ECLI:NL:GHAMS:2002:AE7512
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Vrouwenvelder
- J. de Jong
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige uitspraak op bezwaar onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak is in geschil of de verweerder ten onrechte uitspraak heeft gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen de onroerende-zaakbelastingen. De belanghebbende, gebruiker van de onroerende zaak aan de a-straat 531 te Z, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2001, welke was opgelegd op basis van een waardebeschikking van 9 maart 2001. De waarde van de onroerende zaak was vastgesteld op ƒ 200.000 voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De verweerder had op 31 mei 2001 uitspraak gedaan op het bezwaarschrift, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verweerder, gelet op artikel 241 van de Gemeentewet, nog geen uitspraak had mogen doen op het bezwaarschrift van de belanghebbende, aangezien er nog geen uitspraak was gedaan op de waardebeschikking. Het Hof heeft de bestreden uitspraak vernietigd en verweerder opgedragen alsnog uitspraak te doen nadat de WOZ-beschikking onherroepelijk is komen vast te staan. De mondelinge uitspraak van het Hof vond plaats op 17 april 2002, en de schriftelijke uitspraak werd op 31 juli 2002 vastgesteld.
Daarnaast heeft het Hof de gemeente P veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn gesteld op € 162, en gelast dat het griffierecht van ƒ 60 aan de belanghebbende wordt vergoed. De belanghebbende heeft ter zitting zijn verletkosten en reiskosten opgegeven, welke door het Hof als aannemelijk zijn beoordeeld. De uitspraak kan binnen zes weken na verzenddatum in cassatie worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.