ECLI:NL:GHAMS:2002:AE7517

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/00462
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Dutmer
  • A. Kostense
  • C. Beukers-van Dooren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van aanslag vennootschapsbelasting en gevolgen voor restitutie dividendbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap X B.V., gevestigd in België, en de inspecteur van de Belastingdienst Grote Ondernemingen. Het geschil betreft de tijdigheid van een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1996. De belanghebbende, X B.V., heeft betoogd dat de aanslag te laat is vastgesteld, omdat het aanslagbiljet, gedagtekend 30 september 2000, pas op 10 oktober 2000 is ontvangen. De inspecteur heeft echter gesteld dat het aanslagbiljet op 28 september 2000 ter post is bezorgd, en heeft bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van deze stelling.

Het Hof heeft vastgesteld dat de inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het aanslagbiljet tijdig ter post is bezorgd. De inspecteur heeft verschillende documenten overgelegd die de verzending van het aanslagbiljet op 28 september 2000 bevestigen. Het Hof oordeelt dat, indien de dagtekening van een aanslagbiljet vóór de datum van terpostbezorging ligt, de datum van terpostbezorging als de datum van vaststelling van de aanslag geldt. Aangezien het aanslagbiljet tijdig ter post is bezorgd, is het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard.

De uitspraak van het Hof houdt in dat de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1996 geldig is vastgesteld en dat er geen recht op restitutie van ingehouden dividendbelasting bestaat. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de belanghebbende in het ongelijk is gesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot cassatie binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Eerste Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap X B.V. te Z (België), belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Grote Ondernemingen te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 6 februari 2001, ingediend door mr. (…) en mr. (…) als haar gemachtigden en aangevuld bij brief van 30 maart 2001.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 22 januari 2001 betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996.
Met dagtekening 30 september 2000 is aan belanghebbende een aanslag opgelegd berekend naar een belastbare winst van ƒ 15.872.345. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vernietiging van de aanslag.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld een conclusie van repliek in te dienen. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
Ter zitting van 11 december 2001 is verschenen mr. (…) als gemachtigde alsmede namens de inspecteur drs. (…) tot zijn bijstand vergezeld van drs. (…). Partijen hebben elk ter zitting een pleitnota voorgedragen en met bijlagen overgelegd. Partijen hebben van de bijlagen kunnen kennisnemen en zich erover kunnen uitlaten. De pleitnota en de bijlagen worden tot de gedingstukken gerekend.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbendes boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Aan belanghebbende is voor de indiening van de aangifte vennootschapsbelasting 1996 uitstel verleend in het kader van de uitstelregeling belastingconsulenten voor de duur van 9 maanden, tot en met 28 februari 1998.
2.2. Het aanslagbiljet, vermeldende de aan belanghebbende opgelegde aanslag vennootschapsbelasting 1996, is gedagtekend 30 september 2000. Het aanslagbiljet is verzonden naar het adres a-laan 15, te Z (België), het vestigingsadres van belanghebbende en tevens het woonadres van haar aandeelhouder B. B was van 30 september 2000 tot 13 oktober 2000 met vakantie. De brievenbus op het adres a-laan 15 is in die tijd geleegd door C, de buurvrouw van B. Bij de stukken bevindt zich een verklaring van C, gedagtekend 14 december 2000, dat B haar heeft gevraagd om, zo er een blauwe enveloppe van de belastingdienst met adressering X B.V. mocht binnenkomen, daarop de datum van ontvangst te vermelden en dat zij dat heeft gedaan toen deze enveloppe op 10 oktober 2000 arriveerde.
3. Geschil
In geschil is of de aanslag tijdig is vastgesteld. Indien de aanslag te laat is vastgesteld, is voorts in geschil of dat moet leiden tot restitutie van ingehouden dividendbelasting.
4. Standpunten van partijen
4.1. Belanghebbende stelt dat de aanslag te laat is vastgesteld. Belanghebbende leidt uit de datum van ontvangst van het aanslagbiljet af dat de aanslag niet op of voor 30 september 2000 door de belastingdienst ter post bezorgd kan zijn, zodat de datum van terpostbezorging moet worden beschouwd als de datum van vaststelling van de aanslag, en dat deze datum na 30 september ligt. Volgens belanghebbende dient de aanslag te worden vernietigd en dienen de vennootschapsbelasting die op voorlopige aanslag is voldaan en de ingehouden dividendbelasting te worden gerestitueerd.
4.2. De inspecteur stelt dat het aanslagbiljet op 28 september 2000 ter post is bezorgd en concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
4.3. Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof voor het overige naar de stukken van het geding.
4.4. Belanghebbende heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:
Als het Hof oordeelt dat de aanslag tijdig ter post is bezorgd, hoeven aan de late ontvangst in België overigens geen consequenties te worden verbonden. De inspecteur toont wel aan dat er in september 2000 aanslagbiljetten zijn aangemaakt, maar niet dat het biljet van belanghebbende tot die partij behoorde.
4.5. De inspecteur heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:
De verwerking van aanslagbiljetten door de belastingdienst gaat aldus, dat de CBI (de Centrale Beheerseenheid Informatiesystemen) de aanslag berekent en dat het CAV in Apeldoorn de aanslagbiljetten produceert, ze in de blauwe enveloppen stopt en ze aan de PTT ter verzending aanbiedt. De bij het verweerschrift gevoegde bijlagen moeten als volgt worden gelezen:
· Bijlage 5.1 vermeldt het partijnummer waartoe de aanslag van belanghebbende behoort. Dat is partijnummer 727. Dit nummer is een uniek generatienummer. Een dergelijk nummer wordt door de CBI wekelijks toegekend aan de partij in die week op te maken aanslagen. De toevoeging 300920003010200030112000 na nummer 727 is geen verwijzing naar de dagtekeningen van de aan te maken aanslagbiljetten maar een computernummering. De cijfers 55005 vermeld in de top van de pagina verwijzen naar het programmanummer en is elke week hetzelfde.
· Bijlage 5.2 bewijst dat op 15 september 2000 een bestand is aangemaakt.
· Bijlage 5.3 hoort bij bijlage 5.1. De geprinte gegevens van beide bijlagen zijn afkomstig uit dezelfde regel van het computerbestand onder generatienummer 727; dat blijkt ook uit de vermelding EVPB.V.55005 etc. in de tweede regel. Uit deze bijlage blijkt dat de aanslag is opgemaakt ten name van belanghebbende. Opgenomen zijn het fiscaal nummer, de naam en het adres van belanghebbende. De vermelding V staat voor vennootschapsbelasting, 6 voor 1996, weer 6 voor definitieve aanslag, 01 voor januari als begin van het boekjaar en 12 voor het feit dat het een boekjaar van 12 maanden betreft.
· Bijlage 5.4 geeft aan het aantal aanslagen dat in generatienummer 727 is opgenomen. Daarbij zaten 9.643 positieve aanslagen vennootschapsbelasting. De bijlage 5.4 bij het verweerschrift en de bijlage 5.4 bij de pleitnota zijn in feite hetzelfde; de geprinte versie ziet er anders uit, afhankelijk van de printopdracht.
· Bijlage 5.5. geeft aan dat de aanslagbiljetten van generatienummer 727 zijn aangemaakt.
· Bijlage 5.6 vermeldt het totaal aantal op 28 september 2000 aan de PTT aangeboden stukken.
· Bijlage 5.7 geeft een uitsplitsing van de totalen van bijlage 5.6 met de verwijzing naar generatienummer 727. Daaruit blijkt dat inderdaad 9.643 positieve aanslagen vennootschapsbelasting zijn ter post bezorgd.
· Bijlage 5.8 bewijst dat PTT Post de zending op 28 september 2000 heeft ontvangen.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. In artikel 5, eerste lid, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: Awr) is bepaald dat de vaststelling van een aanslag geschiedt door het ter zake daarvan opmaken van een aanslagbiljet door de inspecteur, waarbij de dagtekening van het aanslagbiljet geldt als dagtekening van de vaststelling van de aanslag. Het litigieuze aanslagbiljet is gedagtekend 30 september 2000.
Blijkens artikel 11, derde lid, van de Awr vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan - in casu 1 januari 1997 - , welke termijn wordt verlengd met de duur van verleend uitstel, in casu 9 maanden. Mitsdien vervalt de bevoegdheid als vorenbedoeld met ingang van 1 oktober 2000.
Uit een en ander volgt dat de aanslag in zoverre tijdig is vastgesteld.
5.2. Als de dagtekening van een aanslagbiljet evenwel is gelegen vóór de datum van de terpostbezorging van het aanslagbiljet, geldt in afwijking van het onder 5.1. overwogene de datum van de terpostbezorging als de datum waarop de aanslag is vastgesteld. Belanghebbende heeft gesteld dat zulks in casu het geval is en verwijst hiervoor naar de verklaring van C, waaruit kan worden opgemaakt dat het aanslagbiljet pas op 10 oktober 2000 zou kunnen zijn ontvangen. Alsdan ligt het op de weg van de inspecteur, die over de concrete gegevens over het aanmaken en verzenden van aanslagbiljetten beschikt, aannemelijk te maken dat het biljet, bestemd voor belanghebbende, tijdig ter post is bezorgd.
5.3. Ten bewijze dat het litigieuze aanslagbiljet tijdig ter post is bezorgd - vóór 1 oktober 2000 - heeft de inspecteur een aantal bescheiden overgelegd die hij ter zitting nader heeft toegelicht. Het Hof is van oordeel dat uit die stukken - in onderling verband bezien - het volgende blijkt.
5.4. De Belastingdienst heeft onder de naam EVPB.V55005.VPBAANS.ECAV.BATCHT.G0080V00 een bestand geregistreerd dat is aangeduid met nummer 727 - door de inspecteur aangeduid als "generatienummer" - (bijlage 5.1), dat is aangemaakt op 15 september 2000 (bijlage 5.2) en waaronder zich het onderwerpelijke aanslagbiljetnummer van belanghebbende bevindt (bijlage 5.3). Ter zitting heeft de inspecteur toegelicht dat het nummer 727 staat voor de bijlagen 5.1 tot en met 5.3. Het Hof heeft geen reden aan de juistheid van die toelichting te twijfelen.
5.5. De partij 727 betreft een aangeboden aantal van 38.703 aanslagbiljetten, waarvan 22.948 met een positief belastingbedrag en 15.755 met een negatief belastingbedrag (bijlage 5.4). Uit het door de inspecteur bij de pleitnota overgelegde vervolg van bijlage 5.4 blijkt dat het aantal van 22.948 is geselecteerd op 21 september 2000 en is onderverdeeld in een aantal van 9.643 en een aantal van 13.305. Vervolgens specificeren de bijlagen 5.5 tot en met 5.8 de aanbieding en ontvangst van het aantal van 9.643 uit partij 727 aan PTT Post.
5.6. Uit bijlage 5.5, voorzien van nummer 727 en van verzenddatum 28 september 2000 en bijlage 5.6, eveneens voorzien van verzenddatum 28 september 2000, blijkt dat het aantal van 9.643 bestaat uit een aantal van 9.625 aanslagbiljetten binnenland, 13 aanslagbiljetten buitenland in Europa en 5 aanslagbiljetten overig buitenland. Uit bijlage 5.7, weergevende de zendingen van het Automatiseringscentrum van de Belastingdienst aan PTT Post, blijkt dat het aantal van 9.625 - nader omschreven en aangeduid als CAV Var.1 VPB DEF. GVPB 0727 - deel uitmaakt van een totaal aan zendingen van 290.157, welke totaalzending blijkens bijlage 5.8 bij PTT Post is ontvangen op 28 september 2000.
5.7. Uit het hiervoor onder 5.3. tot en met 5.6. overwogene, bezien ook in onderling verband en samenhang, leidt het Hof af dat de inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het aanslagbiljet van belanghebbende, behelzende een aanslag vennootschapsbelasting, deel heeft uitgemaakt van partij 727 en dat deze partij aanslagbiljetten bij PTT Post is bezorgd op 28 september 2000, derhalve tijdig vóór 1 oktober. Het beroep is mitsdien niet gegrond.
6. Proceskosten
Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 18 juni 2002 door mrs. Dutmer, Kostense en Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
- Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
- Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
- Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.