ECLI:NL:GHAMS:2002:AE6608

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/000367
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Dutmer
  • A. van der Ouderaa
  • J. Kostense
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de uitspraak op bezwaar betreffende een aanslag vennootschapsbelasting 1998

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de uitspraak op bezwaar betreffende een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1998. De belanghebbende, een besloten vennootschap die zich bezighoudt met de exploitatie van onroerend goed, heeft in 1994 twaalf appartementen verkocht en een vervangingsreserve gevormd voor de gerealiseerde boekwinst. In de jaren daarna heeft de belanghebbende onderhandelingen gevoerd over de aankoop van een hotel en appartementen, maar deze zijn niet doorgegaan. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat de onderhandelingen in 1998 met betrekking tot de aankoop van appartementen en een restaurant als een begin van uitvoering van de vervangingsreserve kunnen worden aangemerkt. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag gehandhaafd, maar het Hof oordeelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die de termijn voor de vervangingsreserve verlengen. Het Hof concludeert dat de belanghebbende in 1998 drietwaalfde deel van de vervangingsreserve moet toevoegen aan de winst, wat leidt tot een verlaging van het belastbaar bedrag. De uitspraak van de inspecteur wordt vernietigd en de aanslag wordt verminderd. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Eerste Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap X B.V. te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
1.1. Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 26 januari 2001, ingediend door A (B, Belastingadviseurs) te Q als haar gemachtigde en aangevuld bij brief van 22 maart 2001. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 21 december 2000, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1998.
1.2. De aanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 346.588. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur, tot vaststelling van het belastbaar bedrag op -/- ƒ 29.128 en tot vermindering van de aanslag tot nihil.
1.3. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert primair tot bevestiging van de bestreden uitspraak en subsidiair tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 96.111.
1.4. Belanghebbende heeft, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend.
1.5. Ter zitting van 19 maart 2002 zijn verschenen voornoemde gemachtigde, alsmede namens de inspecteur C tot bijstand vergezeld van D. Namens belanghebbende is ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De inhoud van deze pleitnota geldt als ingelast in deze uitspraak.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. De besloten vennootschap X B.V. (hierna: belanghebbende), gevestigd aan de A-laan 00 te Z, houdt zich bezig met de verhuur en de exploitatie van vakantie-appartementen en vakantiewoningen. Directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende is E. Belanghebbende verricht de schoonmaak van de appartementen, de ontvangst van gasten en het zogenoemde klein onderhoud van de appartementen in eigen beheer.
2.2. Belanghebbende heeft in 1994 twaalf appartementen verkocht in Motel F dat bestaat uit 24 appartementen en een restaurant en is gelegen aan de A-laan 001 te Z. Van de hierbij gerealiseerde boekwinst ad. ƒ 500.955 heeft belanghebbende een vervangingsreserve gevormd. Volgens de aangifte vennootschapsbelasting 1998 van belang-hebbende is in dat jaar een drietwaalfde deel, te weten ƒ 125.239, aan de in 1994 gevormde vervangingsreserve onttrokken. Na deze onttrekking bedraagt de vervangingsreserve ƒ 375.716 (= 500.955 -/- 125.239).
2.3. Na de hiervoor genoemde verkoop bezit belanghebbende nog 10 appartementen in Motel F. Deze appartementen werden tot en met het eerste kwartaal van 1997 verhuurd aan het G. In 1994 werd ook nog verhuurd aan toeristen. Na het eerste kwartaal van 1997 is er aan de hiervoor genoemde appartementen groot onderhoud uitgevoerd.
2.4. Het restaurant wordt voor een lange periode door belanghebbende verhuurd.
2.5. In 1995 heeft belanghebbende onderhandelingen gevoerd met betrekking tot de aankoop van hotel H. De aankoop van dit hotel is niet doorgegaan.
2.6. In 1998 heeft belanghebbende een bod uitgebracht voor de aankoop van zes appartementen in Résidence I. De aankoop van deze appartementen is niet doorgegaan.
2.7. In een brief van 26 maart 1998 verstrekt Projekt BV aan E enige berekeningen inzake een project genaamd de J, later genoemd K.
2.8. Het in 1998 aan de vervangingsreserve onttrokken bedrag is door belanghebbende in mindering gebracht op de kostprijs ad ƒ 450.000 van een in dat jaar door haar verworven appartement dat deel uitmaakt van het project M. Als verkopende partij trad op de vennootschap onder firma N Beheer. Het project M omvat in totaal twaalf appartementen, alsmede een daarbij behorend restaurant, en bevindt zich circa 100 meter verwijderd van het kantoor van belanghebbende.
2.9. In 1999 heeft belanghebbende nog twee appartementen van het project M gekocht, alsmede het tot dat project behorende restaurant. Van deze objecten bedroeg de aankoopprijs in totaal ƒ 1.325.000. In een brief van 20 maart 2000 schrijft E aan N inzake deze aankoop onder meer het volgende:
"Overeenstemming heeft plaatsgevonden op 30 december jl. Door uw handelswijze heeft het transport niet plaatsgevonden op 15 februari. Tijdens de onderhandelingen heeft u een aantal zaken niet gemeld. Na de overeenstemming bleek dat u een bedrag schuldig was aan O ad. Hfl. 35.000,- waarvoor u de bar in pand hebt afgegeven. Tevens bleek dat er een aanschrijving lag van de gemeente Z waarin u gesommeerd werd de gehele serre, d.w.z. alle glazen windschermen en de dakconstructie, waardoor er een afgesloten geheel d.w.z. bebouwing ontstond, te verwijderen. Nimmer heeft u gemeld dat ook de windschermen volgens de gemeentelijke norm ruim 40 centimeter te hoog waren. Tijdens de onderhandelingen heeft u zelfs nog uitgetekend en een omschrijving gegeven van het te verwijderen deel. Naar uw zeggen betrof dit slechts de dakconstructie. Pas naar aanleiding van een gesprek met de P van de gemeente Z kwam naar voren dat ook alle windschermen gesloopt dienden te worden, hetwelk u reeds bekend was."
2.10. In een brief aan de Belastingdienst van 2 juni 2000 schrijft S (T Accountants en Adviseurs) namens belanghebbende onder meer het volgende:
"Inzake "K" kan ik u het volgende mededelen:
Er bestond reeds lange tijd een informeel contact met de projectontwikkelaar. Het appartement op de "M" is onder andere van deze projectontwikkelaar gekocht.
De ontwikkeling van het plan "K" liep zodanig uit dat begin 1999 pas de eerste prijzen boven water kwamen, daarvoor waren slechts indicaties gegeven.
(...)
Met betrekking tot de aankoop van de "M" zijn alle contacten mondeling geweest, zoals de verstrekking van de opdracht aan de makelaar en de onderhandelingen met de verkopende partij. Overigens heeft de makelaar de onderhandelingen gevoerd."
2.11. Een brief van U b.v. van 2 juni 2000 aan E vermeldt onder meer het volgende:
"Hierbij bevestigen wij U, dat wij namens U reeds in 1998 de onderhandelingen tot aankoop appartementen en restaurant M gestart zijn. En dat er in 1998 specifiek pogingen zijn ondernomen om "M" aan te kopen."
2.12. In een brief aan de Belastingdienst van 21 februari 2000 vraagt S of de inspecteur zich ermee kan verenigen dat de in 1994 gevormde vervangingsreserve niet wordt opgenomen in de winst van het vierde kalenderjaar volgend op dat waarin de reserve is ontstaan. In deze brief is ter toelichting onder meer het volgende vermeld:
"Reeds vanaf het moment van verkoop van de appartementen, voert de directie van de vennootschap een actief beleid om vervangende aankopen te realiseren. Dit heeft er onder andere toe geleid, dat in 1998 een appartement in het appartementencomplex "M" is aangekocht. Op de vervangingsreserve is, na overleg met de inspectie, een gedeelte ter grootte van drie appartementen in mindering gebracht. Er resteert een vervangingsreserve van ƒ 375.716.
Vervolgens heeft cliënte in 1998 en in 1999 verregaande onderhandelingen gevoerd met betrekking tot de aankoop van een aantal vakantiebungalows in (...) "K".
Deze onderhandelingen zijn echter in afrondend stadium afgebroken, vanwege een onoverbrugbaar meningsverschil tussen cliënte en de projectontwikkelaar met betrekking tot de exploitatie van bungalows.
Gelijktijdig met deze onderhandelingen zijn pogingen ondernomen een overname te realiseren in (...) "M"".
2.13. In een mede namens belanghebbende voor akkoord ondertekend verslag van een hoorge-sprek van de inspecteur met belanghebbende op 29 september 2000 is onder meer het volgende vermeld:
"Mevrouw E gaf aan dat zij het voor de beheersbaarheid van de onderneming van belang acht, dat er onroerend goed wordt aangekocht in een straal van ongeveer vijf kilometer rond de locatie A-laan 00 in Z. Zij kan dan op (ver-huur)wisseldagen de appartementen snel bereiken. Zij heeft de intentie om alle voorkomende werkzaamheden zelf uit te blijven voeren, omdat het inhuren van personeel of een bemiddelingsbureau te duur is. (...)
Mevrouw E verklaarde dat er vanaf 1987 een bouwstop geldt in Z. Er is een maximum gesteld aan het aantal bedden dat bestemd is voor de verhuur. Slechts als er locaties verdwijnen mag er weer bijgebouwd worden. (...)
In 1997 zijn de onderhandelingen gestart met projectontwikkelaar V voor aankoop van het complex J (nu K geheten). (...)
Naast het project K had (...) V nog een project, namelijk M. Bij dit project was de beheer en verhuur vrij, waardoor het een reële optie voor vervanging was. In 1998 is één van deze appartementen aangekocht. X BV wilde ook het restaurant kopen. In 1997 was er echter al een optie tot koop verleent aan VOF N Beheer, welke uiteindelijk ook tot aankoop is overgegaan.
X BV heeft via Makelaar W onderhandeld om alsnog het restaurant en twee appartementen die in het bezit van N waren aan te kopen. Deze onderhandelingen hebben vertraging opgelopen omdat er overeenstemming bereikt moest worden over problemen die bij de bouw van de serre waren ontstaan en over de financiering van O. Uiteindelijk is op 30 december 1999 mondeling overeenstemming bereikt over de koop. De koopovereenkomst is op 29 maart 2000 getekend, omdat er toch nog wat problemen bestonden tussen N en de gemeente Z die opgelost moesten worden voordat de transportakte getekend kon worden. (...)
De aankoop van bestaande appartementen in Z is volgens mevrouw E niet mogelijk geweest omdat er meestal een verhuur- of bemiddelingsbureau bij betrokken is. Iets wat X B.V. uitdrukkelijk niet wenst, omdat door de hoge kosten die daaraan verbonden zijn een winstgevende exploitatie niet mogelijk wordt geacht."
2.14. De in geschil zijnde aanslag is, met dagtekening 15 juli 2000, als volgt vastgesteld:
Aangegeven belastbaar bedrag -/- ƒ 29.128
Bij: vervangingsreserve per 31 december 1998 375.716
Vastgesteld belastbaar bedrag ƒ 346.588
Tegen deze aanslag is belanghebbende bij brief van 21 augustus 2000 in bezwaar gegaan. Bij uitspraak van 21 december 2000 heeft de inspecteur de opgelegde aanslag gehandhaafd.
3. Het geschil
In geschil is of en - zo ja - tot welk bedrag de vervangingsreserve die belanghebbende in 1994 heeft gevormd, in 1998 aan haar winst behoort te worden toegevoegd.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en naar de onder 1.5 vermelde pleitnota.
4.2. Ter zitting is hieraan namens belanghebbende - kort samengevat en zakelijk weergegeven - nog het volgende toegevoegd. Gedurende de periode 1994 - 1998 is daadwerkelijk gepro-beerd om tot vervanging van de in 1994 vervreemde appartementen te komen. Waarom in eerste instantie slechts één appartement van het project M is gekocht, is mij niet bekend. Er waren ook andere gegadigden. De verhuur van een restaurant komt met de verhuur van appartementen overeen in zoverre het in beide gevallen de verhuur van onroerende zaken betreft. Een restaurant wordt evenwel voor een lange periode verhuurd, terwijl de verhuur van appartementen korte perioden van verhuur betreft. De mooie appartementen werden verhuurd aan vakantiegangers en de oudere appartementen aan asielzoekers. Dat laatste was lucratief, omdat er dan ook buiten de vakantiemaanden werd verhuurd. Van bijzondere omstandigheden is sprake, omdat belanghebbende alles in het werk heeft gesteld om te vervangen. En voorts, omdat met betrekking tot de aankoop van nog twee appartementen M en een bij het project M behorend restaurant weliswaar in 1998 onderhandelingen werden gevoerd, maar deze aankoop vertraging ondervond als gevolg van de behandeling van een administratief bezwaar en beroep betreffende een aan het restaurant gebouwde serre. Als dat bezwaar er niet was geweest dan had de aankoop van alle appartementen M vóór 1999 kunnen plaatsvinden. Van de prijs die M en N voor de aankoop van het restaurant en de twee appartementen zijn overeengekomen heeft 1/3 betrekking op het restaurant en 1/3 op elk van de twee appartementen. Deze appartementen zijn vergelijkbaar met het appartement M dat in 1998 is gekocht.
4.3. De inspecteur heeft - kort samengevat en zakelijk weergegeven - nog het volgende toegevoegd. In het beroepschrift zijn andere bijzondere omstandigheden genoemd dan de problemen rond de aangebouwde serre. De namens belanghebbende in haar pleitnota opgevoerde berekening van het rendement van een vakantiewoning heeft met eventuele bijzondere omstandigheden niets van doen. De verhuur aan asielzoekers is niet vergelijkbaar met de verhuur aan toeristen. De verhuur aan asielzoekers vindt plaats voor een lange termijn en de opbrengsten zijn veel hoger. Ook buiten een straal van vijf kilometer kan met één receptie worden gewerkt en is vervanging mogelijk. De vertraging bij de aankoop van nog twee appartementen M is veroorzaakt door de problemen met de serre. Deze vertraging heeft niets te maken met de vervanging van de vakantiewoningen. De vierjaarstermijn kan op deze grond niet worden verlengd. Over de onderhandelingen in 1996 met het Nederlands Instituut Y (hierna: Y) blijkt niets uit eerder overgelegde stukken. Dit is nieuw en daarover kan ik niets zeggen. Met betrekking tot het project J was in eerste instantie sprake van de aankoop van aandelen. Het restaurant kan niet als vervangend worden aangemerkt. De verhuur van bedrijfsonroerend goed, zoals het restaurant, geschiedt voor een lange termijn en is rendabeler. De problemen bij de aankoop van het restaurant houden geen bijzondere omstandigheid in met betrekking tot de vervanging van de appartement. De appartementen M bevonden zich immers binnen een straal van vijf kilometer van het kantoor van belanghebbende. Met betrekking tot de verlenging van de vierjaarstermijn is mij binnen de Belastingdienst geen beleid of vaste praktijk bekend. Alleen een voornemen tot vervanging en het ermee bezig zijn aan dat voornemen uitvoering te geven is niet voldoende voor termijnverlenging.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Vaststaat dat belanghebbende in 1994 twaalf appartementen heeft verkocht en voor de daarbij behaalde boekwinst ad. ƒ 500.955 een vervangingsreserve heeft gevormd. Ingevolge artikel 14, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) - voorzover hier van belang - behoort deze reserve uiterlijk in het vierde jaar volgende op dat waarin de reserve is ontstaan aan de winst te worden toegevoegd, tenzij de vervanging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd.
5.2. Belanghebbende heeft in 1995 en in 1998 onderhandelingen gevoerd met betrekking tot de aankoop van respectievelijk een hotel en appartementen. Voorts acht het Hof het aannemelijk dat belanghebbende, zoals namens haar ter zitting is gesteld, in 1996 onderhandelingen heeft gevoerd inzake de aankoop van een gebouw van het Y
5.3. Vaststaat voorts dat belanghebbende - naar zij heeft gesteld vanaf januari 1998, hetgeen niet, althans niet voldoende, is weersproken door de inspecteur - onderhandelingen heeft gevoerd inzake de aankoop van appartementen in het project M. Dit project was voor belanghebbende in het bijzonder aantrekkelijk, omdat de tot dat project behorende apparte-menten zich op betrekkelijk geringe afstand van het kantoor van belanghebbende bevinden. Een en ander zoals nader door E is toegelicht in het hoorgesprek met de inspecteur, van welk gesprek onder 2.13 het verslag is aangehaald. De hiervoor genoemde onderhandelingen hebben in 1998 geleid tot de aankoop van één appartement. Op de aankoopprijs van dit appartement is drietwaalfde gedeelte van de in 1994 gevormde vervangingsreserve, te weten
ƒ 125.239, afgeboekt. Naar belanghebbende heeft gesteld en de inspecteur niet dan wel niet voldoende heeft weersproken, is deze afboeking geschied na overleg met de inspecteur.
5.4. Gelet op hetgeen hieromtrent is vermeld in de onder 2.9 aangehaalde brief van E en hetgeen hieromtrent ter zitting namens belanghebbende is gesteld, acht het Hof het aannemelijk dat in 1998 tevens onderhandelingen zijn aangevangen inzake de koop van nog twee appartementen van het project M en van een tot dat project behorend restaurant. Deze onderhandelingen zijn naar het oordeel van het Hof op zichzelf te beschouwen als een begin van uitvoering van de vervanging als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet.
5..5. De onderhandelingen inzake M zijn vertraagd, omdat de verkoper, N, een serre aan het restaurant had gebouwd waarvoor de vereiste vergunning ontbrak. Een aanvraag voor een bouwvergunning is afgewezen waarop N, zoals namens belanghebbende en niet weersproken door de inspecteur is gesteld, in bezwaar is gegaan. Na afwijzing van dit bezwaar is N in beroep gegaan, welk beroep in november 1999 is afgewezen. Hierna is in 1999 tussen belanghebbende en N een overeenkomst tot stand gekomen aangaande de koop voor in totaal ƒ 1.325.000 van de twee appartementen en het restaurant.
5.6. De inspecteur heeft gesteld dat de vervanging van de hiervoor genoemde appartementen niet door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Belanghebbende stelt evenwel dat zodanige omstandigheden aanwezig waren. Belanghebbende wijst hiervoor op de gang van zaken rond de koop van de appartementen en het restaurant en meer in het algemeen op de inspanningen die zij gedurende de periode 1995 - 1998 heeft verricht om uiteindelijk tot vervangende investeringen te komen.
5.7. De inspecteur heeft gesteld dat de overschrijding van de vierjaarstermijn bij de verwerving van het tweede en derde appartement M is veroorzaakt door problemen bij de koop van het restaurant M en dat hierin geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet kan zijn gelegen, omdat het restaurant op zichzelf niet als een vervangende investering is aan te merken. Het Hof volgt de inspecteur in zoverre dat, gelet op het verschil in aard tussen een vakantiewoning en een restaurant, de daarmee verband houdende verschillen in de periode van verhuur en het door de inspecteur gestelde verschil in rendement, niet aannemelijk is te achten dat het restaurant in bedrijfseconomisch opzicht een zelfde functie in de onderneming zal vervullen als de in 1994 vervreemde appartementen. Niettemin leidt het Hof uit de gang van zaken - onderhandelingen over appartementen en restaurant in het kader van één transactie voor een gezamenlijke prijs - af dat de koop van de twee appartementen zodanig nauw verbonden was met de koop van het restaurant, dat uit dien hoofde de vertraging bij de koop van het restaurant ook tot vertraging leidde bij de koop van het tweede en derde appartement M. Dat het restaurant op zichzelf niet als een vervangende investering kan worden aangemerkt, doet hieraan niet af.
5.8. Het vorenoverwogene leidt ertoe dat bij de beoordeling van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van een bijzondere omstandigheid het ontbreken van een bouwvergunning voor de door N aan het restaurant gebouwde serre mede in aanmerking moet worden genomen. Naar het oordeel van het Hof is hier, bezien ook in samenhang en verband met de pogingen die belanghebbende overigens heeft ondernomen om tot vervangende investeringen te komen, sprake van een omstandigheid waarop belanghebbende zodanig weinig invloed kon uitoefenen, maar waarvan zij, gegeven de gezamenlijke en verbonden aankoop van het restaurant en de appartementen, wel ook afhankelijk was, dat zij in redelijkheid niet aan de in artikel 14, tweede lid, van de Wet genoemde termijn kan worden gehouden. Evenbedoelde omstandigheid is als 'bijzonder' in de zin van artikel 14, tweede lid, van de Wet aan te merken.
5.9. Het overwogene onder 5.7 houdt in dat in zoverre de onderhandelingen met N in 1999 hebben geleid tot de koop van het restaurant, van een bedrijfseconomische vervanging geen sprake is en de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid betekenis mist. Dit betekent dat de per 31 december 1998 bestaande vervangingsreserve dient vrij te vallen voorzover deze niet is toe te rekenen aan de in 1999 met N overeengekomen koop van de appartementen.
5.10. Voor het geval het Hof een bijzondere omstandigheid aanwezig acht, heeft de inspecteur nog gesteld dat dan toch slechts tweetwaalfde gedeelte van de vervangingsreserve is toe te rekenen aan de twee appartementen die in 1999 zijn gekocht. Belanghebbende heeft echter gesteld, als vermeld onder 5.3, dat aan de afboeking van drietwaalfde deel van de vervangingsreserve bij de aanschaf van één appartement overleg met de inspecteur vooraf is gegaan. Niet in geschil is dat de appartementen M geheel dan wel nagenoeg geheel aan elkaar gelijk zijn. Onder deze omstandigheden acht het Hof het redelijk, indien voor het antwoord op de vraag in hoeverre de onder 5.8 bedoelde bijzondere omstandigheid per 31 december 1998 heeft te leiden tot een behoud van de in 1994 gevormde vervangingsreserve, ervan wordt uitgegaan dat van die vervangingsreserve zestwaalfde deel is toe te rekenen aan de twee appartementen die in 1999 zijn gekocht. Dit betekent dat de vervangingsreserve per 31 december 1998 voor drietwaalfde deel, te weten ƒ 125.238 (= 3/12 x 500.955), aan de winst van belanghebbende moet worden toegevoegd.
5.11. Het vorenstaande leidt ertoe dat van de door belanghebbende in 1994 gevormde vervangingsreserve in 1998 drietwaalfde deel, te weten ƒ 125.238 (= 3/12 * 500.955) dient vrij te vallen. Het vastgestelde belastbaar bedrag dient derhalve als volgt te worden verlaagd:
Aangegeven belastbaar bedrag: -/- ƒ 29.128
Bij: ƒ 125.238
Vast te stellen belastbaar bedrag: ƒ 96.110
6. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt het bedrag als volgt vastgesteld: 2,5 (proceshandelingen: beroepschrift, conclusie van repliek en verschijnen ter zitting) x Euro 322 (waarde per punt) x 2 (gewicht van de zaak) = Euro 1.610.
Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak van de inspecteur,
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 96.110,
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van
€ 1.610 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen, en
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad ƒ 450 (€ 204,20) aan belanghebbende te
vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 11 juni 2002 door mrs. Dutmer, voorzitter, Van der Ouderaa en Kostense, leden, in tegenwoordigheid van mr. Kreijns-Mostermans als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij
de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.