ECLI:NL:GHAMS:2002:AE6611

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/01379
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Bijl
  • M. Vrouwenvelder
  • J. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de teruggaaf van omzetbelasting in verband met incidentele verhuur van logies tijdens een conferentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen X B.V. en de Belastingdienst over de teruggaaf van omzetbelasting. Belanghebbende, X B.V., houdt zich voornamelijk bezig met de verhuur van ruimten voor congressen, vergaderingen en tentoonstellingen. In 1999 heeft zij een overeenkomst gesloten met Y voor de verhuur van ruimten voor de Amsterdam 2000 Conference of Preaching Evangelists. Tijdens deze conferentie heeft belanghebbende incidenteel logies verstrekt aan deelnemers, waarvoor bedden zijn aangeschaft en na afloop zijn verkocht. De vraag die aan het Hof werd voorgelegd, was of deze incidentele verhuur van logies kan worden aangemerkt als een hotel-, pension- of vakantiebestedingsbedrijf, zoals bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968.

Het Hof oordeelde dat de activiteiten van belanghebbende niet kunnen worden gekwalificeerd als een hotel-, pension- of vakantiebestedingsbedrijf. Het Hof stelde vast dat belanghebbende slechts eenmalig onderdak heeft verschaft en dat de bedden niet in het kader van een doorlopend logiesbedrijf zijn gebruikt. De stelling van belanghebbende dat de prestaties als één dienst moeten worden aangemerkt, werd door het Hof verworpen. Het Hof concludeerde dat de vrijstelling van artikel 11 van de Wet niet van toepassing is en dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van de omzetbelasting die zij had voldaan.

De uitspraak van het Hof is van belang voor de interpretatie van de wetgeving omtrent de teruggaaf van omzetbelasting in situaties waarin incidentele verhuur van logies plaatsvindt. Het Hof benadrukte dat de aard van de onderneming van belanghebbende bepalend is voor de kwalificatie van de verrichte prestaties. De uitspraak is vastgesteld door de rechters A. Bijl, M. Vrouwenvelder en J. Brouwer, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tweede Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X B.V. te Z, belanghebbende
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Grote Ondernemingen te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 27 april 2001, ingediend door A als gemachtigde en aangevuld bij brieven van 23 mei 2001 en 14 juni 2001.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 23 maart 2001, betreffende een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak juli 2000.
Belanghebbende heeft een bedrag van ƒ 470.841 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. Op het bezwaar tegen de op aangifte voldane belasting heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak beslist dat geen teruggaaf van omzetbelasting wordt verleend.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot een teruggaaf van ƒ 95.184.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Ter zitting van 3 december 2001 zijn verschenen de gemachtigde vergezeld van B, alsmede namens de inspecteur C vergezeld van D en E. De gemachtigde en de inspecteur hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Van de pleitnota's wordt de inhoud als hier ingelast beschouwd.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende houdt zich hoofdzakelijk bezig met het verhuren van congres-, vergader- en tentoonstellingsruimten. Op 10 september 1999 heeft belanghebbende met Y een overeenkomst gesloten ("rental contract" 1) betreffende de verhuur van ruimten binnen het X te Z voor de periode 20 juli 2000 tot en met 14 augustus 2000. In verband hiermee heeft belanghebbende met Y in het jaar 2000 nog drie huurovereenkomsten gesloten ("rental contract" 2 tot en met 4) en heeft zij voorts acht overeenkomsten gesloten betreffende het verrichten van een aantal facilitaire diensten ("facility contract" 1 tot en met 8). In "rental contract" 2 tot en met 4 en "facility contract" 1 tot en met 8 is bepaald dat zij deel uitmaken van "rental contract" 1.
2.2. De overeenkomsten houden het volgende in:
- "Rental contract" 1 strekt tot verhuur van de hallen 7 tot en met 12 met het doel onderdak te verschaffen aan personen en het houden van "pre- and post conferences";
- "Rental contract" 2 en 4 strekken tot verhuur van hal 1 voor catering en het houden van "pre- and post conferences";
- "Rental contract" 3 strekt tot de verhuur van "Room 215" en "Beatrix Building" voor het houden van "pre-conferences";
- "Facility contract" 1 strekt tot verhuur van 6000 pakketten, elk bestaande uit een bed, een matras en een kussen, lakens, kussenslopen en dekens en tot verhuur van kledingkasten. Voorts is overeengekomen dat belanghebbende het linnen maximaal zeven maal zal reinigen. Bedden en kledingkasten dienen te worden opgezet en afgebroken door belanghebbende.
- "Facility contract" 2 strekt tot verhuur van 700 extra pakketten als genoemd in "facility contract" 1 en de terbeschikkingstelling van meubilair en douches. Voorts is belanghebbende gerechtigd de verbruikte stroom, het (warm) water, de ventilatie en verlichting van de hallen en enkele overeengekomen schoonmaakwerkzaamheden in rekening te brengen. Belanghebbende zal niet de schoonmaak van de slaapeenheden verrichten. Volgens het aanhangsel bij deze overeenkomst dienen de slaapeenheden steeds aan 48 personen een overnachtingsmogelijkheid te bieden en betreffen de ter beschikking gestelde zaken stoelen, tafels, tapijten, vuilnisbakken, containers, scheidingswanden, handdoeken, sloten met sleutels, het meubilair voor vijf kantoren ter huisvesting van de organisatie en het meubilair voor de inrichting van vier informatiebalies;
- "Facility contract" 3 strekt tot verhuur van 350 extra pakketten als genoemd in "facility contract" 2 en verhuur van tafels, stoelen en handdoeken;
- "Facility conract" 4 strekt tot verhuur van een tent voor sanitaire doeleinden, toilet-eenheden, wateraansluitingen, make-up-balie's, tapijt en scheidingswanden;
- "Facility contract" 5 strekt tot verhuur van zeephouders, lakens en medische hulpmiddelen;
- "Facility contract" 6 strekt tot verhuur van chemische toiletten, scheidingswanden, vloerbedekking en bewegwijzering;
- "Facility contract" 7 strekt tot het bieden van eerste hulp bij ongelukken, het garanderen van brandveiligheid en bewaking en diverse schoonmaakwerkzaamheden, en
- "Facility contract" 8 strekt tot verlenging van de in "facility contract" 4 overeengekomen verhuur van een tent en tot verhuur van extra meubilair, gebruik van geluidsinstallaties en telefoonvoorzieningen.
2.3. De verhuur van ruimten en de facilitaire diensten zoals vermeld in de hiervoor vermelde contracten hadden tot doel onderdak te verschaffen aan de circa 7.000 deelnemers van "the Amsterdam 2000 Conference of Preaching Evangelists". De bezoekers konden in de ruimten van de X in Z overnachten. De samenkomsten in het kader van the Amsterdam 2000 Conference of Preaching Evangelists vonden hoofdzakelijk plaats in het G-complex te Amsterdam. Slechts enkele samenkomsten vonden plaats in X.
2.4. De catering tijdens het verblijf van de deelnemers aan de conferentie werd verzorgd door een derde vennootschap die met belanghebbende is gelieerd.
2.5. Belanghebbende heeft, voor zover het de verhuur van de ruimten betreft, de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) toegepast. Over de vergoeding voor de overige prestaties heeft belanghebbende omzetbelasting afgedragen tegen het algemene tarief van 17,5%.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of de door belanghebbende jegens Y op grond van de rental contracts en de facility contracts verrichte prestaties, voor zover zij betrekking hebben op het verlenen van onderdak aan de deelnemers van de conferentie, moeten worden aangemerkt als één dienst, hetgeen belanghebbende stelt doch de inspecteur betwist.
Indien het gelijk ten aanzien van dit geschilpunt aan de inspecteur is, is tussen partijen niet in geschil dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting. Indien het gelijk aan belanghebbende is, is voorts in geschil of de dienst is aan te merken als het verstrekken van logies in de zin van post b.11 van Tabel I bij de Wet, hetgeen belanghebbende verdedigt doch de inspecteur bestrijdt.
Tussen partijen is niet in geschil dat indien het gelijk ten aanzien van laatstbedoeld geschilpunt aan belanghebbende is, zij recht heeft op teruggaaf van ƒ 95.184 aan omzetbelasting, en dat indien het gelijk aan de inspecteur is, belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding alsmede naar de onder 1. opgenomen pleitnota's.
4.2. Ter zitting hebben partijen, zakelijk weergegeven, hieraan nog het volgende toegevoegd:
namens belanghebbende:
De verhuur van congreszalen vormt geen geschil, deze is vrijgesteld.
Er is een fout gemaakt bij het opstellen van de contracten. Er is een prijs afgesproken zonder dat er rekening is gehouden met de voorbelasting. Er is 17,5% in rekening gebracht over de faciliteiten. Y krijgt de voorbelasting eventueel terug.
De huur is in een ander tijdvak in rekening gebracht. In deze zaak moet het samenstel van contracten worden beoordeeld en de uitkomst geldt voor alle tijdvakken. Beoordeeld moet worden of er sprake is van een geheel van prestaties. Indien dit niet het geval is - er is sprake van meerdere te onderscheiden prestaties - dan is het juiste bedrag op aangifte voldaan. De teruggaaf is alsdan terecht geweigerd.
Ingeval het geheel als één prestatie dient te worden aangemerkt dan moet worden beoordeeld hoe deze prestatie dient te worden gekwalificeerd voor de heffing van omzetbelasting. Er zijn dan twee mogelijkheden.
De eerste mogelijkheid is dat er sprake is van verhuur van onroerende zaken. Ingeval artikel 11, eerste lid, onderdeel b, ten tweede van de Wet niet van toepassing is, bestaat geen recht op teruggaaf. Ingeval artikel 11, eerste lid, onderdeel b wél van toepassing is, dient te worden beoordeeld of gelet op post b.11 van de bij de Wet behorende Tabel I het verlaagde tarief van toepassing is.
De tweede mogelijkheid is dat de prestatie niet kan worden aangemerkt als de verhuur van onroerende zaken. Alsdan zal ook beoordeeld moeten worden of het verlaagde tarief van toepassing is gelet op post b.11 van Tabel I. Ingeval het verlaagde tarief niet van toepassing is, is de teruggaaf terecht geweigerd.
De conclusie is dus dat ingeval sprake is van één prestatie uitsluitend beoordeeld dient te worden of het verlaagde tarief van toepassing is, gelet op post b.11 van Tabel I. Ingeval het verlaagde tarief toepassing mist is de teruggaaf terecht geweigerd.
Dat van "rental contract" 2 en 3 geen ondertekende versie beschikbaar is, is niet van belang.
Het komt incidenteel voor dat X een soortgelijke prestaties verricht.
De bijeenkomsten vonden grotendeels plaats in G. In de X werden wel enkele conferentiezalen verhuurd, maar het overgrote deel betrof de overnachtingen.
Er zijn geen verschillen tussen de verhuur in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, ten tweede, van de Wet en het verstrekken van logies in tabelpost b.11.
X bouwde alles op zodat alles klaarstond voor de overnachtingen. Het eten werd verzorgd door een gelieerde onderneming. Bij activiteiten in X zorgt X voor de dienstverlening. Er worden geen anderen op het terrein toegelaten. Het ontbijt vond plaats in andere ruimten dan de conferenties.
Er zijn tal van pakketten en er zijn allerlei contracten mogelijk. In het geval dat er een beurs wordt georganiseerd kan de huurder zelf een stand meenemen. In dat geval kan er sprake zijn van splitsing van prestaties. In casu heeft een bed zonder hal geen functie.
Alle bedden zijn speciaal voor deze gelegenheid aangekocht en later verkocht aan het Rode Kruis.
In het arrest Blasi van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen was ook sprake van kaal verhuurde ruimten.
De BTW betreffende de verhuur van een geluidsinstallatie is ten onrechte meegenomen.
de inspecteur:
Deze procedure gaat over alle contracten. Het samenstel van contracten moet worden beoordeeld. De uitkomst geldt voor alle tijdvakken. Dat van "rental contract" 2 en 3 geen ondertekende versie beschikbaar is, is niet van belang.
Dat er logies is zonder ontbijt, is niet zozeer relevant voor de toepassing van de tabelpost, maar wel voor de onderlinge samenhang. Er is sprake van verhuur van de hallen.
Er is geen sprake van eenheid van prestaties. Is dat toch het geval, dan kan wellicht artikel 11, eerste lid, onderdeel b, ten tweede, van de Wet van toepassing zijn.
Naar het spraakgebruik is deze prestatie niet vergelijkbaar met prestaties van hotels.
Bij het arrest Blasi was sprake van gemeubileerde kamers.
Uit de contracten blijkt niet dat de verplichting bestond de bijkomende diensten van X te betrekken. Dit is wel het beleid van belanghebbende.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Uit de stelling van partijen volgt dat van teruggaaf van omzetbelasting slechts sprake kan zijn indien de in geding zijnde prestaties als een geheel kunnen worden aangemerkt als het verstrekken van logies in de zin van post b.11 van Tabel I bij de Wet. Het Hof zal eerst op dit laatste aspect ingaan, er veronderstellenderwijs van uitgaande dat sprake is van één dienst.
5.2. Volgens artikel 9, tweede lid, aanhef en onderdeel a. van de Wet juncto post b.11 van Tabel I bij de Wet valt onder het verlaagde tarief het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden.
5.3. Uit de vaststaande feiten leidt het Hof af dat belanghebbende incidenteel onderdak heeft verschaft aan personen die een conferentie bezochten, dat zij hiertoe in casu bedden heeft aangekocht en dat deze bedden na afloop van de conferentie zijn verkocht. Er veronderstellenderwijs vanuit gaande dat er sprake is geweest van het verstrekken van logies, kan naar 's Hofs oordeel niet worden gezegd dat belanghebbende, die zich normaliter bezig houdt met de verhuur van ruimten voor congressen, vergaderingen en tentoonstellingen en desgewenst aanvullende faciliteiten verleend met het oog op het houden van die evenementen, het logies heeft verstrekt in het kader van een hotel-, pension- of vakantiebestedingsbedrijf. Anders dan belanghebbende stelt is daarvoor onvoldoende dat de onderhavige prestaties op zichzelf passen binnen het kader van de normale werkzaamheden in het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf, maar moet worden gelet op de aard van het bedrijf van degene die de prestaties verricht. In het onderhavige geval, waarin slechts eenmalig onderdak is verschaft en waarbij daartoe de voor het verstrekken van logies in het onderhavige geval noodzakelijke bedden zijn aangeschaft en na afloop weer zijn verkocht, kan naar het oordeel van het Hof niet worden gesproken van een hotel-, pension, en vakantiebestedingsbedrijf als bedoeld in post b.11 van Tabel I.
5.4. Belanghebbende beroept zich op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 februari 1998, nr. 346/95 (Blasi) waarin het Hof heeft geoordeeld dat de uitdrukking "sectoren met een soortgelijke functie" in artikel 13, B, sub b, punt 1, van de Zesde richtlijn, ruim moet worden uitgelegd, aangezien zij beoogt te verzekeren dat het tijdelijk verstrekken van accommodatie op overeenkomstige wijze als in het hotelbedrijf, dat potentieel met dit laatste concurreert, aan belasting wordt onderworpen. Deze uitleg betreft een zinsdeel dat een uitzondering invoert op de in artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn neergelegde vrijstelling voor verpachting en verhuur van onroerende goederen. Het Hof is van oordeel dat de door het Hof van Justitie bedoelde ruime uitleg slechts ziet op de uitzondering op de genoemde vrijstelling en niet, zoals belanghebbende kennelijk meent, op een bepaling betreffende de toepassing van het verlaagde tarief, in casu post b.11 van Tabel I.
5.5. Voorzover belanghebbende bedoeld heeft een beroep te doen op het bepaalde in punt 7 van de resolutie van 18 juli 1983, nr. 283-9975, acht het Hof dat beroep niet gegrond. Aldaar is goedgekeurd dat het verlaagde tarief wordt toegepast in alle gevallen waarin de verhuur volgens de in die resolutie gegeven aanwijzingen belast is op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, ten tweede, van de Wet. Dit betekent dat sprake moet zijn van verhuur in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf, hetgeen zich blijkens het vorenoverwogene te dezen niet voordoet.
5.6. Uit het vorenoverwogene volgt dat post b.11 van Tabel I niet van toepassing is en belanghebbende alsdan geen recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting. De overige geschilpunten behoeven mitsdien geen behandeling meer.
6. Proceskosten
Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 8 april 2002 door mrs. Bijl, voorzitter, Vrouwenvelder en Brouwer, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Milder-Wolbers als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.