ECLI:NL:GHAMS:2002:AE2619

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/346
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2002 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende, X, tegen een navorderingsaanslag opgelegd door de inspecteur, P. Het beroep is ingediend op 23 januari 2001, en betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen van belanghebbende was vastgesteld op ƒ 43.645, na eerder een aanslag van ƒ 37.746 te hebben opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslag, die door de inspecteur is gehandhaafd.

Tijdens de zitting op 3 oktober 2001 heeft de gemachtigde van belanghebbende laten weten niet aanwezig te zijn. Het Hof heeft op 17 oktober 2001 mondeling uitspraak gedaan, die op 24 oktober 2001 aan partijen is verzonden. Belanghebbende heeft verzocht om een schriftelijke uitspraak, die op 22 april 2002 is vastgesteld. De kern van het geschil betreft de vraag of de navorderingsaanslag tot een te laag bedrag was vastgesteld als gevolg van een schrijf- of tikfout, en of belanghebbende dit redelijkerwijs had moeten begrijpen.

Het Hof oordeelt dat de fout een gevolg is van een onjuiste vaststelling van de feiten en dat dit een ambtelijk verzuim betreft, dat geen schrijf- of tikfout is. De keuze van de Belastingdienst om gegevens door niet fiscaal geschoolde uitzendkrachten te laten invoeren, komt voor haar rekening. Het Hof verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en de navorderingsaanslag, en gelast de Staat het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vijftiende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
ter vervanging van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 23 januari 2001, ingediend door haar echtgenoot … als gemachtigde en aangevuld bij brieven van 22 februari 2001 en 26 maart 2001.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 27 december 2000, betreffende een aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslag in de inkomsten-belasting/pre-mie volksverzekeringen voor het jaar 1998.
Aan belanghebbende is met dagtekening 30 juni 1998 een aanslag opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 37.746. Met dagtekening 14 juli 2000 is aan haar een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 43.645. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en van de navorderingsaanslag.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Het beroep is behandeld ter zitting van 3 oktober 2001. Vorengenoemde gemachtigde heeft bij faxbericht van 21 september 2001 laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier proces-verbaal opgemaakt
Op 17 oktober 2001 heeft het Hof mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal op 24 oktober 2001 aangetekend aan partijen is verzonden. Bij brief van 7 november 2001, ter griffie ingekomen op 12 november 2001, heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het verschuldigde griffierecht van € 36 is tijdig betaald.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
1. Belanghebbende, geboren in 1951 en gehuwd, heeft over het jaar 1997 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekering gedaan van een belastbaar inkomen f 43.645. Aangezien het aangiftebiljet bij vraag 1a slechts ruimte biedt voor drie (loon-) inkomstenbestanddelen, en zij er vijf had, heeft zij er twee bovenaan de bladzijde vermeld (A: 4 842; B: 1 057), en daarheen verwezen door middel van een * naast het onderste van de drie bedragen die wel in de daartoe bestemde ruimte konden worden opgenomen. In de optelsom zijn deze vijf bestanddelen (met juistheid) verwerkt. Belanghebbende heeft niet verzocht haar aangifte met voorrang te behandelen.
2. Ter inspectie worden de aangegeven inkomensbestanddelen door een uitzendkracht overgenomen van het aangiftebiljet en ingetypt in een computer. Daarbij is verzuimd de bovengenoemde looninkomsten van A en B in te typen. De aangegeven optelsom van het totale loon, noch het aangegeven belastbaar inkomen is ingetypt. Vervolgens zijn de ingetypte gegevens langs geautomatiseerde weg vergeleken met de door de inhoudingsplichtigen verstrekte gegevens van belanghebbende. Omdat de door A en door B aangeleverde gegevens toen nog niet waren opgenomen in het desbetreffende computerbestand, is niet geconstateerd dat deze gegevens ten onrechte niet waren ingetoetst. De inspecteur heeft het belastbare inkomen van belanghebbende in overeenstemming met de ingetoetste gegevens, maar in afwijking van de aangifte, vastgesteld op f 37.746.
3. Nadat de gegevens uit de loonadministratie van A en B alsnog bij de inspecteur waren binnengekomen, heeft deze een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen werd vastgesteld op f 43.645, derhalve overeenkomstig de aangifte.
3. Geschil
In geschil is of de aanslag tot een te laag bedrag was vastgesteld als gevolg van een schrijf- of tikfout of een daarmee gelijk te stellen vergissing en, zo ja, of belanghebbende dat redelijkerwijs had moeten begrijpen.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
5. Beoordeling van het geschil
Het Hof is van oordeel dat de gemaakte fout een gevolg is van een onjuiste vaststelling van de feiten. Daarmee is het een aan navordering in de weg staand ambtelijk verzuim, dat geen schrijf- of tikfout of daarmee gelijk te stellen vergissing is. Dat de fout een gevolg is van het feit dat de gegevens uit het aangiftebiljet worden ingetoetst door niet fiscaal geschoolde uitzendkrachten, dat daarbij geen acht wordt geslagen op tussentellingen en het aangegeven belastbaar inkomen en dat nadien slechts een beperkte controle plaatsvindt, is een gevolg van de keuze van de Belastingdienst voor deze werkwijze, en komt voor haar rekening.
6. Proceskosten
Ter zitting is gesteld noch gebleken dat de proceskosten zijn gemaakt zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Weliswaar heeft de gemachtigde in zijn faxbericht van 21 september 2001 verzocht de inspecteur te veroordelen in de nader door hem te bepalen kosten van het geding, maar het Hof gaat aan dit verzoek voorbij nu de gemachtigde niet aangeeft op welke kosten hij doelt en zonder nadere toelichting - die ontbreekt en die ook ter zitting niet kon worden gegeven, nu noch belanghebbende noch haar gemachtigde gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid ter zitting te verschijnen - niet duidelijk is welke voor vergoeding in aanmerking komende kosten belanghebbende heeft gemaakt.
7. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vernietigt de navorderingsaanslag; en
- gelast de Staat het betaalde griffierecht van f 60 (€ 27,23) aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is ter vervanging van de mondelinge uitspraak vastgesteld op 22 april 2002 door mr. Steenbergen, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.