ECLI:NL:GHAMS:2002:AE5570

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23/004071-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank Amsterdam inzake afpersing en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank Amsterdam van 14 november 2001. De verdachte, geboren op 20 augustus 1979 in Ibakthyene (Marokko) en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder afpersing en diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De zaak betreft een reeks gewelddadige overvallen waarbij de verdachte en zijn mededaders gebruik maakten van een voorwerp dat leek op een vuurwapen en bivakmutsen droegen. De overvallen hebben niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook psychologische impact gehad op de slachtoffers. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten. De verdachte is vrijgesproken van de onder 1 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten. De opgelegde straf is gegrond op de artikelen 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23/004071-01
datum uitspraak 16 mei 2002
tegenspraak
Gerechtshof te Amsterdam
Verkort arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de meervoudige strafkamer van de arrondissements-
rechtbank te Amsterdam van 14 november 2001
in de strafzaak onder parketnummer 13/124053-01
tegen
[verdachte]
geboren op 20 augustus 1979 te Ibakthyene (Marokko)
wonende op het adres [adres],
thans gedetineerd in P.I. Toorenburgh, unit Zuyder Bos, te Heerhugowaard
Beperkt appel
Het hoger beroep van de officier van justitie en de verdachte is blijkens mededelingen hieromtrent ter terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 4 en 6 ten laste gelegde. Deze feiten zijn in hoger beroep derhalve niet aan de orde.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 31 oktober 2001 en in hoger beroep van 6 mei 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals op de terechtzitting in eerste aanleg op 31 oktober 2001 op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover in hoger beroep aan de orde - vernietigen omdat het zich daarmee niet geheel verenigt.
De bewijslevering
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 5 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 subsidiair is ten laste gelegd, in dier voege dat hij:
1. Op 26 januari 2001 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld A. [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een contant geldbedrag van ongeveer fl. 1.500,--, toebehorende aan de Fina, welke bedreiging met geweld bestond uit het dragen van een zogenaamde bivakmuts en het richten met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 1] en het in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] naar achteren halen van de slede van dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp en het toevoegen van de volgende woorden: "Dit is een overval" en "De geldkist" en "Nee, de hele geldkist".
2. Op 9 januari 2001 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen contant geld en tramkaarten en telefoonkaarten en opwaardeerkaarten en compactdiscs en pakjes sigaretten toebehorende aan M.L. [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en C. [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het dragen van een zogenaamde bivakmuts en het richten met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 2] en voornoemde [slachtoffer 3] en het toevoegen van de volgende woorden: "Dit is een overval" en "Geld en vlug, de kassa moet open, geld" en: "Ik wil meer geld, want je denkt toch niet dat ik hier tien jaar voor ga zitten" en "Telefoonkaarten, tramkaarten, waar liggen die".
3. Op 13 november 2000 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telefoonkaarten toebehorende aan M. [benadeelde partij 1], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen P. [slachtoffer 4] en A.B.V. [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het dragen van een zogenaamde bivakmuts en het dragen van transparante plastic handschoenen en het tonen en voorhouden van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 4] en voornoemde [slachtoffer 5] en het toevoegen van de volgende woorden aan voornoemde [slachtoffer 4] en voornoemde [slachtoffer 5]: "Maak de kluis open" en "Waar is het geld" en "Waar is de sleutel van de kluis" en "Ik wil dat fucking geld hebben", althans soortgelijke woorden van bedreigende aard of strekking.
5. Op 9 december 2000 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld Y. [slachtoffer 6] en S. [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade met een geldbedrag van ongeveer fl. 2.224,35, toebehorende aan Dirk van den Broek, welke bedreiging met geweld bestond uit het dragen van een zogenaamde bivakmuts en het toevoegen van de volgende woorden: "Geld, nu. Snel" en "Schiet op bitch! Snel. Snel" en "Niet bellen" en het richten met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 6], medewerkster bij voornoemde Dirk van den Broek en het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 7] en het zwaaien met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 5 subsidiair bewezenverklaarde:
afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde:
diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar zal worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, in korte tijd schuldig gemaakt aan een aantal gewelddadige overvallen. De verdachte en zijn mededaders hebben daarbij telkens gebruik gemaakt van een voorwerp dat weliswaar geen 'echt' vuurwapen was, maar er wel als een vuurwapen uitzag en ook als zodanig werd ervaren door degenen die ermee werden bedreigd. De verdachte en zijn mededaders hadden tijdens de overvallen bovendien bivakmutsen op. Deze overvallen hebben niet alleen materiële schade toegebracht, maar waren ook zeer schokkend voor degenen die de dreiging met geweld hebben ondergaan. Ook brengen dergelijke overvallen grote onrust teweeg in de samenleving.
Derhalve komt alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 maart 2002 is de verdachte reeds eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten veroordeeld.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de artikelen 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover in hoger beroep aan de orde - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd
van 5 JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
- 1 boek, kleur zwart, agenda 2000
VI - 1 vel losse notities daarin
- 1 pet kleur rood, baseball
IV - 2 blauw front met opsch. Badboys
- 2 handschoenen, HEMA leder
VI - 3 maat M
- 1 handschoen, kleur grijs, wol
IV - 4
- 1 stuk kleding, kleur bruin, broek
IV - 5 merk Caroche INT.NFG
- 1 stuk kleding, kleur bruin, sweater
IV - 6 basic Blue met capuchon
- 1 stuk kleding, kleur blauw, jas
IV - 7 merk Nickelson
- 1 stuk kleding, kleur zwart, sweater
IV - 8 Fruit of the loom met capuchon
- 1 stuk kleding, kleur groen, sweater
VII - 1 Timberland met capuchon
- 1 stuk kleding, kleur blauw, jas
VII - 2 Nickelson Essentials.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Van Haeringen, Splinter-van Kan en Van Asperen, in tegenwoordigheid van mr. Groenendaal als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 mei 2002.