente die in rekening is gebracht op een definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De belastingplichtige had op 1 april 2001 aangifte gedaan met een belastbaar inkomen van ƒ 106.723. Op 7 mei 2001 werd een voorlopige aanslag opgelegd, maar door een vergissing bij de Belastingdienst werd een te hoog bedrag aan belasting teruggegeven. Dit leidde tot een definitieve aanslag op 29 december 2001, waarbij de belastingplichtige een bedrag van ƒ 229.700 moest betalen, inclusief heffingsrente.
De belastingplichtige betwistte de heffingsrente op de definitieve aanslag, maar het Hof oordeelde dat de wet correct was toegepast. Volgens artikel 30f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is heffingsrente verschuldigd in gevallen waar een voorlopige of definitieve aanslag leidt tot een te betalen of terug te ontvangen bedrag. Het Hof merkte op dat, hoewel het aanbeveling verdient om op het aanslagbiljet te vermelden dat heffingsrente verschuldigd kan zijn bij terugbetaling van een teveel ontvangen bedrag, het ontbreken van deze waarschuwing niet betekent dat de heffingsrente ten onrechte in rekening is gebracht.
Het Hof verklaarde het beroep van de belastingplichtige ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was om de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten, aangezien de belastingplichtige in het ongelijk werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. Beukers-van Dooren, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. Goedhart als griffier. De beslissing werd op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.