ECLI:NL:GHAMS:2002:AE5182

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/4080
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering onroerende zaak en bewijsvoering door de gemeente

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2002, gaat het om een geschil tussen belanghebbende, de eigenaar van een onroerende zaak aan de a-straat 1 te Schagen, en de gemeente Schagen, vertegenwoordigd door het Hoofd afdeling Financiën en Onderwijs. De gemeente had de waarde van de woning vastgesteld op ƒ 371.000 per waardepeildatum 1 januari 1999, maar belanghebbende betwistte deze waardering en stelde dat de waarde op dat moment ƒ 300.000 bedroeg. De zaak werd behandeld tijdens een zitting op 28 mei 2002, waar belanghebbende zijn standpunt toelichtte.

Het Hof oordeelde dat de gemeente niet voldoende bewijs had geleverd om de vastgestelde waarde te onderbouwen. De gemeente had geen taxatierapport overgelegd en onvoldoende inzicht gegeven in de kenmerken van de vergelijkingsobjecten die zij had aangedragen. Hierdoor kon het Hof niet vaststellen of deze objecten vergelijkbaar waren met de woning van belanghebbende. Het Hof concludeerde dat de gemeente niet aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning hoger was dan door belanghebbende gesteld.

De uitspraak van het Hof was dat het beroep van belanghebbende gegrond werd verklaard, de bestreden uitspraak werd vernietigd, en de waarde van de woning werd vastgesteld op ƒ 300.000 (€ 136.134). Tevens werd de gemeente Schagen gelast om het griffierecht van ƒ 60 (€ 27,23) aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. Beukers-Van Dooren, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. Van de Merwe als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Dertiende Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd afdeling Financiën en Onderwijs van de gemeente Schagen, verweerder, gedagtekend 12 oktober 2001, betreffende een beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Schagen is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 mei 2002.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de bij de beschikking vastgestelde waarde tot ƒ 300.000 (€ 136.134) ; en
- gelast de gemeente Schagen het gestorte griffierecht ad ƒ 60 (€ 27,23) aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak a-straat 1, postcode …, te Schagen. Bij een op naam van belanghebbende gestelde beschikking van 17 maart 2001 heeft verweerder de waarde van die zaak naar de waardepeildatum 1 januari 1999 vastgesteld op ƒ 371.000. Na bezwaar heeft verweerder bij de bestreden uitspraak de beschikking gehandhaafd.
2.1. De onder 1 vermelde onroerende zaak (hierna: de woning) bestaat uit een perceel grond met een oppervlakte van 220 m² en daarop een vrijstaande woning, gebouwd in 1936, met een inhoud van ongeveer 304 m³. Bij het huis behoort een aangebouwde garage. De woning is gelegen in een wijk met soortgelijke woningen.
2.2. Verweerder heeft geen taxatierapport van een deskundige of andere bewijsmiddelen van vergelijkbaar gewicht overgelegd. Wel heeft verweerder verwezen naar de woningen b-straat 1, a-straat 2, c-straat 1, a-straat 3 en d-straat 1, welke objecten enige tijd vóór of na de waardepeildatum zijn verkocht.
3. Verweerder stelt de waarde welke met inachtneming van artikel 17, tweede lid, en artikel 18 van de Wet waardering onroerende zaken op 1 januari 1999 aan de woning moet worden toegekend op ƒ 371.000. Belanghebbende stelt dat die waarde op 2 februari 2000 ƒ 370.000 bedraagt en dat de prijsstijging in 1999 19% en in 2000 20,3% was. Het Hof begrijpt dat belanghebbende stelt dat de waarde van de woning naar waardepeildatum 1 januari 1999 ƒ 300.000 bedraagt.
4. Het Hof stelt voorop dat op verweerder de last rust om aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. Hij heeft daartoe geen taxatierapport overgelegd. Voorts heeft verweerder geen, althans onvoldoende inzicht verschaft in de kenmerken van de verkochte objecten waarnaar hij verwijst, zodat het Hof zich geen oordeel kan vormen over de vergelijkbaarheid van deze objecten met de woning. Dat brengt het Hof tot het oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning naar waardepeildatum 1 januari 1999 hoger was dan ƒ 300.000. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.
Proceskosten
Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende proceskosten heeft gemaakt als vermeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 11 juni 2002 door mr. Beukers-Van Dooren, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.